Logo
Print deze pagina

Het rationalisme: Spinoza

Deel dit artikel:
  • God bij Spinoza

Rede = datgene in de mens dat hem het dichtst bij God doet komen

    • De Substantie

= God die de grondslag van de werkelijkheid is / het uitgangspunt van het axiomastelsel van de wereld

 inzicht in God = grondslag van ons denken

    • Pantheïstisch godsbewijs

Oorzaken komen voort uit daaraan voorafgaande oorzaken

DUS: er moet iets zijn dat zich niet bevindt in deze keten van oorzaak en gevolg en zijn eigen oorzaak bevat (causa sui) (anders zou er immers niets kunnen bestaan)

= de substantie

- Slechts 1 substantie

- is oneindig

- is eeuwig

    • Attributen

= oneindig aantal zijnswijzen waarin de substantie zich uitdrukt

 Wij kennen er 2 : - het denken

- het uitgebreide

 concrete zaken rond ons + denkende wezens = modi die met volstrekte noodzakelijkheid voortvloeien uit de substantie (God)

    • Mind / body – probleem

Descartes: dualisme

Spinoza: parallellisme tussen denken en materie > denken en uitgebreidheid zijn noodzakelijke uitingen van dezelfde substantie, zij het in 2 verschillende attributen van God, dus kan er geen conflict zijn

    • Pantheïsme

Alles vloeit met noodzaak voort uit de substantie  wereld en God vormen een eenheid

Gevolgen: - zonder schepping is God niet volledig

- God en Natuur zijn synoniemen

- God is geen persoon: kan niets anders doen dan wat met noodzakelijkheid uit zijn wezen voortvloeit

Christenen: zien zijn leer al vlug als een vorm van atheïsme

  • Positie tegenover de Bijbel

Bijbel ≠ wijsgerig / wetenschappelijk werk dat kennis over de wereld bevat

= verzameling van historische teksten

  • enige niet historische boodschap

= oproep tot liefde voor de naaste en voor God

 als bepaalde bijbelpassages niet houdbaar blijken, moet niet het verstand zich onderwerpen, maar moet de Bijbel tot zijn ware dimensies worden herleid!

  • Durf van Spinoza

Plooit zijn reden niet naar het godsbeeld dat hij had, maar plooit zijn godsbeeld naar zijn redelijk inzicht.

 inzicht in de wereld en zin van het menselijk bestaan worden op dezelfde wijze afgeleid

  • Ethica

= leefregel voor het handelen

    • Deterministisch

Binnen determinisme  gradaties van autonomie

Mens

= wezen met een sterk verhoogde graad van autonomie  bezit vorm van gedetermineerdheid die in grote mate vanuit hemzelf komt en minder van buitenaf (zoals bij dieren / levenloze objecten)

    • Ethisch ideaal

= verhogen van de autonomie / zelfrealisatie

- Impliceert verhoogde activiteit (passiviteit = onderwerpen aan factoren van buitenaf)

- Redelijk denken = hoogste vorm van autonomie die een mens kan bereiken

- Hoogste ethische waarde = het verkrijgen van inzicht in de hoogste werkelijkheid, dat wil zeggen God als noodzakelijke oorzaak van alles

  • Vrijheid

= volgens dit inzicht leven en zich niet door passies laten beheersen

- Ware geluk: begrijpen dat al het angstwekkende in de wereld voortvloeit uit God  vanuit het standpunt van de eeuwigheid is alles wat gebeurt goed

- Ultieme geluk = liefde tot het eeuwige, oneindige en onveranderlijke wezen

  • Staatsvisie
    • Mechanicistisch

de samenleving bestaat uit groepen en mensen met allerlei belangen, die kunnen worden voorgesteld als krachten die op elkaar inwerken

    • Conclusie

Natuurtoestand blijft voortbestaan: mensen zijn egoïstische wezens, ook als ze in staatsverband leven

 het is onverstandig om alle macht in de handen van 1 persoon te leggen

 verdedigt democratie als enige staatsvorm waarbinnen de verschillende krachten binnen de samenleving in evenwicht kunnen worden gebracht

 tolerantie tegenover ideeën is nodig:

- macht van de staat is beperkt

- meningen kunnen niet worden afgedwongen

- elke poging tot het onderdrukken ervan zal onvermijdelijk contraproductief werken

Copyright © 2019. All rights reserved.