Logo
Print deze pagina

Aristoteles (384 – 322 v.C.) wijsbegeerte

Deel dit artikel:
  • Kennistheoretisch

Aanvaardt vormen als kennisobject, maar loochent dat ze een afzonderlijk bestaan zouden leiden:

  • geringer vertrouwen in de strikt wiskundige methode:

kennis van de vormen gebeurt door een abstractieprocédé = nadat we talloze, concrete, volmaakte benaderingen van cirkels hebben gezien, vormt zich in onze geest het begrip ‘volmaakte cirkel’

DUS: denken is gebouwd op ervaring = “empeiria” = inzicht dat men krijgt door ouder te worden en veel te hebben beleefd

  • ontwikkeling van de logica

wiskundige methode voldoet niet  noodzaak om toch het denkproces olgens strenge regels te laten verlopen

  • Formele en informele logica
  • Formele logica

= logica die eerder de vorm, of de structuur van het denken onderzoekt in plaats van de inhoud

- Begrippen samenvoegen tot oordelen

- Oordelen samenvoegen tot gevolgtrekkingen

 syllogisme ( maior – minor – conclusio )

- Gevolgtrekkingen samenvoegen tot bewijzen

 axioma’s: iets kan niet tegelijk zichzelf en zijn tegendeel zijn

  • Informele logica

= logica die correcte redeneringen poogt te onderscheiden van drogredeneringen (‘fallacies’) door de inhoud ervan te onderzoeken

  • Drogredeneringen (informele logica)

- Ad hominem argument = discussie pogen te winnen door de tegenstander aan te vallen op zijn persoon (op de man spelen)

- Gezagsargument = ontkrachten of ondersteunen door naar een autoriteit te verwijzen

- Bad company / good company = naar personen verwijzen die met dit standpunt in verband kunnen worden gebracht

- ‘iedereen doet het’ = van mening zijn dat een bepaalde houding / bepaald gedrag correct is, omdat iedereen deze houding heeft of dit gedrag vertoont

- Anekdotiek - drogredenering = verwijzen naar een anekdote om een standpunt of stelling te ‘bewijzen’

- ‘begging the question’ = datgene wat men moet bewijzen al gevolg van een beargumenteerde redenering, reeds opnemen in de redenering zelf

- Cirkelredeneringen = de conclusie van een redenering baseren op bepaalde premissen, maar de premissen zelf ondersteunen door de conclusie

  • Na Aristoteles: dubbele tendens
  • Theoretische aanpak

Nadruk op de creatieve rol van de menselijke geest bij de kennisverwerving:

- Eenvoudige deductieve logica

- Algemene uitspraken

- Gevaar: te ver afwijken van de werkelijke wereld

  • Empirische aanpak

Alleen door ervaring kunnen decisieve resultaten worden bekomen:

- Houdt zich strenger aan de ervaringsgegevens

- Niet duidelijk hoe men tot algemene wetten kan komen

- Probleem: moeilijkheid om tot een logica van de inductie te komen

= trekken van een algemeen besluit uit een aantal bijzondere gevallen

  • Teleologische wereldvisie

Klemtoon op de doelgerichtheid die ogenschijnlijk in de wereld aanwezig is:

- Wereld: verklaren door het doel aan te wijzen waarnaar alles streeft

- Niet: Platonische vormen liggen aan oorsprong van alles wat bestaat

- Maar: doeleinden van de dingen  veroorzaken stuwkracht naar een meer volmaakt realisatie

= CAUSALE / OORZAKELIJKE VERKLARING

 zette zich sterker door bij de ontwikkeling van de moderne natuurkunde

 won ook het pleit in de biologie door Charles Darwin zijn evolutietheorie en de ontdekkingen in de moleculaire biologie

  • Ethica en politiek

NIET: uitgaan van een ideaalbeeld (zoals de platonisch gerichte filosofen deden)

MAAR: meent dat de juiste inzichten uit de menselijke activiteit en de reflectie hierover moeten groeien

Copyright © 2019. All rights reserved.