Hiërarchisering van de rechtspraak
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 992 keer
Koningen en territoriale vorsten poogden boven de diverse traditionele vormen van rechtspleging hun hoger gezag te vestigen en hun wetten bij voorrang op lokale privileges te laten gelden voor alle onderdanen binnen hun territoria, en aan hun rechtspraak zoniet het monopolie, dan toch de hoogste geldigheid toe te kennen (in Engeland hadden de koninklijke rechtbanken – King’s Bench en de Bench of the Common Pleas – veel succes, terwijl in Frankrijk het parlement van Parijs met hun onafhankelijke rechters veel bijval oogstte).
Op die manier was er de mogelijkheid als politiek of economisch zwakkere in beroep te gaan tegen uitspraken op regionaal of lokaal niveau. Op lange termijn versterkte de rechtspraak van de kroon de positie van de boeren en daarmee ook die van de koning als hoogste waarborg van rechtvaardigheid. De vorst kon gratie verlenen en iedere rechtsgang ontbinden.
Romeinse recht
- bevatte veel elementen die de vorsten goed konden gebruiken in hun pogingen om hun centraliserende optreden te rechtvaardigen.
- sterk centralistische en absolutistische inslag (vb. ‘de vorst is niet gebonden door de wet’). Daartegen bestond er weerstand.
- geestelijke rechter aan de King’s Bench in de 13de eeuw, Henry Bracton, schreef een traktaat over de wetten en gewoonten in Engeland, waarbij hij de superioriteit verdedigde van de Engelse openbare juryrechtspraak en het natuurrecht.
- Het Engelse recht beschermt meer het belang van het volk (dan dat dit bij het Romeinse recht het geval was).
- Pogingen tot codificatie van het geldende recht op de schaal van koninkrijken bleven uitzonderlijk tijdens de Middeleeuwen.
Kerkelijk recht
- aanzienlijke invloed in de bestuurs- en gerechtspraktijken van de jonge staten
- rationele onderzoek van feiten door de rechter alvorens iemand in beschuldiging te stellen vond zijn model in de Kerk: de inquisitio, het gerechtelijk onderzoek
Recht aan de universiteiten
Aan de jonge universiteiten kon men rechten studeren, zowel kerkelijk recht als Romeins recht. Er was dus ruimte om een rationeel rechtsdenken te ontwikkelen, los van religieuze voorschriften. Dit gaat samen met de opkomst van het stedelijk milieu.
- universitair geschoolde juristen verwierven sleutelposities in alle openbare besturen, in en buiten de staat.
- Daarnaast werd de rechtspraak en regelgeving steeds vaker vervuld door academisch opgeleide juristen. Hun activiteit droeg bij tot de verrechtelijking van het openbare leven (vb. verdediging van private eigendommen, beschikking bij testament, enz.).
- universitaire studie zorgde ook voor de sociale stijging voor burgers die dankzij hun technische kennis via een kerkelijke of lekencarrière invloedrijke posities verwierven in steden en vooral ook aan hoven, waarmee het machtsmonopolie van de ridders doorbroken raakte.
Lokaal
De lokale voorschriften en rechtspraak stonden veel dichter bij de werkelijkheid en waren ook veel eenvoudiger afdwingbaar dan de wetgeving van de vorsten door de combinatie van sociale controle en gemeenschappelijk belang.