Historische avant-gardebewegingen (1910-1930)
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 2041 keer
A. Cultuurhistorische context en periodisering
Cultuurhistorische context
- Religieus en moreel besef versplintert o.i.v. nieuwe filosofische en cultuurtheoretische inzichten.
- Vb: les maîtres de soupçon: mens is niet altijd meester over zijn handelen en denken => existentiële crisis: mens is vreemdeling in deze wereld
- Conservatief cultuurpessimisme
- Alternatief: nieuwe visie op de mens
- God is dood => ongeremde, vrije individu, leven zonder goddelijk plan (Nietzsche)
- Bevrijding door relativisme en laïcisering: toenemend belang technologische en wetenschappelijk denken, bepaalt meer intellectuele leven.
- Cultus van moderniteit als bron van nieuwe mogelijkheden.
Terminologie
- Avant-garde als stilistische categorie (niet hier, schrijven wat nog niet geschreven is, eerder een voorhoede)
- Historische avant-gardebewegingen (plaats in de literatuurgeschiedenis)
Periodisering
- 1905-1920: achtereenvolgens futurisme, kubisme, expressionisme, imagisme en dadaïsme (tijdens WO I): door WO I worden de kritieken bevestigd => radicalisering avant-garde
- Kort na Russische Revolutie en WO I: ontstaan en dominantie constructivisme (Rus.) en surrealisme (na WO I)
- 1930-1960: reactie van traditionele stromingen + modernisme
- neorealisme, laatsymbolisme, neoromantiek
- socialistisch realisme in Rusland
- fascisme (verbod op avant-garde kunst)
- neorealistische, existentialistische literatuurstromingen na WO II
- enkel surrealisme wist zich te handhaven
- Na 1960: ontstaan neo-avant-gardebewegingen + postmodernisme
- Neodadaïsme
- Neosurrealistische stromingen (vb. magisch realisme)
- Neo-expressionisme (N. Wilden, B. Poets)
- Pop-art
- Structuralistische type van avant-gardeliteratuur (nouveau roman)
B. Kenmerken
Ontstaan in grote steden (Parijs, Berlijn) → tijdschriften (Die Attion), cafés, cabarets
Kunstsociologische kenmerken
- Artistieke subculturen
- Oproep om een voorhoede tegen bestaande orde
- Afkeer tegen establishment, maatschappelijke elite (ook taboedoorbreking)
- Tegen artistieke elite (tegen hoge scholing: afrekening met vormschoonheid)
- Politieke en artistieke actie om radicaal met tradities te breken → actief ingrijpen (Revolution, die freie Strasse)
Artistieke kenmerken
Radicale vernieuwingsdrang: consequent anti-traditionalisme
- Verwerping van de conventionele communicatie
- Rationeel vs. affectief (in lijn van preromantiek: radicalen)
- Futurisme: parole in liberta; vb. Marinetti: wil schokken toedienen, bevrijden van context (vb. collage)
- Expressionisme: Reihungsstil (1 beeld in elke rij); vb. Van Hoddis: bevrijding waarden (vb. telegramstijl)
- Surrealisme: écriture automatique; vb. Breton: schrijven zonder denken
- Zuivere, kinderlijke (V. Ostayen, Berceuse)
- Rationeel vs. affectief (in lijn van preromantiek: radicalen)
- Nadruk op originaliteit van de communicatie
- Kunst als spel
- Schoonheidsideaal van de Renaissance wordt afgewezen: anti-kunst
- Nieuwe expressievormen stimuleren creativiteit: nieuwe constructie van de alledaagse wereld => verplicht publiek tot participatie
- Doel: vermengen kunst en leven (democratiseren esthetische: geen opleiding meer nodig)
- Zoveel mogelijk aspecten van het leven in het kunstwerk opnemen
- Artistieke activiteit aansluiten op alledaagse leefwereld
C. Futurisme verklaring
Thematische kenmerken
- Cultus van energie en dynamiek
- Verheerlijking van de daad (creativiteit in het alledaagse)
- Wereld van morgen opbouwen (niet-traditioneel, moord op de 'maneschijn')
Formele kenmerken
Dynamisch en vrij taalgebruik
- Parole in liberta
- Russische futurisme ontwikkelt Zaumtaal: met nieuwe woorden nieuwe wereld scheppen.
F. Marinetti: Zang Tumb Tuumb
V. Majakovski: Wolk in broek
D. Expressionisme verklaring
Duitse variant van avant-gardebewegingen
Sterk antiburgerlijke literatuurstroming, zowel sociaal-politieke als existentiële problematiek, formele vernieuwingen die 20e-eeuwse literatuur zouden blijven beïnvloeden.
Ontstaan
Berlijn, ca. 1910, verspreiding via kunst- en literatuurtijdschriften (Der Sturm, Die Aktion)
K. Pinthus: Menschheidsdämmerung (1920)
Formele kenmerken
Traditionele vormen overboord gegooid, revolutie van taal en nieuwe communicatie
- Vrije vers, onderschikking van metrum aan ritme
- Reihungsstil (simultaneïteitstechniek): verschillende beelden spelen zich tegelijk af → verwarring van de werkelijkheid (vb. Van Hoddis: Weltende, 1911)
- Proza: montagetechniek (variant reihungsstil)
Thematische kenmerken
- Existentiële motieven (zowel dysforisch als euforisch): beschrijven dysforie, maar genieten ervan (vb. schrijven over en genieten van ondergang van de wereld van de burgerij)
- Thematiseren existentiële crisis: wanhoop, angst, vereenzaming (G. Trakl: mens is overgeleverd aan een bestaan sterker dan zichzelf)
- Geloof in redding
- Via Umwertung aller Werte van Nietzsche (herwaardering waarden → reorganisatie cultuur): E. Stadler, Der Aufbruch, E. Blass (grootstadmotief)
- Via nieuw soort spiritualisme (nieuwe wereld met concrete waarden als creativiteit): E. Lasker-Schüler
- Sociale motieven: wereldondergang en regeneratie
- Ondergang burgerlijke maatschappij gethematiseerd: Menschheidsdämmerung (met hoop op nieuwe wereld)
- Evocatie chaotische impressies en apocalyptische motieven (ook ochtendschemering bij Nietzsche): gebruik van grootstadmotief (wereld in chaos gedompeld): G. Heym, Umbra Vitae (1912)
- Metaforen over ziekte, dood, verval: G. Benn, Morgue (1912)
- Herstel: apocalyptische motieven gepaard met positieve noot: overtuiging dat nieuwe mens zich aankondigt: P. Van Ostayen, Bezette Stad (1921), B. Cendrars
- Ondergang burgerlijke maatschappij gethematiseerd: Menschheidsdämmerung (met hoop op nieuwe wereld)
E. Dadaïsme verklaring
Meest radicale en meest internationale van de historische avant-gardebewegingen, sterk nihilistisch, anarchistisch (zie benaming)
Ontstaan
- Gegroeid uit expressionisme (H. Ball, voor de beweging)
- Eerste groep: immigranten die zich tijdens WO I terugtrokken in Zwitserland, komen vanaf 1916 samen in Zürich (Cabaret Voltaire, gesticht door H. en E. Ball)
- Centrale figuur: T. Tzara (Roemeen): grote gangmaker, auteur van menig Dadaïstisch Manifest
- Na oorlog verspreiden over Europese hoofdsteden: Berlijn (Hülsenbeck), Nederland (T. Van Doesburg, Wat is Dada), Hannover (K. Schwitters), Parijs (Tzara, Breton, Aragon)
- Jaren 50 en 60: neo-dadaïstische bewegingen (fluxus in muziek, concretisme van P. Devree)
Kenmerken
Radicale vorm: mentaliteit propageren, i.p.v. kunst produceren
- Volledige vrijheid en spontaniteit, vele activiteiten (klankgedichten, ruisconcerten, fotomontages, …) → geven lucht aan ontevredenheid met burgerlijke cultuur en hypocriete beschaving
- Anti-kunst-mentaliteit
- Enkel primitieve naïviteit is waardevol, rest is pretentie (aandacht voor het kind)
- Wijzen alle wetten van taal en verstaanbaarheid af
F. Surrealisme verklaring
Ontstaan
- Gegroeid uit Dadaïsme (moe van het geoverexperimenteer)
- Uitgangspunten bij Duitse romantici en Franse literatuurgeschiedenis:
- A. Rimbaud: dichter van irreële en fantastische (zoekt naar niet-rationele ervaringsbronnen)
- S. Mallarmé
- Lautréamont, Les chants de Maldoror: verheerlijking kwade
- A. Jarry, Ubu roi (1896): wilde fantasie, karikaturale voorstellingen, zwarte humor
- G. Apollinaire: experimentele richting met zijn typografische gedichten
- Surrealisme geboren bij schrijven van Les Champs Magnetiques (1920), de eerste écriture automatique-tekst van A. Breton en P. Soupault
- Programma surrealisme verwoord in Premier manifeste du surrealisme van Breton
Kenmerken
Ambitie: totale revolutie op persoonlijk en maatschappelijk vlak, kunst en leven moeten worden verenigd
- Basis kunst = ervaringen waarin alledaagse waarnemingen samengaan met bovenwerkelijke (surreële) waarnemingen
- Model van die ervaring is de droom
- Begin van alle creativiteit is het wonderbaarlijke
- Contact met wonderbaarlijke → le point suprême, mystieke toestand waarin individu een 'Nieuwe mens' wordt
- Literatuur moet deze wonderbaarlijke ervaring stimuleren en lezer stimuleren aan zelfonderzoek te doen. Men kan uit het alledaagse stappen en contact krijgen met het wonderbaarlijke
- Techniek van écriture automatique
- Motieven: groteske en fantastische droombeelden, toestanden van zinsverbijstering en abnormale psychische leven. (Breton: Nadja, 1928)
- Combinatie verschillende media en disciplines (visueel materiaal en literatuur/journalistiek en lyriek) → suggestie dat realiteit en droom samen voorkomen
Aragon, Le Paysan de Paris (1926) - Bevrijding van erotische krachten via literatuur (P. Eluard)
- Zwarte humor: wapen tegen rationaliteit en maatschappelijke dwang