De Zeventiende Eeuw: De staat en de handel & industrie
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1170 keer
- De 17e-eeuwse crisis zorgde dat de regeringen vanaf 1650 hun protectionistische ideeën uitwerkten (de meeste vrees was er voor de Nederlanders) door o.a. tariefheffing
- Frankrijk nam het voortouw in het tariefbeleid met importtarieven op Nederlands en Engels textiel na de instorting van haar vreemde industrie. Het wilde de oude textielcentra doen heropleven en een nieuwe luxe-industriesector oprichten.
- Transoceanische handel en verscheping waren één van de meest dynamische sectoren in de Engelse en Franse economie van 1660 tot 1690
- De concurrentie met de Nederlanden op het gebied van handel en verscheping was groot:
- 1650-1663: Engelse navigatieverdragen om de Nederlanden uit te sluiten van de transoceanische handel
- Frankrijk voerde na 1670 een gelijkaardig beleid
- Protectionisme stuurde het Europese handels- en productiepatroon in de war, maar t.v.v. de landen die een mercantilistisch beleid volgden.
- De landen die hun handel en industrie niet beschermden kenden de traagste commerciële ontwikkeling: bv. Spanje: veel van haar industriële en commerciële onderontwikkeling is te wijten aan de afwezigheid van zo’n beleid
E. Conclusie
Wat onderscheidde de zeventiende eeuw van de 16e en 18e:
- Bevolkingsstagnatie
- Achteruitgang van landbouwproductie met daaraan verbonden crisissen
- Achteruitgang van stedelijke nijverheid
- Opkomst van plattelandsindustrie
- Bevolkingsstagnatie door:
- Engeland en de Nederlanden: epidemieën
- Frankrijk, Spanje en Italië: indirect verband tussen sterften ó hongersnoden
- Het ondermijnen van de landbouw in West-Europa is te wijten aan drie exogene factoren (en niet aan Malthusiaanse factoren):
- mortaliteitscrisissen
- postcrisis landtransfers van boeren naar andere sociale klassen
- De stijging van verpletterende fiscale afpersing
- In Oost-Europa hadden de landbouwcrisissen ook duidelijk socio-politieke oorzaken i.p.v. Maltusiaanse
- In het algemeen kende de 17e een terugval van stedelijke nijverheid. De stedelijke industrie behield haar voordeel in de kapitaalsintensieve processen (zoals textielverven), en in de productie van luxegoederen
- De vraag naar rurale industriële goederen was elastischer dan de stedelijke
- Op lange termijn tekende de plattelandsnijverheid de lijnen uit voor de industriële groei van de 17e eeuw