Fase III: Keltische Krijgers Ijzertijd
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1397 keer
Rond het jaar 400 boetten de Griekse kolonies aan macht in ten voordele van de Italiaanse culturen, de Etrusken en later de Romeinen. Een nieuwe handelsweg trok via Ticino door de Alpen, waarbij de vroegere sites werden genegeerd. Zo werden de streek rond Bourges, de Champagne-Marne en het Eiffel-Midden-Rijngebied de nieuwe centra en namen zij de schakelfunctie van de Furstensitze over.
De binaire, aristocratische samenleving wordt complexer. Naarmate de hiërarchie verdwijnt, neemt het belang van de martialiteit toe. Dat men als krijgers aanzien wil verwerven ziet men aan de graven, waar de helm een vast attribuut wordt. Deze is rijk versierd met amber, koraal en email, en in Wandalgesheim werd zelfs een gouden exemplaar aangetroffen.
De graven zelf zijn vrij simpele, rechthoekige, inhumatiegraven, zoals onder andere in Bucy-le-Long te zien is. Voor een man worden vooral wapens bijgevoegd, afhankelijk van zijn status respectievelijk een lans, een schild, een zwaard of, voor de belangrijksten, wagens. Deze tweewielige strijdwagen was niet zo geschikt voor de gewapende strijd maar was een statussymbool. Voor de dames waren Etruskische snavelkannen en sieraden zoals torques wijdverspreid.
Ook bij ons werd een dergelijk gedrag geïmiteerd, hoewel men slechts weinig wapens vond, met een uitzondering voor het plateau van Houffalize en Bastogne. Daar werden kleine grafheuvels aangetroffen met zelfs wagenresten.
Het Keltisch gebied was echter nooit een politieke eenheid. Het waren aparte stammen die via raids hun cultuur over een groot gebied verspreidden. Dit is dan ook de periode van de grote Keltische migraties, van Wales en Galicië tot Galatië in het oosten. Men maakte zelfs contact met de Scythen, die zelf technologie hadden via de schakelfunctie, wat leidde tot Griekse objecten zoals in Kelermes. De Kelten werden berucht wegens de belegering van Rome in 390 en de plundering van Delphi in 279, waarbij een beeld ontstond van de naakte, woeste krijger, wat echter een foute romantisatie is. Grotendeels waren zij ook gewone landbouwers.
De aanleiding voor de migratie is onduidelijk. In klassieke teksten varieert men van het zoeken naar nieuwe gronden door landtekort tot afgunst omwille van de mediterrane rijkdom. We moeten echter ook rekening houden met de instorting van de handel door de nieuwe rol van Noord-Italië en de krijgersmaatschappij, waarin oorlogsvoeren endemisch aanwezig was.
Iberiërs en Celtiberen
Kelten palmen ook delen van het Iberisch schiereiland in, vooral het binnenland.
In de 8ste eeuw ontwikkelde in Spanje de Tartessos-cultuur waaruit de Iberische cultuur zou voortkomen, gemengd met Griekse en Fenisische elementen. De Iberische cultuur vinden we vooral langs de kusten en is sterk gebaseerd op de krijger, de maatschappij staat in het teken van het militaire, we weten dit uit de graven. Iberische krijgers fungeerden in de Middellandse Zee als huurlingen. De Celtiberen vermengden zich met de plaatselijke Iberen tijdens de expansiefase die fase III kenmerkt.