Wat is evenwicht?
Veel gebruikt in eco analyse, generieke betekenis van evenwichtssituatie: uitkomst waarbij er geen prikkel meer is om iets ad situatie te veranderen. Er is ook niks goeds of slechts ae evenwicht. Een evenwicht is niet per se goed, bv wanneer je kosten hebt die door productie worden veroorzaakt, maar die heel verspreid over bevolking zijn, zodat niemand er rekening mee houdt, kan zijn dat je in alles behalve een goede situatie terechtkomt. Hetzelfde in een macroeconomisch evenwicht: hoge werkloosheid, lage groei, er kan evenwichtsit zijn die allesbehalve positief is. Je kan proberen het te doorbreken om de eco in een ander evenwicht te brengen.
Marktevenwicht = niks anders dan een soort confrontatie vraagaanbod. Vraagcurve met negatieve helling: bereidheid consument te betalen voor het goed en bereidheid producent om producten op de markt te brengen. In snijpunt heb je prijsniveau. Bij deze prijs zijn consumenten bereid hoeveelheid te kopen die producenten bereid zijn te leveren. Bij snijpunt van vraag en aanbod zijn beide partijen tevreden. Vandaar dat men dat snijpunt ook een evenwichtspunt noemt. Punt waar de markt spontaan naar zal evolueren. Je moet aangeven dat alle andere combinaties, alle andere prijzen geen evenwichtsprijs zijn. Hoe ga je dat doen? Zien wat er gebeurt bij een onevenwicht. Bv stel dat de prijs hoger is dan evenwichtsprijs. Stel dat om 1 of ander reden de prijs te hoog zou zijn, wat gebeurt er dan? Als de prijs 2 pond/stuk is, dan gaan consumenten minder willen kopen. Ze willen dan maar 3 miljoen stuks. Je hebt dan een aanbodoverschot. Als prijs te hoog is, gaan producenten meer op de markt willen zetten dan consumenten willen kopen. Situatie van vraagtekort of aanbodoverschot.
Wat gebeurt met aanbodoverschot? Dat is geen evenwicht. Producenten blijven zitten met 2 miljoen stuks, ze proberen die voorraden toch kwijtraken, ze kunnen dat maar door de prijs te laten zakken. Producenten gaan onderling concurreren door prijs te laten zakken. Prijsdaling gaat voort totdat prijs weer 1,5 is, dan gaan ze exact 4 miljoen stuks produceren die ook door consumenten wordt gekocht. De prijsstijging leidt tot concurrentie. Bij onevenwicht concurreren de producenten onder elkaar. Dat is situatie van aanbodoverschot.
2e situatie kan ook ie andere zin zijn, nl wanneer de prijs lager is dan evenwichtsprijs. Stel dat prijs= 1 pond/stuk. Dan omgekeerde situatie. Mensen gaan meer consumeren, meer kopen. Gevraagde hoeveelheid: 6 mil stuks. Situatie ve vraagoverschot of een aanbodtekort. Meer vraag dan aanbod. Concurrentie = tussen de mensen. Ze gaan de prijs opvoeren. Producenten merken dan dat meer vraag dan aanbod -> opvoeren van prijs tot evenwichtssituatie van 1,5 pond/eenheid. De samenwerking is tss producenten en consumenten, terwijl rivaliteit: ofwel tss producenten of consumenten.
Wat beïnvloedt vraag een aanbod? De andere factoren bij vraag en aanbod. Determinanten vd vraag: prijs. Substituten: margarine en boter. Of bv aluminium en koper/plastic. Benzine en diesel. = vervangproducten. Complementen: goederen die samen worden gebruikt. Koffie en melk. Extreem vb van complementen: rechterschoenen en linkerschoenen. Auto en brandstof. Als de prijs van brandstof stijgt, negatief effect op de vraag naar auto‟s!
Koopkracht en inkomen: ook een effect. Daar onderscheid normaleinferieure goederen. Wanneer koopkracht stijgt, positief effect op gevraagde hoeveelheid. -> normale goederen. Maar er zijn ook uitz, inferieure goederen. Wanneer mensen rijker worden, gaan ze er minder van vragen. Bv aardappelen: redelijk goedkoop. Maar als mensen rijker worden, zoeken ze meer variëteit, bv pasta, rijst. Voorkeuren. Smaken verschillen. Als je jong bent, wil je een racefiets. Als je 65 bent, wil je een gewone fiets. Rechtsregels. regels ih algemeen. Er is bv een heel beroemd artikel van Runding Svelts, the pope and the price of fish = art in American economic review: artikel gaat over effect voor het Vaticaans consilie van jaren geleden, was kath kerk streng over eetgewoonten. 1 vd voorschriften was dat je tijdens de vastenperiode geen vlees mocht eten. Die regel is blijven bestaan tot aan het Vaticaans Consilie en is toen afgeschaft. Plotseling zag men vraag naar vis dalen. Reglementering: wat te maken heeft met veiligheid en gezondheid van werkkrachten. Dat verhoogt de kostprijs vh inzetten van arbeid-> effect op de productiemogelijkheden en kostprijzen. Relatie tss aanbodprijs en aanbod = aanbodcurve. Relatie tss vraagprijs en aangeboden hoeveelheid = vraagcurve. Verschuivingen vraagcurve
Veronderstel dat de prijs ve substituut toeneemt. Een vervangproduct wordt duurder -> curve gaat verschuiven naar rechts. Positief effect naar ander product. Het omgekeerde kan ook, veronderstel maker substituut-> lager prijs-> negatief effect op vraag naar mijn product. De stijging of daling van prijs van substituten, heeft effect op de ligging. Stijging substituut verschuift vraagcurve naar rechts, daling: naar links. Stijging prijs complement heeft negatief effect op mijn goed. Daling: omgekeerd effect. Vraagcurves kunnen verschuiven oiv stijging/daling prijzen substituten & complementen.
Bij inferieure goederen: omgekeerd effect. Wijziging in reglementering kunnen ook zo‟n effect hebben-> vraag naar vis-> negatief effect owv het afschaffen v bepaalde verbodsbepaling.
Aanbodcurve: blauwe curve. Veronderstel dat technologie verbetert; met minder inputs effect verbetert. Dat bij dezelfde kostprijs meer kan worden geproduceerd -> aanbodcurve verschuift naar rechts. Andere factor: schaarse arbeid, lonen stijgen, effect: dat eenzelfde hoev maar kan worden aangeboden tegen hogere prijs. Bij versoepeling wetgeving, kan effect zijn dat aanbodcurve verschuift Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal naar rechts. Dus ligging curve hangt af van wijzigingen andere factoren.
Met die kennis kan je beginnen speculeren over wat er gebeurt indien er in markt iets wijzigt wat effect heeft op de prijs. Indien bv iets gebeurt met de technologie.