Lorenz-curve en Gini-coëfficiënt
De meest gebruikte manier om de verdeling van het inkomen voor te stellen is de Lorenz-curve en zijn bijhorende Gini-coëfficiënt. Deze grafische voorstelling drukt uit “welk aandeel van de bevolking” verantwoordelijk is voor “welk aandeel in het inkomen”. Zo zie je bv dat 40% van de bevolking maar verantwoordelijk is voor 13.91% van het inkomen.
We tekenen ook de 45°-lijn, deze geeft de situatie weer waarbij de inkomens perfect gelijk verdeeld zijn. Dat wil zeggen dat elke persoon in dat land evenveel gaat verdienen. Hoe groter de afstand tussen de Lorenz-curve en de 45°-lijn, hoe groter de inkomensongelijkheid.
Vervolgens is het mogelijk om de ongelijkheid die je vaststelt bij de Lorenz-curve, in een kengetal uit te drukken door het berekenen van de zogenaamde Gini-coëfficiënt. Deze wordt berekend door de oppervlakte tussen de 45°-lijn en de Lorenz-curve te delen door de oppervlakte tussen de 45°-lijn en de horizontale as. In bovenstaande grafiek is de Gini-coëfficiënt dan gelijk aan A/ (A+B).
De waarde van de Gini-coëfficiënt ligt altijd tussen 0 en 1, waarbij 0 staat voor een perfect gelijke verdeling en 1 staat voor een perfect ongelijke verdeling.
In het jaar 2007 heeft België een Gini-coëfficiënt van 0,312. Deze coëfficiënt is vergelijkbaar met andere West-Europese landen.