HANDELSSTROMEN EN NETWERKEN 1500-1800
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1327 keer
brede waaier aan handelsactiviteiten
- stedelijke behoeften: boeren uit het omringende platteland
- grotere centra kregen hun goederen via tussenpersonen
- stad diende als markt voor goederen die de plattelandsbevolking nodig had
- marskramers
grootste gedeelte handelsvolume bestond uit verkeer van basisgoederen zoals graan, hout en baksteen
- hoge transportkosten zorgden voor grote prijsverschillen tussen lokale producten en geïmporteerde
- meer intensieve internationale handelscontacten
- men probeerde zoveel mogelijk zware en volumineuze goederen via zee of waterwegen te vervoeren
interregionale handel bleef niet beperkt tot luxegoederen:
- vanaf 15e E importeerden de Nederlanden rogge vanuit de Baltische streken
- 17e E: graan werd belangrijkste handelsgoed voor Holland
- in de loop van de Vroegmoderne Tijd sloten Engeland, Frankrijk, Spanje en Italië zich aan bij dit netwerk van de graanmarkt
- verder ook: ossenhandel, lakens, …
- Italië exporteerde op grote schaal nijverheidsgoederen naar alle delen van Europa
- Wijn en zout werden vanuit Frankrijk, Rijnland en MZgebied geëxporteerd
- Metalen werden dichtbij hun ontginningsgebied bewerkt maar er ontwikkelde zich ook een langeafstandshandel omwille van de grote vraag
- Duitse handelshuizen Fugger en Welser hebben hun kapitaal aan de koper- en zilverbewerking te danken
- Vanaf de 17e werd Zweden de hoofdproducent van koper en ijzer, in de 18e E werd dat Engeland
internationale handel:
- Venetië en Genua hadden handelscontacten met het Ottomaanse rijk en voorzagen Europa van Aziatische producten als specerijen, zijde en andere luxeproducten
- Portugese ontdekking vd zeeroute naar de Indische Oceaan verbrak dat monopolie, en later voegden ook de Nederlanden en Engeland zich bij dit circuit
- Ontdekking vd Nieuwe Wereld
- 16e E: zilver
- 17e E: suiker, katoen, tabak
- havensteden langs Atlantische kust begonnen ook belangrijke rol te spelen
Europees handelsnetwerk functioneerde als basis van de ontwikkeling vd kapitalistische wereldeconomie
- beschreven door Braudel: Civilisation matérielle, économie et capitaliste
- inspireerde Wallerstein: a Modern World: wederzijdse afhankelijkheid kern-periferie in de wereldeconomie
- één commercieel en financieel centrum in een wereldeconomie:
16e E: Antwerpen
- stapel- en distributiecentrum van Engels laken, Centraal-Europese metalen en Portugese specerijen
- later ook Italiaanse zijde, Spaanse wol en wijn
- ook belangrijk centrum van nijverheidsgoederen zoals textiel en luxegoederen zoals tapijten en juwelen
- 1531: oprichting beurs
- Opstand tegen Spanje was het einde voor de Antwerpse hegemonie (1568)
17e E: Amsterdam
- was al in de 16e E de belangrijkste havenstad van Holland
- veel handelaars vluchtten eind 16e E naar Amsterdam met hun kapitaal, technologische kennis en handelscontacten
- bloeiperiode tijdens de bloeiperiode vd Republiek
- 1609: wisselbank – 1613: beurs
- zetel van zowel de VOIC als de WIC
18e E: Londen
- mercantilistische handelspolitiek van Engeland
- unieke positie als enige Engelse grootstad
- > 500 000 inwoners
Mercantilisme internationale handel is de belangrijkste bron van inkomen, daarom moeten er hoge invoerrechten gehoffen worden op afgewerkte buitenlandse producten en subsidies aan binnenlandse producten van overheidswege nationale rijkdom wordt gemeten via een positieve handelsbalans bloeitijd; 17E E
|