Het Grieks-Romeins maatschappijmodel: burger, polis, imperium
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1597 keer
Waar staat de oudheid in dit debat? In de oudheid is er een complexe samenleving, de sociale orde is multidimensionaal, zowel in Griekenland als in Rome: verschillende criteria zijn relevant voor de sociale positie:
- Burgerschap
- Vrijheid (geboren, vrijgelaten, etc.) versus slavernij
- Opleiding
- Cultuur (Homerus, Vergilius lezen)
- Gender (politieke ambten voor mannen)
- Rijkdom
- Leeftijd
29
Bovendien is er een zeer grote culturele verscheidenheid (zelfs variatie binnen de dominante culturen): Berbers Afrika, Iberisch Spanje, Italië, Griekenland, etc.. In het kerngebied van Griekenland moesten vrouwen binnenshuis blijven, wanneer ze buitenshuis kwamen moesten ze gesluierd zijn, aangezien men in Athene zei dat enkel de schaamteloze vrouwen op straat kwamen: slavinnen etc. In Rome daarentegen mochten de vrouwen wel gewoon op straat komen (zij beschikten ook over een eigen vermogen). In de vroegste perioden (7de-6de eeuw v.C.) is er een sociaal systeem dat geordend is op basis van clans en bloedverwantschap. In Griekenland zijn er ook nog verschillende age groups met specifieke functies voor bepaalde leeftijdsgroepen. Vanaf de 7de-6de eeuw v.C. ontwikkelt de polis zich: het wordt de hoeksteen van de antieke samenleving! De polis in de oudheid staat niet gelijk aan de stadstaat in middeleeuws Europa. De polis is in de eerste plaats een geordende politieke gemeenschap van burgers, het grondgebied is secundair. Rechten en plichten verwerven ze enkel op basis van het burger-zijn (burgerrecht), zelfs indien men niet in de stad woont, maar bv. in een dorp. Het kan gebeuren dat enkele van deze dorpen zelf een sterk karakter krijgen (stedelijke ontwikkeling), maar ze blijven behoren tot de civitas. In de polis heerst een urbane cultuur (behalve op economisch vlak: vooral agrarisch): alles vindt plaats in de kernstad: tempels, politieke instellingen, volksvergaderingen komen er samen: daar toont de elite haar macht en daar worden belangrijke beslissingen genomen.
Deze polissen krijgen op een gegeven moment een dak boven hun hoofd, wanneer de imperia ontstaan: er komt een machtscentrum (koningen, keizers) boven de steden, met eigen instellingen zoals leger, provincies (die vaak de stedelijke instellingen doorkruisen). Maar de supra-stedelijke macht is vaak slechts een dunne bovenlaag. De polis-gemeenschappen blijven fundamenteel hetzelfde. In de Romeinse tijd wordt de idee van burgerschap gesublimeerd: men kan tegelijk Romeins burger zijn als burger van een bepaalde civitas: dubbel burgerschap.
Het Grieks-Romeinse civilisatieproces was een heel geleidelijke evolutie: de lokale bevolking houdt lange tijd haar eigen instellingen, maar neemt geleidelijk aan de Griekse/Romeinse instellingen over: Hellenisatie en Romanisatie. Stedelijke modellen worden geleidelijk aan verspreid. Bv.: de Romanisatie van Gallia Comata in 3 fases:
Eerste fase:
Gallia Comata komt ongeveer overeen met de huidige Provence. Verloop van de eerste fase: eerst verovering door Caesar, daarna inrichting door Augustus (22 v.C.). Er ontstaan provincies en stammen worden civitates. Ze behouden hun lokale autonomie en hun eigen instellingen. Elke civitas heeft één hoofdstad. De relatie met Rome wordt geregeld in verdragen en de ‘provinciewet’. Uiteindelijk ontstaat het Romeins burgerschap en worden de auxilia bevolkt door plaatselijken en worden ze zo volwaardig Romeins burger. Hierdoor wordt de groep Romeinse burgers groter. De instellingen van de civitates werden zo meer en meer Romeins.
Tweede fase:
Als de civitates voldoende geromaniseerd waren, kregen ze erkenning als ‘municipium latinum’: er ontstaat een stadsgrondwet en stedelijke instellingen naar Romeins model. De burgers worden ‘Latijns burger’: dit wil zeggen dat ze onder het Romeins recht vallen, maar geen politieke rechten hebben. Magistraten en raadsleden krijgen
30
volwaardig Romeins burgerschap. In deze fase versnelt de toename van het aantal volwaardige burgers.
Derde fase:
De civitates worden ‘municipia romanum’. Dit wil zeggen dat de burgers volwaardig Romeins burgerschap krijgen. Bovendien genieten ze een ruime autonomie (eigen rechtspraak, wetgeving, etc.). In 212 werd met de constitutio antoniniana iedere inwoner van het Romeinse rijk automatisch Romeins burger. We zien de opkomst van het dubbel burgerschap: men werd Romeins burger en bleef tegelijkertijd burger van de eigen stad.