Geen taalbeleid Nederlanden
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 933 keer
In verschillende gewesten waren er meerdere taalgemeenschappen en liepen er taalgrenzen doorheen de gebieden. Ten Noorden van de grenslijn sprak men Oost- en West-Vlaams, Brabants en Limburgs. Ten zuiden sprak men Waals of Picardisch, of Duits in Luxemburg. De verschillende talen waren vanzelfsprekend en alle overheden respecteerden die (ook de Kerk). Taal maakte immers deel uit van de identiteit van het volk. Wanneer een territoriale overwinning plaats vond, was taal van geen belang, aan het volk werd geen taal opgelegd, wel aan de lokale schepenen. Taal was voor het volk geen probleem, maar voor een benoeming (op gewestelijk en centraal vlak) was meertaligheid een voorwaarde.
De consejo de estado, die in Madrid de vorst bijstond voor het beheer in de Nederlanden, bestond enkel uit Spaanse raadsheren. Na de opstand werden de defensie en buitenlandse aangelegenheden niet meer met Nederlandstalige raadheren overlegd, alles gebeurde in het Spaans. Voor zaken van binnenlands bestuur diende de Hoge Raad van de Nederlanden als raadgever, de adviezen waren in het Spaans. Binnen de raad zelf sprak men Frans, zoals de andere Brusselse raden rond de landvoogd. ( ook al kende noch landvoogd, noch vorst die goed)
Onder Oostenrijks bewind bleef er een tweetaligheid. Er was wel een verschuiving in briefinhoud: naast diplomatieke zaken kwam vooral het beleid van Brusselse raden ter sprake. Brieven tussen Wenen en Brussel waren in het Frans, door internationale positie van Frankrijk. De hoge raad van de Nederlanden kreeg het daardoor makkelijker.
De landvoogd kreeg verregaande bevoegdheden en werd bijgestaan door de drie collaterale raden, die de taal van de vorst spraken. Maar bij overname van Nederlanden had men ook Bourgondisch overgenomen (geen Spaanse administratie dus) en bij het Oostenrijkse tijdperk gaat men terug naar het Bourgondisch.
De vorst gebruikte Bourgondisch om contacten te houden met steden en gewestelijke statenvergadering. Maar gemeenten en gewesten gebruikten hun eigen taal. In de 18e eeuw gaan zij echter ook het Frans gaan gebruiken. Ordonnanties werden in lokale taal uitgevaardigd, maar geschillen werden in oorspronkelijke Franse taal besproken. Door de overheden die taal gebruikten stond eentaligheid vast. Maar er heerste meestal meertaligheid in een gewest, ook door het onderwijs dat gebruik maakte van het Frans en Latijn. In de 18e eeuw kent het Frans een grotere ingang. Vanaf 1635 was Frankrijk de vijand (tegen Spanje en kerk), maar de Franse taal werd verder gebruikt (Franse cultuur blijft zoals elders toonaangevend, maar inwoners verder niet Fransgezind). Maar het Nederlands of de lokale taal moest niet het onderspit delven, vele publicaties werden nog in het Nederlands gepubliceerd. Meertaligheid in Brussel (de meeste spraken Waals of Vlaams dialect), vooral weggelegd voor adel en burgerij.
Frans was deel van het bewuste cultuurbeleid dat werd gevoerd door Frankrijk. Men wou enkel een eenvormige bestuurstaal in het hele land wat handig was voor de elite en ambtenaren. In de Nederlanden was er geen taalbeleid. De taaldiversiteit weerspiegelde de decentralisatie. Door het de economische en politieke macht van Holland werd streektaal de standaardtaal in Verenigde Provinciën. In 1582, tijdens de opstandsjaren, werd Bourgondisch als officiële taal uitgeroepen. Maar door de economische en godsdienstige kon dat niet lang overleven. De invloed van het Frans was aanwezig in de Vlaamse, maar zeker ook in de Waalse of Picardische provincies. In de18e eeuw bleef groei van het Frans vooral tot betere kringen beperkt. In de 17e eeuw kende de Waalse literatuur een groot succes, misschien was dit een reactie op het Frans dat zich ook verspreide in de bredere lagere bevolkingslagen.
Men ziet veel de tegenstellingen tussen de Verenigde Provinciën en Habsburgse Nederlanden: het Noorden is republikeins, mercantiel, protestants en Nederlandstalig; het Zuiden is monarchaal, agrarisch, katholiek en Franstalig. Maar politiek leken ze hard op elkaar: beiden een confederaal karakter want bestuur was bij allebei meer in handen gekomen van vermogende renteniers. In de 18e eeuw haalde het Zuiden de economische achterstand in, op religieus vlak groeide de gebieden verder uit elkaar, er was ook een taalkundige vervreemding gekomen door al die jaren van scheiding.
De fasering van de evolutie van de twee gebieden zeer verschillend. (FASE 1) In Habsburgse Nederlanden was er een minder contrast tussen groei en die onder controle houden, dan er in de Verenigde Provinciën was. In de 17e eeuw was er een herstel van de bevolking na de opstandsjaren. Er was geen handel op de Schelde, maar wel werden de Vlaamse kusthavens open gehouden. Landbouw had enkel problemen aan de grensgebieden, het culturele leven stond onder invloed van de Italiaanse cultuur. Er was vooral barok in Vlaanderen en Brabant, en minder in de Waalse gewesten. De schilderkunst had een internationale uitstraling, er was ook het nieuwe wetenschappelijke denken dat sterk gestimuleerd was door de jezuïeten.
(FASE 2) In volgende fase (Karel II en VI toen aan de macht) stagneerde de bevolkingsaangroei. Er was overal een economische stagnatie (mercantilisme). Die werd echter in de Nederlanden tegengegaan door de zeemogendheden. Er werd veel heropgebouwd, nadat de oorlogen beëindigd waren, de kerk daarentegen bouwde veel minder. Kunstenaars zochten werk in het buitenland (maar er was geen uitputting), verder stond kunst vooral onder Franse invloed. Door het jansenisme komen er discussies op gang over de relatie Kerk-staat.
Er kwam een grote ommekeer door de afloop van de Oostenrijkse successieoorlog (1748): opnieuw stijging bevolking (zeer krachtige groei, te danken aan het verdwijnen van epidemieën en diversifiëring van basisvoedsel, ook aardappel) De zuidelijke Nederlanden zouden ook onafhankelijk van de VP een handelsbeleid voeren. Maar dit werd vooral door Wenen geregeld (wel met inspraak van de Zuid-Ned), net zoals het buitenlands beleid, dat toenadering zocht tot Frankrijk. De kerk boette aan invloed in, de staat stond achter de verlichtingsideeën, waardoor er ook meer Franse invloed kwam. De bevolking werd echter niet verfranst, de elite bleef meertalig.