De vernieuwingsbeweging van de jaren zestig
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 900 keer
In 1966 trouwde kroonprinses Beatrix. Tijdens de trouwstoet ontplofte er een rookbom. Dit incident bleek het begin van een bewogen jaar. Amsterdam was het toneel van rellen, demonstraties en openbare manifestaties. Het kabinet viel na een lang debat ‘de nacht van Schmelzer’ genoemd naar de fractieleider van de KVP. De Democraten werden opgericht die een fundamentele democratisering wensten. In de PvdA roerden jonge intellectuelen zich, verenigd als Nieuw Links om een radicaal partijbeleid op te stellen. Verder waren er kleine anarchistische, revolutionaire groepjes actief. Bij de katholieken verscheen een Nieuwe Katechismus als uiting van een andere koers.
Er waren veel gebeurtenissen, maar veel dat als volkomen nieuw gezien werd, had stevige wortels in het verleden. Al het oude leek te hebben afgedaan. De bevolking schudde de volgzaamheid van zich af.
Vanaf eind de jaren ’50 was er een ware welvaartsexplosie. Door de loonsverhogingen was er veel materiële luxe. De levensstijl veranderde en materiële welvaart werd als vanzelfsprekend geacht. Hier spreekt men van het ontstaan van de consumptiemaatschappij. De vondsten van aardgas in Nederlandse bodem versterkte het gevoel van een onbezorgde toekomst. Steeds meer kwam de uitvoering van sociale maatregelen in handen van de staat zoals de in 1963 aangenomen Algemene Bijstandswet (ABW). De band tussen de bevolking en de verzuilde organisaties verminderde en de sociale controle nam af.
Voor zover de verzuilde organisaties nog macht hadden, waren er interne problemen. In de maatschappelijke zorg begonnen pedagogische en psychologische wetenschappelijke inzichten door te breken. Ook inzichten uit de sociologie en de politieke wetenschap konden tot botsingen leiden met de traditionele zuilenelites.
In de jaren ’50 was een rijke jeugdcultuur opgekomen die zich afzette van de volwassenen. Er was een sterk consumptief ingestelde kleding- en muziekcultuur en voorts ook een anti-establishment-cultuur die deels aansloot bij anarchisme en revolutionair socialisme. Tenslotte ontstond een underground-cultuur. Dit alles vond soms aansluiting bij de avant-garde stromingen in kunst. Cobraschilder Karel Appel en Vijftiger Lucebert werden beroemdheden. Verschillende kunstenaars en schrijvers zoals Harry Mulisch waren actief in deze beweging. Men keek ook erg naar het buitenland. Vooral de hippie- en flower powercultuur in de VS en de politieke acties tegen de Vietnamoorlog sprongen in het oog.
De straat ging meer een rol spelen in het maatschappelijke leven. Relletjes, stakingen, demonstraties,… kwamen steeds meer voor. Zo was er in 1966 nog de Maagdenhuisbezetting: radicale studenten die het onderwijs wensten te democratiseren bezetten het administratieve centrum van de Amsterdamse Universiteit. De acties hadden ook effect, de elite gaf er aan toe. De politie en de autoriteit vonden pas na enkele jaren nieuwe omgangsvormen met het publiek.
Geweldige politieke terreuracties waren er naast twee treinkapingen in 1975 en 1977 en enkele acties van de radicale Zuid-Molukse jongeren niet. De politie botste wel nog met de kraakbeweging. Zij ijverden voor genoeg en betaalbare woonruimte. Meestal kraakten ze leegstaande panden om hun punt te verduidelijken. Bij de ontruiming van deze panden ging het er soms gewelddadig aan toe. Ook voerden ze actie op de kroning van Beatrix als koningin in 1980 met de leuze ‘geen woning, geen kroning’.
Zo kwam de permissive-society tot stand. Ieder moest juist voor zichzelf bepalen hoe hij of zij zich wenste te gedragen. Ook de vrouwenbeweging formuleerde nieuwe eisen. In 1968 werd Man-Vrouw-Maatschappij opgericht met Joke Kool-Smit als inspiratrice. In 1970 trad de radicale groep Dolle Mina op. Het kernpunt was nog steeds gelijke behandeling van vrouwen en mannen.
Ook was er een nieuwe seksuele moraal waarin seksuele vrijheid centraal stond, wat bijvoorbeeld inhield dat het taboe op homoseksualiteit werd doorbroken. Ook de introductie van ‘de pil’ was een doorbraak. Het recht op abortus werd een belangrijk thema. Velen hadden zich trouwens al eerder een grotere seksuele vrijheid verworven.
Ook het koningshuis bleef er niet buiten. Er werden principiële republikeinse pleidooien gehouden en de aandacht ging naar de huwelijksplannen van de oudste twee prinsessen. Beatrix wou een Duitser huwen en rakelde daarmee herinneringen op aan de bezettingstijd. Irene koos de pretendent van de Spaanse troon en werd katholiek, wat ook een gevoelig punt was bij de Nederlanders. Irene zag in 1964 af van haar recht op de troon.
De buitenlandse politiek was ook onderworpen aan hevige discussies. Ontwikkelingshulp werd voor sommigen noodzakelijk geacht, want in de nieuwe onafhankelijke staten heerste er armoede. Ook het veiligheidsbeleid kwam ter discussie. Er was verzet tegen de koude oorlog en men streefde naar ontwapening.
Er was voortgaande ontkerkelijking. Aan het begin van de 21ste eeuw rekende de helft van de bevolking (16 miljoen) zich niet tot een kerkgenootschap. De islam kende wel een opgang, 5% van de bevolking rekende zich hierbij. Alle kerkgenootschappen kregen te maken met interne radicalisering, in de vorm van gelijkheidselementen in geloof en leer. In 2004 werd het samengaan van de Hervormde, Gereformeerde en Lutherse kerken geformaliseerd in de oprichting van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).
Olv kardinaal B. Alfrink deed de katholieke kerk pogingen om aan de eisen van de moderne tijd tegemoet te komen. Latijn verdween uit de mis en er was overleg met de gelovigen. Op een Pastoraal Concilie (1968-1970) kregen leken de mogelijkheid om zich te laten horen. Ook werd er veel meer ruimte aan de gelovigen gegeven. Pogingen van katholieken om dit moderniseringsproces te stoppen, lukte niet.
De massamedia speelde in het moderniseringsproces een belangrijke rol. Ze werden onafhankelijke instituties op zoek naar politiek en maatschappelijke waarheid. Er was een nieuw soort journalistiek waarvan actievoerders en autoriteiten voordelen konden uithalen.
Het is moeilijk om in dit proces oorzaak en gevolg van elkaar te onderscheiden. Er was wederzijdse beïnvloeding van de recente materiële welvaart die in verband stond met de détente in de Oost-Westverhoudingen. Langer lopende processen waren de ontplooiing van de verzorgingsstaat en de verwetenschappelijking van de samenleving. Het gemiddeld opleidingspeil van de bevolking steeg en er was ook meer vrije tijd.