Logo
Print deze pagina

Historische avant-gardebewegingen (1910-1930)

Deel dit artikel:

A. Cultuurhistorische context en periodisering

Cultuurhistorische context

  • Religieus en moreel besef versplintert o.i.v. nieuwe filosofische en cultuurtheoretische inzichten.
    • Vb: les maîtres de soupçon: mens is niet altijd meester over zijn handelen en denken => existentiële crisis: mens is vreemdeling in deze wereld
    • Conservatief cultuurpessimisme
  • Alternatief: nieuwe visie op de mens
    • God is dood => ongeremde, vrije individu, leven zonder goddelijk plan (Nietzsche)
    • Bevrijding door relativisme en laïcisering: toenemend belang technologische en wetenschappelijk denken, bepaalt meer intellectuele leven.
    • Cultus van moderniteit als bron van nieuwe mogelijkheden.

Terminologie

  • Avant-garde als stilistische categorie (niet hier, schrijven wat nog niet geschreven is, eerder een voorhoede)
  • Historische avant-gardebewegingen (plaats in de literatuurgeschiedenis)

Periodisering

  • 1905-1920: achtereenvolgens futurisme, kubisme, expressionisme, imagisme en dadaïsme (tijdens WO I): door WO I worden de kritieken bevestigd => radicalisering avant-garde
  • Kort na Russische Revolutie en WO I: ontstaan en dominantie constructivisme (Rus.) en surrealisme (na WO I)
  • 1930-1960: reactie van traditionele stromingen + modernisme
    • neorealisme, laatsymbolisme, neoromantiek
    • socialistisch realisme in Rusland
    • fascisme (verbod op avant-garde kunst)
    • neorealistische, existentialistische literatuurstromingen na WO II
    • enkel surrealisme wist zich te handhaven

  • Na 1960: ontstaan neo-avant-gardebewegingen + postmodernisme
    • Neodadaïsme
    • Neosurrealistische stromingen (vb. magisch realisme)
    • Neo-expressionisme (N. Wilden, B. Poets)
    • Pop-art
    • Structuralistische type van avant-gardeliteratuur (nouveau roman)

B. Kenmerken

Ontstaan in grote steden (Parijs, Berlijn) → tijdschriften (Die Attion), cafés, cabarets

Kunstsociologische kenmerken

  • Artistieke subculturen
  • Oproep om een voorhoede tegen bestaande orde
    • Afkeer tegen establishment, maatschappelijke elite (ook taboedoorbreking)
    • Tegen artistieke elite (tegen hoge scholing: afrekening met vormschoonheid)
    • Politieke en artistieke actie om radicaal met tradities te breken → actief ingrijpen (Revolution, die freie Strasse)

Artistieke kenmerken

Radicale vernieuwingsdrang: consequent anti-traditionalisme

  • Verwerping van de conventionele communicatie
    • Rationeel vs. affectief (in lijn van preromantiek: radicalen)
      • Futurisme: parole in liberta; vb. Marinetti: wil schokken toedienen, bevrijden van context (vb. collage)
      • Expressionisme: Reihungsstil (1 beeld in elke rij); vb. Van Hoddis: bevrijding waarden (vb. telegramstijl)
      • Surrealisme: écriture automatique; vb. Breton: schrijven zonder denken
    • Zuivere, kinderlijke (V. Ostayen, Berceuse)
  • Nadruk op originaliteit van de communicatie
  • Kunst als spel
    • Schoonheidsideaal van de Renaissance wordt afgewezen: anti-kunst
    • Nieuwe expressievormen stimuleren creativiteit: nieuwe constructie van de alledaagse wereld => verplicht publiek tot participatie
  • Doel: vermengen kunst en leven (democratiseren esthetische: geen opleiding meer nodig)
    • Zoveel mogelijk aspecten van het leven in het kunstwerk opnemen
    • Artistieke activiteit aansluiten op alledaagse leefwereld

C. Futurisme verklaring

Thematische kenmerken

  • Cultus van energie en dynamiek
  • Verheerlijking van de daad (creativiteit in het alledaagse)
  • Wereld van morgen opbouwen (niet-traditioneel, moord op de 'maneschijn')

Formele kenmerken

Dynamisch en vrij taalgebruik

  • Parole in liberta
  • Russische futurisme ontwikkelt Zaumtaal: met nieuwe woorden nieuwe wereld scheppen.

F. Marinetti: Zang Tumb Tuumb

V. Majakovski: Wolk in broek

D. Expressionisme verklaring

Duitse variant van avant-gardebewegingen

Sterk antiburgerlijke literatuurstroming, zowel sociaal-politieke als existentiële problematiek, formele vernieuwingen die 20e-eeuwse literatuur zouden blijven beïnvloeden.

Ontstaan

Berlijn, ca. 1910, verspreiding via kunst- en literatuurtijdschriften (Der Sturm, Die Aktion)
K. Pinthus: Menschheidsdämmerung (1920)

Formele kenmerken

Traditionele vormen overboord gegooid, revolutie van taal en nieuwe communicatie

  • Vrije vers, onderschikking van metrum aan ritme
  • Reihungsstil (simultaneïteitstechniek): verschillende beelden spelen zich tegelijk af → verwarring van de werkelijkheid (vb. Van Hoddis: Weltende, 1911)
  • Proza: montagetechniek (variant reihungsstil)

Thematische kenmerken

  • Existentiële motieven (zowel dysforisch als euforisch): beschrijven dysforie, maar genieten ervan (vb. schrijven over en genieten van ondergang van de wereld van de burgerij)
    • Thematiseren existentiële crisis: wanhoop, angst, vereenzaming (G. Trakl: mens is overgeleverd aan een bestaan sterker dan zichzelf)
    • Geloof in redding
      • Via Umwertung aller Werte van Nietzsche (herwaardering waarden → reorganisatie cultuur): E. Stadler, Der Aufbruch, E. Blass (grootstadmotief)
      • Via nieuw soort spiritualisme (nieuwe wereld met concrete waarden als creativiteit): E. Lasker-Schüler
  • Sociale motieven: wereldondergang en regeneratie
    • Ondergang burgerlijke maatschappij gethematiseerd: Menschheidsdämmerung (met hoop op nieuwe wereld)
      • Evocatie chaotische impressies en apocalyptische motieven (ook ochtendschemering bij Nietzsche): gebruik van grootstadmotief (wereld in chaos gedompeld): G. Heym, Umbra Vitae (1912)
      • Metaforen over ziekte, dood, verval: G. Benn, Morgue (1912)
    • Herstel: apocalyptische motieven gepaard met positieve noot: overtuiging dat nieuwe mens zich aankondigt: P. Van Ostayen, Bezette Stad (1921), B. Cendrars

E. Dadaïsme verklaring

Meest radicale en meest internationale van de historische avant-gardebewegingen, sterk nihilistisch, anarchistisch (zie benaming)

Ontstaan

  • Gegroeid uit expressionisme (H. Ball, voor de beweging)
  • Eerste groep: immigranten die zich tijdens WO I terugtrokken in Zwitserland, komen vanaf 1916 samen in Zürich (Cabaret Voltaire, gesticht door H. en E. Ball)
  • Centrale figuur: T. Tzara (Roemeen): grote gangmaker, auteur van menig Dadaïstisch Manifest
  • Na oorlog verspreiden over Europese hoofdsteden: Berlijn (Hülsenbeck), Nederland (T. Van Doesburg, Wat is Dada), Hannover (K. Schwitters), Parijs (Tzara, Breton, Aragon)
  • Jaren 50 en 60: neo-dadaïstische bewegingen (fluxus in muziek, concretisme van P. Devree)

Kenmerken

Radicale vorm: mentaliteit propageren, i.p.v. kunst produceren

  • Volledige vrijheid en spontaniteit, vele activiteiten (klankgedichten, ruisconcerten, fotomontages, …) → geven lucht aan ontevredenheid met burgerlijke cultuur en hypocriete beschaving
  • Anti-kunst-mentaliteit
    • Enkel primitieve naïviteit is waardevol, rest is pretentie (aandacht voor het kind)
    • Wijzen alle wetten van taal en verstaanbaarheid af

F. Surrealisme verklaring

Ontstaan

  • Gegroeid uit Dadaïsme (moe van het geoverexperimenteer)
  • Uitgangspunten bij Duitse romantici en Franse literatuurgeschiedenis:
    • A. Rimbaud: dichter van irreële en fantastische (zoekt naar niet-rationele ervaringsbronnen)
    • S. Mallarmé
    • Lautréamont, Les chants de Maldoror: verheerlijking kwade
    • A. Jarry, Ubu roi (1896): wilde fantasie, karikaturale voorstellingen, zwarte humor
    • G. Apollinaire: experimentele richting met zijn typografische gedichten
    • Surrealisme geboren bij schrijven van Les Champs Magnetiques (1920), de eerste écriture automatique-tekst van A. Breton en P. Soupault
    • Programma surrealisme verwoord in Premier manifeste du surrealisme van Breton

Kenmerken

Ambitie: totale revolutie op persoonlijk en maatschappelijk vlak, kunst en leven moeten worden verenigd

  • Basis kunst = ervaringen waarin alledaagse waarnemingen samengaan met bovenwerkelijke (surreële) waarnemingen
    • Model van die ervaring is de droom
    • Begin van alle creativiteit is het wonderbaarlijke
    • Contact met wonderbaarlijke → le point suprême, mystieke toestand waarin individu een 'Nieuwe mens' wordt
  • Literatuur moet deze wonderbaarlijke ervaring stimuleren en lezer stimuleren aan zelfonderzoek te doen. Men kan uit het alledaagse stappen en contact krijgen met het wonderbaarlijke
    • Techniek van écriture automatique
    • Motieven: groteske en fantastische droombeelden, toestanden van zinsverbijstering en abnormale psychische leven. (Breton: Nadja, 1928)
    • Combinatie verschillende media en disciplines (visueel materiaal en literatuur/journalistiek en lyriek) → suggestie dat realiteit en droom samen voorkomen
      Aragon, Le Paysan de Paris (1926)
    • Bevrijding van erotische krachten via literatuur (P. Eluard)
    • Zwarte humor: wapen tegen rationaliteit en maatschappelijke dwang
Copyright © 2019. All rights reserved.