‘Economische’ politiek
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 661 keer
Er bestond een verbod voor senatoren bij wet om een zeehandelschip te bezitten met een capaciteit van meer dan 300 amforen, dat heel de oudheid is blijven bestaan. (Finley: anti-economische mentaliteit). Maar: niks verbood hen om een schip te huren en dergelijke. Dus waarschijnlijk was dit verbod inefficiënt. Livius stelt echter in zijn werk dat het maken van winst ongehoord is voor senatoren.
In de 4de eeuw v.C. was het in Rome strikt verboden om intrest te vragen, maar het stond nergens effectief in een wet. In 51 v.C. mag men maximum 1% interest per maand vragen. Er worden echter uitzonderingen gemaakt voor zeeleningen, want als een schip verging moest het niet worden terugbetaald, dus het risico was voor de kredietverstrekker. Ook deze beperkingen werden echter gemakkelijk omzeild.
Er bestond geen algemeen verbod op de uitvoer van goud en zilver, maar het werd wel vaak als ad hoc maatregel genomen (bv. senaatsbesluit van 63 v.C.). Vanaf Augustus gingen er grote hoeveelheden goud naar India.
Er bestonden internationale verdragen ten voordele van Romeinse zakenlieden: zij kregen vrijstelling van havenrechten en mochten gebruik maken van de vrijhaven van Delos. Romeinse burgers en militaire expedities werden beschermd tegen bedreigingen voor handelaars en geldleners. Er stonden bovendien troepen ter beschikking van particuliere ‘zakenlieden’. Dit alles om Romeinse burgers te bevoordelen en om handelaars te privilegiëren. Bv.: Alpenpas veilig stellen, schulden afdwingen van vrije steden (Salamis moest bv. geld aan Brutus, een lening van 48% intrest, maar via tussenpersonen, want hij was de patroon van de stad en moest hun belangen beschermen in de senaat).
Bestond er een prijspolitiek in de oudheid? Er bestonden maatregelen tegen speculatie, tegen graanoogst opkopen. Ook werden sommige prijzen vastgelegd: bv. tijdelijke maatregelen, het Edict van Diocletianus op maximumprijzen in 301, etc.
Was er een monetaire politiek in de oudheid? Muntslag is namelijk het belangrijkste instrument van een staat om economisch iets te betekenen. Het Romeinse Rijk was zwak en had zo goed als geen rijksadministratie, maar wel impact via munten. Geld was een wettelijk betaalmiddel. Vooral in de 3de eeuw traden devaluaties op: het ontstaan van monetaire problemen, en dit had een grote impact op het economisch leven. Er bestaat een discussie over hoe de oplage bepaald werd, tussen de primitivisten en de modernisten. Volgens de primitivisten was er enkel aanmunting door de staat om de uitgaven van de staat te bekostigen. Volgens de modernisten was de aanmunting een economische politiek.