De liberalen aan de macht België sinds 1830
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1049 keer
Die gegoede liberale burgerij beheerste het politieke leven tussen 1847 en 1870 en vertoonde meer samenhang dan die in Nederland ondanks de tweedeling tussen de doctrinairen, centre-gauche en radicalen.
Ondanks het opkomende antiklerikalisme waren er nog veel kerkgangers terwijl andere liberalen protestants werden of antireligieus waren. De vrijmetselarij speelde in het antiklerikalisme een belangrijke rol. De vrijdenkersbeweging richtte zich steeds meer op kleine burgerij, ambachtslieden, studenten en intellectuelen.
De loges vormden het liberaal organisatiewezen als antwoord op het katholieke verenigingsleven en stimuleerden zowel cultuur als pers.
Deze liberaal-burgerlijke cultuursfeer verschilde duidelijk van de katholieke leefwereld. De eersten kozen voor neoclassicistische architectuur en Tijl Ulenspiegel, en domineerden de opera en toneel terwijl de katholieken bij de neogotiek bleven.
De doctrinairen, met als voorman Frère-Orban, waren etatistisch en wilden de staat als deelgenoot in het economisch leven terwijl de radicalen minder etatistisch waren en centralistisch waren en invloed kregen in de steden.
De liberale regeringen in België werden echter beheerst door de doctrinairen en kenden aan de staat een regelende functie toe. Door de verlaging van verheffingen en stimulatie van transport, communicatie en openbaar krediet droeg de overheid aan de consolidatie van het kapitalisme. Op de levensbeschouwelijke breuklijn voerden ze een antiklerikale politiek vooral gericht op de secularisatie van kerkhoven, liefdadigheid en onderwijs.
Vooral de strijd rond het openbare onderwijs liep als een rode draad doorheen het levensbeschouwelijk conflict. Aangezien de grondwet de onderwijsvrijheid garandeerde stichtten de katholieken op alle niveaus confessionele scholen op en ze hadden zelfs invloed op de openbare scholen. Dit uitte zich ook in de schoolwet van 1842. In 1850 reageerden de liberalen door de uitbreiding van het rijksmiddelbaar onderwijs en het facultatief maken van het godsdienstonderricht. Deze maatregelen zorgden voor een eerste schooloorlog (1878-1884). De kerk ontwikkelde haar eigen onderwijsnet en op die manier ontstonden twee concurrerende netten wat de scholingsaanbod –en graad en analfabetisme wel ten goede kwam.