Avignon-periode is niet zo negatief als men ze voorstelt
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 918 keer
door teloorgang universalistische pretenties raakte de Kerk veel v. haar ‘moreel & geestelijk leiderschap’ kwijt, maar daar staat tegenover dat Avignon- pausen wel centralisatiestreven i.d. pauselijke gezagsuitoefening binnen de Kerk hebben kunnen uitbouwen => leidde tot bureaucratische versterking v.d. curie, maar ging gepaard met versteviging v.d. positie v. de paus zelf
- verdere uitbouw + nieuwe afdelingen of ruimere bevoegdheden voor de 4 vaste departementen v.d. curie sinds 13de eeuw: kanselarij, Camera Apostolica, Penitentiaria, Audientia à groei in productie kanselarij ging samen met uitbreiding v. werkzaamheden v. afdelingen voor financiën & rechtspraak
* opsplitsing Audientia (pauselijke rechtbank) in 2 colleges
* = duur: nood aan nieuwe inkomsten (ook doordat men de macht over Rome kwijt is)
- basis onder de vergroting v.d. financiën v.d. curie werd onder Innocentius III gelegd:
* legde als eerste paus regelmatig belastingen op aan de hele geestelijkheid (= minder afhankelijk v. It. bezittingen & incidentele vorstelijke subsidies)
* 2de nieuwe inkomstenbron = revenuen uit vergeving v. lagere kerkelijke ambten en daaraan verbonden inkomsten (beneficia: provisies & expectanties) à inning geperfectioneerd in deze periode
- tot 13de eeuw had paus geen bemoeienis met de meeste benoemingen, kon enkel in bijzondere omstandigheden bij conflict tussenkomen à komt nu verandering in en in 1265 vaardigt Clemens IV de bul Licet eccelsiarum uit: paus is hoogste gezagsdrager en kan beschikken over alle beneficies à paus kan ongebreideld ingrijpen
- toch geen direct einde aan bestaande praktijken, maar stelselmatige uitbreiding pauselijke interventie à hoogtepunt in Avignon-periode (Johannes XXII)
- pauselijke bemoeienis over benoemingen ging nog verder à onder Johannes XXII & opvolger Benedictus XII is bepaald dat alle ambten ‘ter beschikking’ van de paus stonden
- de direct betrokken clerus verliest bijna alle inspraak
- toch bleven wereldlijke vorsten zich moeien met benoemingen
- grootste deel rekening werd voldaan door degenen die langs deze weg waren benoemd à bisschoppen/abten betaalden 1/3 eerste ambtsjaar, lagere clerus ½
- deze machinerie kon alleen in gang blijven m.b.v. geolied bureaucratisch apparaat
- 1350: 500 à 600 stafleden: ruime verdubbeling (inclusief hofhouding met personeel & garde, exlusief staven v.d. kardinalen : ook nog 10tallen personen)
- kardinalen: ook rechtspraak + gezamenlijke zorg voor beheer v. collegiale inkomsten
- vervreemding tussen top en basis