Het ambachtswezen
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1808 keer
De ambachtsgilden vinden hun oorsprong in de 13de-14de eeuw als beroepsverenigingen. We krijgen in de steden een specialisatie van werk en het ontstaan van nieuwe nijverheden. De beroepen verenigen zich in een organisatie, namelijk een gilde. Er zijn verschillende niveaus: in eerste instantie zijn er de meesters, daarnaast de gezellen, en daarnaast de leerlingen (in opleiding). Het fenomeen van de gilden is over heel Europa verspreid, maar er zijn wel grote regionale verschillen qua functies, qua politieke vertegenwoordiging, qua statuten, etc. Er blijven ook steeds nieuwe ambachten bijkomen (gekoppeld aan de economische structuur van de stad: ontstaan en vallen van economische industrieën). In de 18de-19de eeuw worden ambachten afgeschaft bij de Franse Revolutie: ze worden gezien als een deel van het Ancien Regime.
De vele economische functies van de ambachtsgilden toont meteen hun veelzijdigheid:
- Bescherming van de arbeidsmarkt: ze zien er op toe dat het beroep enkel door ambachtslieden wordt uitgevoerd.
- Beperking van de concurrentie: ambachtslieden uit andere steden waren niet zomaar vrij het beroep uit te oefenen (dat was afhankelijk van de vraag).
- Prijsafspraken: er werd een minimum en maximum vastgelegd, de lonen werden gereglementeerd.
- Monopolies: dat voor de verkoop van bepaalde goederen enkel het specifieke ambacht bevoegd was (dit gaf aanleiding tot ruzies).
- Kwaliteitscontrole: de ambachten stonden gerant voor het leveren van een bepaalde kwaliteit.
- Opleiding: de ambachten stonden in voor het opleidingsproces: volgens bepaalde criteria (leerjaren) bij een andere meester, gevolgd door de meesterproef, werd een leerling dan gezel.
Politieke functies:
- Vertegenwoordigd in stadsbesturen: regionaal afhankelijk van de sterkte van de ambachten.
- Ze helpen mee de sociaal-economische besluitvorming in de stad te regelen.
- Hun politieke macht zien we gesymboliseerd in de gildehuizen.
Sociale functies:
- Regeling van de bedrijfsgrootte: om te voorkomen dat er te grote ateliers zouden ontstaan streefden de ambachten naar kleine familiebedrijfjes: ze wilden kapitaalconcentratie voorkomen.
- Loonreglementering
- Sociale zekerheid: ze gaven een uitkering aan oude leden, weduwen/wezen. Dit beperkte zich wel tot de eigen leden.
Culturele functies:
- Maaltijden: vaak voorzagen zij grote maaltijden, een soort van fuif.
- Optochten, processies, etc., soms met uniform en vlag: om hun rol te benadrukken.
- Toneelopvoeringen, muziek, literatuur, etc.
Andere functies:
- Religieus: vaak werden zij-altaren, kapellen door ambachten bekostigd, een soort van religieuze broederschappen.
- Militair: er bestonden ambachtsmilities (bv. Guldensporenslag).
Kunnen we de ambachten nu, met al deze functies, beschouwen als de voorlopers van de stedelijke democratie? (of volgens Pirenne als de kern ervan). Recent zijn hierover twijfels ontstaan. Er was binnen de ambachten namelijk een duidelijke hiërarchie aanwezig. Dit gaf aanleiding tot ongelijkheid en klassenverschil. De ambachten kregen ook de kritiek dat ze te protectionistisch waren en zo elke soort van vernieuwing tegenwerkten. Dit zou de basis geweest zijn waarop de ambachten in de 18de eeuw werden afgeschaft. Hedendaagse historici zeggen echter dat de ambachten niet contraproductief waren, omdat dat onmogelijk geweest zou zijn voor 500 jaar lang.