Galton
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 924 keer
· Dacht dat intelligentie gemeten kon worden (eerst) door grootte van de schedel-hoe groter hoe meer hersenen. En later dacht hij dat het gemeten kon worden aan de hand van de Snelheid waarmee men reageerde op aangeboden stimuli. (Reactie tijd test)
· Galton had 2 foute vooroordelen
1. Mentaal gestoorde mensen reageerden volgens hem ook langzamer op stimuli (pijn etc).
2. Vrouwen hadden een minder ontwikkeld sensorisch vermogen en dus minder intelligent dan mannen.
· Galton ging met zijn Antropocentrisch Laboratorium de verschillen in bijv reageren op stimuli, grootte schedel etc meten van verschillende mensen. Deze verschillen waren essentieel – dit was juist niet zo bij bijv Fechner’s Law
· Galton was een neef van Darwin en werd beïnvloed door zijn ideeën.
◦ Veel van Galtons theorieën waren niet zonder fouten maar legden een belangrijke basis voor toekomstige soortgelijke uitvindingen.
· Andere uitvindingen/’basis-leggingen’ van Galton:
1. Weerkaarten: legde de basis voor hoge druk en lage druk gebieden opvatting.
2. Hij maakte als eerste gebruik van de Vragenlijst methode (meten psychologische verschillen).
3. Tweelingen-studie methode
4. Basis Intelligentie testen
5. Statistische Correlatie coëfficiënt
6. Vergelijking van Vingerafdrukken (door politie gebruikt tegenwoordig)
7. Nature Nuture-debat
8. Mental Imagery: Mensen moeten zich situatie voorstellen en uitgebreid beschrijven. - Veel
Associaties bij woorden kwamen vanuit kindertijd = Word-Associations Experiment.
· Galton geloofde dat Intelligentie erfelijk was. Hij zag dat als er in een familie een genie was, er grote kans bestond dat andere leden van de familie ook hoge academische posities bekleedden.
· Drie (niet sterkte) argumenten van Galton dat Intelligentie kwam door Genen:
1. Normale Verdeling: Er zijn veel mensen die op intelligentie testen gemiddeld scoren (midden van verdeling) en weinig die heel hoog scoren (uiteinde). Deze verdeling kwam overeen met de scores op lichamelijke eigenschappen zoals lengte en gewicht en Dat waren wel eigenschappen die met zekerheid genetisch bepaald waren.
2. Familieleden leken ten eerste de neiging te hebben om op dezelfde wetenschap gebieden uit te blinken (bijv natuurkunde). Dus het lijkt wel overgeërfd. Ten tweede waren zonen en dochters van een genie meer kans om ook geniën te worden dan bijv minder ‘close’ bloedverwanten als neefjes en nichtjes.
3. Met behulp van een vergelijkingsstudie tussen biologische siblings vergeleken adoptieve (niet genetisch bepaalde) siblings. Zo werd omgeving van ‘genen’ gescheiden.