De middeleeuwse groeifase (10e-begin 14e eeuw)
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1023 keer
In de eerste plaats is er een sterke agrarische groei, die zorgt voor een snelle ontwikkeling van de steden,
zowel nieuwe stichtingen als de uitbouw van bestaande steden. Vanaf de tweede helft van de 11e eeuw
is er een versnelling in de handelsrelaties, enerzijds op het lokale vlak door de noodzaak van een
uitwisseling tussen stad en platteland en anderzijds op het interregionale vlak (middellange afstand)
door de regionale klimaatverschillen en de daarbijhorende specialisaties.
Daarnaast is er ook een langeafstandshandel, waarbij verbinding gemaakt wordt met de gebieden aan de
grenzen van Europa, vooral voor luxeproducten. De steden aan die grenzen groeien hierdoor uit tot
nieuwe handelscentra: Italië heeft via zijn gateway-steden zoals Amalfi, Salerno, Napels en Bari goede
contacten met Byzantium, Venetië zorgt in de 9e eeuw vooral voor de uitwisseling van hout en slaven
tegen luxeproducten uit het Oosten, om in de 10e eeuw uit te groeien tot de gateway-stad voor de Povlakte.
In Catalonië verkrijgt men goud in ruil voor graan, wijn en troepen voor de musulmaanse wereld.
In Scandinavie zorgt met voor de incorporatie van het Balticum, en heeft men een opgepotte voorraad
edelmetaal, en vormt men het middelpunt van de slavenhandel.
De interregionale handel zorgt voor intense commerciële banden rond de Noordzee-ruimte. Er is de
Mosaanse handel met metalen uit de Maesstreek die in het Londense toltarief zitten. De Friese handel
zal geleidelijk vervangen worden door de Duitse Hanze en de Vlaamse handel importeert wol uit
Engeland, om het geproduceerde laken naar heel Europa te exporteren.
Er zijn ook technische evoluties in de scheepvaart. In de Middellandse Zee stapt met over naar galleien,
soms met 2 rijen roeiers en naar langschepen, met 2 bruggen en Latijnse zeilen. In het Noordzee-gebied
evolueert met van de Vikingschepen met roeiers en zeilen naar de kogge.
Ook het belang van de jaarmarkten (feriae, nundinae) kan niet onderschat worden: ze zorgden voor een
concentratie en organisatie van de handel rond verschillende plaatsen op de verschillende tijdstippen
van het jaar, gebaseerd op regionale cycli en heiligendagen. Er waren ook halfway-gates, die zorgden
voor utwisseling tussen de verschillende circuits. Deze jaarmarkten waren het resultaat van het einde
van de decentralisatie, waardoor de heren weer voor bescherming konden zorgen, en de
vredesbewegingen hieraan gekoppeld. De jaarmarkten zouden in zwang blijven tot 1277: vanaf dan
schakelde men eerder over op rechtstreekse zeehandel, na de verdrijving van de Islam uit Spanje en
Portugal. Daarnaast zorgde de Honderdjarige oorlog voor een toenemende onveiligheid op de wegen.
Er was ook een opmerkelijk financieel voordeel voor de vorst, aangevuld met de monetaire functie: niet
alleen was er een muntstandaardisatie en –verspreiding, kredietfuncties werden ook ontwikkeld.