De Eerste Wereldoorlog als katalysator 1890-1935
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1065 keer
Het land betrouwde voor zijn veiligheid vooral op Groot-Brittannië maar na 1904 toen G-B toenadering zocht tot Frankrijk en zich tegen Duitsland konden Engelse garanties België niet langer beveiligen.
België moest dus zelf zijn defensie versterken en vanaf 1908 ging men over tot militaire hervormingen zoals de dienstplicht (algemeen in 1913).
Duitsland stelde bij het uitbreken van de oorlog het plan-Schlieffen in werking dat de Franse troepen wilde uitschakelen via een omsingelingsbeweging door België heen. De Belgische regering weigerde en dit bracht het land in oorlog. Het Belgisch leger hield in het najaar van 1914 enkel stand achter de IJzer terwijl de regering zich terug trok in Franse Le Havre.
De Duitse inval leidde niet tot een partizanenstrijd maar bracht stilstand en deze stagnatie in handel en industrie zorgde voor grote problemen in voedselvoorziening en werkloosheid. Het Nationaal Hulp –en Voedingscomité, waarin verschillende stromingen samenwerkten, werd toch beheerst door de zakenburgerij. Vanaf 1916 werd de Duitse bezetting drukkender door verplichte tewerkstelling, ontmanteling van ondernemingen en zware oorlogslasten.
Duitsland had geen duidelijke Belgienpolitik maar wel een Flamenpolitik waardoor een aantal Vlaamsgezinden zich aansloten bij de collaboratie van de activisten. Vlaamse eisen zoals de vernederlandsing van de Gentse universiteit en administratieve scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië werden respectievelijk in
1916 en 1917 doorgevoerd. In 1917 werd door de activisten zelfs een Raad van Vlaanderen opgericht. Het activisme stortte echter in elkaar bij de Duitse nederlaag.
Uit de actie en frustratie ontstond aan het IJzerfront bij Vlaamse intelllectuelen de frontbeweging die verder radicaliseerde door het ongenoegen van Vlaamse soldaten, het verbod begin 1917 en de lauwe reactie van de regering. De overname van eis tot zelfbestuur later in 1917 bracht haar zelfs dicht bij het activisme.
De regering regeerden vanuit Le Havre door middel van besluitwetten en ze werd geleidelijk aangevuld met liberale en socialistische ministers. Er waren spanningen met betrekking tot de Vlaamse kwestie en buitenlandse politiek: een Belgisch-nationalistische pressiegroep wilde het lot van België verbinden met de geallieerden en om gebiedsuitbreiding vragen terwijl koning Albert I liever vasthield aan het neutraliteitsstatuut en een geallieerde leiding over het leger bleef afwijzen tot augustus 1918.
WO I legde tegelijk de kracht en zwakheid van het Belgisch politiek systeem bloot en integreerde ook voor goed de arbeidersmassa waarvan men dacht dat ze verbaal revolutionair, internationalistisch en pacifistisch was. Een revolte van Vlaamsgezinden daarentegen was niet voorzien.