Menu

Historisch-institutionalistische school

Deel dit artikel:

Stellen dat het economisch handelen niet los van zijn politieke, historische en sociale context kan bestudeerd worden.

De historische school kent 2 varianten: de Engelse en de Duitse.

De Duitse krijgt veel meer aanzien aangezien het neoclassicisme hier niet ingeburgerd geraakt. De Britse school heeft later wel invloed op het institutionalisme.

Duitse school:

Hegel  filosofische opvattingen

Friedrich Karl van Savigny  rechtsfilosofische opvattingen

(ieder volk heeft eigen waarden  Volksgeist  basis rechtregels)

 organische filosofie

Er zijn 2 subscholen:

  • de oudere gematigde
  • de jonge extreme

Oude school:

Wilhelm Roscher, Bruno Hildebrandt en Karl Knies

 proberen door historisch inductief onderzoek de wetten van de sociaal-economische ontwikkeling van landen te ontdekken en als dusdanig in verschillende ontwikkelingsstadia af te bakenen.

Engelse historische school:

Herbert Spencer en Darwin  biologisch werk

August Comte  positivistische filosofie

 zetten zich af tegen Ricardiaanse traditie

 geven economisch onderzoek een bredere basis door: sociologie, biologie en geschiedenis erbij te betrekken.

Hun werk heeft invloed op Alfred Marshall, W. Stanley Jevons en John Neville Keynes

 beschouwen allen economische geschiedenis als belangrijk bij eco. theorievorming.

De historische school slaagt er toch niet in de algemene wetten van de economisch-sociale orde te ontdekken . Toch is zij van betekenis:

- Ze maakt de historici attent op economische fenomenen

- Ze geven een krachtige stoot aan het belang van de economische statistiek.

Het institutionalisme is verwant met de historische school. Het is wel slechts een verzameling van auteurs die zich op bepaalde tijdstippen afzetten tegen het neoclassicisme van hun tijd.

Kenmerken institutionalistische paradigma:

- Ze verwerpen het neoklassieke homo economicus principe.

De mens is geen doelbewuste nutsmaximalisator maar zijn gedrag wordt aangewakkerd door biologische, sociologische en culturele factoren.

- Typisch is het ervoor pleiten dat de menselijke behoeften van binnen uit door het economisch systeem bepaald worden.  analyse: vaak behoeftecreatie.

De kapitalistische markteconomie roept volgens hen veel nutteloze behoeften op.

- In hun marktmodel gaan ze uit van onvolkomen concurrentievormen.

 veel minder belang aan het prijsmechanisme als sturend instr. van de volkshuishouding.

- Centraal in hun werk staat de vorming van maatschappelijke instituties en de invloed van deze op het economische leven.

- Gaat meer op naar sociale wetenschappen dan naar positieve. Ze schuwen het gebruik van wiskunde maar hanteren een empirische en interdisciplinaire benadering van de economie.

- Sterk tegen markteconomie  veelheid overheidsinterventies.

(heeft tevens een moraliserende ondertoon)

Het institutionalisme ontstaat in de VS op het einde van de 19de eeuw omdat ze zicht niet konden vinden in de Engelse neoklassieke visie.

Oorsprong bij Veblen hoewel de school het werk is van Commons en Mitchell

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen