De arbeidmarkt van het hoogindustriële belgië
Als antwoord op de crisis van het laatste kart van de 19de eeuw werd geëxperimenteerd met technologische innovaties. Leidde tot een technologische versnelling die veelal de tweede industriële revolutie wordt genoemd. Gasmotoren en benzinemotoren werden de nieuwe energieaandrijvers van het productieproces. De definitieve doorbraak van de industriële economie wordt geïllustreerd door een verdere verschuiving van de werkzame beroepsbevolking weg van de landbouw. Ook de tertiairisering kwam op gang, maar kwam maar echt op dreef na de tweede wereldoorlog. Samengaand: stijging lonen en koopkracht. Mechanisering elimineerde de minder productieve arbeidstaken. De fordistische productie-organisatie, een gestroomlijnd arbeidsproces gericht op gestandaardiseerde massaproductie, maakte vooral geld in nieuwe sectoren zoals de auto-industrie. Arbeid werd vervangen door kapitaal.
Daling van de mortaliteit door groeiende levenstandaard en geneeskunde, echter geen bevolkingsexplosie. Ondanks verlenging levensverwachting vernauwden de leeftijdsgrenzen van de werkzame bevolking. Dit ging samen met het invoeren van pensioen en de verlenging van het schoollopen. Belangrijk is de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt tot 20% in 1950 (redenen zie volgende alinea). Arbeidsduur verkorte enorm: zondagsrust, 8-urendag. Ook invoering van betaald verlof. Gevolg:: opvoering van arbeidsproductiviteit.
Economische wijzigingen waardoor vrouw eerder huismoeder wordt: afnemend belang van thuisarbeid en agrarische taken, waardoor combinatie van betaalde beroepsarbeid met de huiselijke zorgfunctie moeilijk wordt. Daarnaast: stijgend loon man en grote financiële ondersteuning van de overheid. Vervolgens ontwikkelde de overheid ook een ontmoedigingsbeleid voor de arbeidende vrouw. Door discriminerende mechanismen in te voeren binnen de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Moeder hoort thuis bij de kinderen, goed gehoord?
Een meer positieve interpretatie van deze vrouwelijke uittrede uit de arbeidsmarkt stelt dat deze uittrede een beslissing was die door elk lid van het gezin gedragen werd, inclusief de gehuwde vrouw zelf. Vrouw ging weg van marktarbeid en nam verantwoordelijkheid in het huishouden. Vaak was het inkomen echter niet genoeg om het gehele gezin te onderhouden, waardoor de vrouw toch vaak nog moest bijklussen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, dit noemt men informele vrouwenarbeid.
De arbeidsnoden van het industriële België maakten van België in de 20ste eeuw een immigratiesamenleving. De zware industrie zocht, bij gebrek aan voldoende geschikte kandidaten in België, zelf naar potentiële werknemers in het buitenland. Onder druk van de vakbonden spoorden de werkgevers aan om de Belgische arbeiders de voorkeur te geven bij aanwerving.