Logo
Print deze pagina

HOOFDSTUK 21 - CONSOLIDATIE NA DE OORLOG

Deel dit artikel:

§ 1. Kerkelijk réveil. Herontdekking van wezen en opdracht van de kerk

In de oorlogstijd vindt een kerkelijk re veil plaats, de kerk herontdekt haar wezen en opdracht. Het christocentrische karakter van de belijdenis komt weer in beeld, evenals Israe l; tegenstellingen worden overwonnen, er is oecumenisch, maatschappelijk en politiek besef. (Anders dan in 1816). Er wordt door de synode een nieuw begin gemaakt. In 1816 heeft de kerk geen krachtig geluid laten horen en in de 19e eeuw blijft het re veil een particuliere aangelegenheid. Nu doet zich een nieuwe situatie voor. (Een nieuw begin: Gemeenteopbouw). In augustus 1939 was het besef ontstaan dat kerkelijke reorganisatie meer van onderaf en in etappes moest plaatsvinden. (Een constituante). Tijdens de bezetting wordt ook duidelijk dat de geestelijke verantwoordelijkheid ook om reorganisatie van het kerkelijke bestuur vraagt. Een Werkorde wordt ontworpen en aangenomen. Dit impliceert de instelling van een Generale Synode, een ambtelijke vergadering met een geestelijk karakter.

§ 2. De generale synode

(Eerste zitting der generale synode op 31 oktober 1945). De generale synode volgens de Werkorde komt bijeen op 31 oktober 1945. (Stuttgarter schuldbelijdenis). Dr. W.A. Visser ’t Hooft vertelt ter synode van de weerklank van het getuigenis van de Nederlandsche Hervormde Kerk. De schuldbelijdenis van de Raad der Evangelische Kerk in Duitsland maakt samenwerking en hulp mogelijk. In haar hierna volgende zittingen heeft de synode tal van maatregelen genomen voor het functioneren van de kerk en haar getuigenis in de wereld.

§ 3. Nieuwe kerkorde

Op 11 december 1945 benoemt de generale synode een nieuwe, uitgebreide commissie voor de kerkorde. Na twee arbeidsintensieve jaren presenteert de commissie in 1947 een ontwerp, bevattende een kerkorde van 27 artikelen en 20 bijbehorende ordinantie n. December 1950 wordt het geheel aangenomen.

Richtlijnen voor de werkwijze waren: (1)Het vervangen van de bestuursorganisatie door een ambtelijk presbyteriale kerkorde; (2)Aandacht voor het oecumenisch-apostolaire karakter der kerk op het hele levensterrein; (3)Erkenning van normatieve kracht Schrift en belijdenis; (4)Ambtelijke inschakeling van diaconaat en kerkvoogdij. Kenmerkend voor de nieuwe kerkorde is daarom de nadruk op het ambtelijke karakter van de kerkleiding, aandacht voor oecumene en apostolaat, etc.

§ 4. Een hernieuwd belijden

(Subcommissie voor het leerboek). De subcommissie voor het leerboek krijgt van de synode opdracht een nieuw belijden ‘tegen de afgoden en verzoekingen dezer eeuw, rondom en binnen in ons’ op te stellen. Dit resulteert in Fundamenten en Perspectieven van Belijden, 1949. Deze ‘Proeve van hernieuwd reformatorisch belijden’ bevat 19 artikelen met een toelichting van Berkhof. Bepalend is de belijdenis en de proclamatie van het Koninkrijk Gods. De christelijke toekomstverwachting komt beter in beeld. Israe l krijgt ruim aandacht, naast de belijdenis van Christus. In een afsluitende lofprijzing wordt de Driee enheid beleden. Van de overheid wordt gezegd dat zij niet neutraal mag zijn. Een officie le aanvaarding als een nieuw belijdenisgeschrift heeft niet plaatsgevonden, het blijft bij een Proeve. De Vrijzinnige Hervormden en de Gereformeerde Bond hebben onoverkomelijke bezwaren. Algemeen mist men een leer over de Heilige Schrift.

§ 5. Een sprekende kerk

De hervormde kerk is in de oorlogstijd veranderd in een sprekende kerk. De kerkorde bevestigde haar opdracht tot getuigen en de ordinantie n leveren gereedschap. In kanselboodschappen, handreikingen e.d. spreekt de kerk zich uit over de kinderdoop, de leer aangaande de Heilige Schrift, de uitverkiezing, het gesprek tussen de verschillende richtigen, de leertucht, het communisme, de verhouding van ons land tot Indonesie , het vraagstuk Oorlog en Vrede. Ook wat betreft huwelijksvragen, abortus, seksualiteit en de nieuwe moraal en euthanasie gaf de kerk haar mening. De synodale (d.i. kerkelijke) uitspraken worden door speciale commissies, dikwijls door organen van bijstand voorbereid. Van grote betekenis is daarnaast de - niet ambtelijke - kerkelijke pers (Hervormd Nederland, Woord en Dienst), deze biedt geen officiele kerklijke uitspraken, maar wel een beeld van wat in de kerk leeft.

§ 6.Andere binnenkerkelijke vernieuwingen

In 1970 wordt het Liedboek voor de Kerken waar de nieuwe psalmberijming(1967) in opgenomen is, aanvaard. De Raad voor Kerk en Eredienst biedt een Dienstboek in Ontwerp aan. In 1953 wordt de bijbelvertaling van 1951 officieel naast de Statenvertaling erkend. In 1950 ontstaat het seminarium van de hervormde kerk, dat de predikantsopleiding bedoelde te voltooien. Bij de voorbereiding van de kerkorde komt in 1950 voor het eerst de kwestie van openstelling van de ambten voor de vrouw aan de orde. De bedieningen van hulpprediker en vicaris worden opengesteld. Na acht jaar besluit de synode ook het ouderlingen- en diakenambt open te stellen en in 1966 wordt het predikantenambt volledig opengesteld.

§ 7. Vernieuwingen in de samenleving

De verzuiling van het volksleven verhindert de hervormde kerk haar maatschappelijke en politieke verantwoordelijkheid waar te nemen. Een nieuw politiek experiment vindt plaats: de stichting van de Partij van de Arbeid in 1946 als tegenzet tegen de verzuiling en de antithesepolitiek. De synode verklaart wel duidelijk dat de gehoorzaamheid aan Christus geen bepaalde politieke houding impliceert, de kerk heeft een roeping voor het geheel.

§ 8. Personen

Naast onderstaande zijn te noemen: Banning, Dippel, Lekkerkerker, Dokter en Touw. (J.M. de Jong). 1911-1968, studeert in Leiden theologie. Als conrector en rector van het seminarium staat hij in het ontmoetingsveld tussen het evangelie en de steeds verder van kerk en christendom vervreemd rakende moderne wereld. (A.A. van Ruler). 1908-1970, studeert theologie te Groningen, kerkelijk hoogleraar te Utrecht, diss. De Vervulling van de Wet. Een zeer zelfstandig theologisch denker, in zijn gehele persoon e e n met de waarheid die hij gevonden had; zelfbewust e n bescheiden: zijn inzichten zijn niet zijn waarheden, maar Gods waarheid waarvan hij getuigt. Hij heeft veel invloed op de nieuwe kerkorde, met name de theocratische gedeelten. Staat in traditie van Groen van Prinsterer, Hoedemaker en Haitjema. Publiceert over religie en politiek. Is van de meerwaarde van het OT boven het NT overtuigd. In het OT gaat het veel positiever om de Schepping en het Rijk, heiliging en humaniteit, ethos en cultuur, maatschappij en huwelijk, geschiedenis en staat. Vanwege het Rijk is Christus gekomen; daarom moet Hij vanuit de oudtestamentische Rijksgedachte benaderd worden. Een nieuwtestamentische christonomie, die met het aardse karakter van het Oude Testament geen raad weet, is te verwerpen. Centraal staat de notie van de vervulling der Wet. De Wet (Thora) moet in de christelijk cultuur gelden. Zij is de uitdrukking van het wezen Gods, de wil en het wezen Gods zijn goed over ons. Terwille van Gods Wet zijn de messias en het pneuma gegeven; het evangelie is er ter wille van de Wet. Het gaat erom dat de levende God zijn rijk in de existentie tot uitdrukking wil brengen, als een eschatologisch geheim. Deze Wet is vervuld in de messias, en zij wordt nader vervuld door de Geest. Kerstening is een messiaans gebeuren door de Geest. Over Gods heilswerk moet ook pneumatologisch gesproken worden. Bij Van Ruler valt grote nadruk op de belijdenis van de Heilige Geest. De Geest heeft meer relatie met de schepping dan met Christus. (G.C. van Niftrik). 1902-1972, studeert theologie te Utrecht en leert daar met diep respect de ethische theologie kennen; komt onder invloed van Karl

Barth. Diss. Sola Fide. De rechtvaardigingsleer in de nieuwere theologie. Schrijft Kleine Dogmatiek en Zie, de mens!

Copyright © 2019. All rights reserved.