Aanvankelijk enkele handelscontacten te Carton (Geranso) nadien verspreiden van

Christendom vooral door Jezuïten die vooral actief zijn in keizerlijke.

Leren de taal en opvatting en gewoonten van China en maakten indruk door hun kennis van verschillende wetenschappen.

Bv. Bron 7 F.Verbiest: hofastronoom v/d keizer en werd mandarijn= elitefunctie.

Er kwam godsdiensttijd maar toen de paus de verering van Conficicus veroordeelde, verbood de keizer het Christendom maar de Jezuïeten verbrande hij niet omwille van hun kennis.

Conficius: iedereen wordt gelijk geboren en er zijn altijd tegenpolen die zorgen voor evenwicht en harmonie = yin-yang (bron 3a p36) “voorgesteld als 2 tranen.”

• Keuzerijk= “mandaat van de hemel” →aan deugdzame vorst bemiddelaar tussen hemel en volk →bijna onbeperkte macht.
  
  
• 1644 (midden 17de eeuw) : Qing in plaats van Ming-dynastie.
• Mantsjoes (tot 1911 geregeerd) afkomstig uit Mantsjoerije.
• Cultureel: 2000 jaar het centrum van Oost -Azië → land van midden = middelpunt van Aziatische wereld, door zijn uitgestrektheid, macht en culturele rijkdommen.

• Gevolgen: a) groot identiteitsbesef (bv. 2008 Olympische spelen.)
• Sociaal: al heel lang behoren de Chinezen tot een dorpsgemeenschap famillie, clan.
• Het zijn groepsmensen en de basis is menslievendheid.

Modernisering van industrie en diensten

Als ontwikkelingslanden zoals India industrialiseren, gaat dat meestal volgens eenzelfde patroon

I Importvervangende industrialisatie → vanaf 1950 eigen nationale industrie met veel staatsbedrijven er is sprake van 3 soorten industrie. Zware industrie: Mijnbouw, staal-en ijzerindustrie.

Consumptiegoederenindustrie: productie van kleding, textiel, leer, edelstenen, juwelen en voedingsmiddelen. De voorlopers van de informatietechnologie industrie: Auto-industrie, lucht- en ruimtevaart en defensie. → Veel research en development.

II Exportgeoriënteerde industrialisatie → Na 1990 begint in india periode van economische liberalisering. (marktgerichte en open economie) → Bezwaar: Indiase identiteit mogelijk verloren, concurrentie op de wereldmarkt..

NIC → Newly Industrializing Countries → Er is een omvangrijke arbeidsmarkt, met lage lonen en goed opgeleide mensen. Overheid geeft bedrijven belastingvoordelen. 2 sectoren in India die gericht zijn op export zijn erg dominant; De textiel- en kledingindustrie, en de

IT-industrie.

Toegenomen belang van dienstensector → structurele verandering in economie India. →

Uitbesteding van diensten; outsourcing. → Bedrijven laten in India veel werk verrichten omdat er; een grote groep engels sprekende mensen aanwezig is, er zijn lage lonen, goedkope satelliet- en internetverbindingen, gunstige geografische ligging van India.

Er is een tweedeling in India ontstaan; Oost en west. Het oostelijke deel is ontwikkeld in de periode van importvervangende industrie (voor 1990) → Zware industrie, ouderwets → Bedrijven worden overeind gehouden door middel van het verstrekken van subsidies van de overheid → Economische ontwikkeling naar binnen gekeerd, gericht op eigen land. Het westelijke deel is vooral ontwikkeld in de Exportgeoriënteerde industrialisatie. → Ontwikkeling van NIC's. → Economie is naar buiten gekeerd, mondiaal georiënteerd.

Een traditionele samenleving in verandering

Na de onafhankelijkheid (1947) werd migratie in India belangrijk. Er zijn 3 soorten migratiestromen.

I Migratie van het platteland naar de stad II Migratie naar geïndustrialiseerde landen

III Migratie naar de Golfstaten; de golfstaten (Verenigde-Arabische Emiraten, Saudi-Arabië, Koeweit en Oman)

Kastenstelsel; indeling van de samenleving in sociale groepen → Standensysteem →

I Het principe van het kastenstelsel; Er zijn 4 standen (varnas) Brahmanen zijn hoogste rang, De onaanraakbaren (untochables); dit is een soort restgroep. In loop der tijd zijn de standen uitgesplist in Jati's(Geboortegroepen) → Kaste → Mensen met hetzelfde beroep.

II Globalisering bevordert het ontstaan van een middenklasse → Verandering van Traditionele samenleving in modern. –> Klasse werden minder belangrijk, mensen moesten samenwerken.

Hoe sterk is India?

India is een groot land met veel bevolking. Economisch is het geen land in de periferie meer Als in 1990 door globalisering de economie open wordt, probeert India op 2 schaalniveau's een sterkere positie te krijgen;

I Het Regionale schaalniveau; handelsblokken → Economisch en politieke positie versterken →I De SAFTA (South Asian Free Trade Area); een vrijhandelszone, naar buiten toe zijn er handelstarieven die de invoer belemmeren. II De ASEAN (Associatie van Zuidoost-Aziatische landen); economische integratie nastreven met vrij verkeer van goederen, diensten en investeringen.

II Het mondiale schaalniveau; India steeds meer grootmacht. Wil ook binnen de Verenigde Naties zijn positie versterken. Permanent lid van veiligheidsraad.

United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland (United Kingdom).

Een land met veel oude industrie krijgt een opfrisbeurt

I De opkomst van de oude traditionele industrie → Ligging van hoogovens, staal- en ijzer industrie verbonden aan ligging steenkoolvelden → Arbeiders gedwongen dicht bij fabrieken te wonen → Steden dicht bij industriegebieden.

II De afbraak van de oude industrie → Vanaf 1950 traditionele industrieën minder belangrijk → Toenemende mondiale concurrentie → Fuseren; economische weerbaarheid vergroot Oude industriegebieden in Groot-Brittannië worden 'depressed areas' genoemd → hoge werkeloosheid, herstructuering van de industriegebieden noodzakelijk.

III Herstructurering van oude industrie-gebieden → 1980 overheid beseft dat traditionele industriegebieden nieuw economisch hart moeten krijgen. → Depressed areas veranderen in development areas met 2 actiepunten voor beleid → I De ontwikkeling van nieuwe infrastructuur; nieuwe bedrijven II De revitalisering van de steden in de oude industriegebieden.

IV Een filiaaleconomie van multinationals → MNO's → Veel nieuwe bedrijven omdat Groot-Brittannië een aantal gunstige vestigingsvoorwaarden had; gunstig belastingsysteem, lagere loonkosten, Engelse taal.

Afbrokkeling industriële sector en de sterke opkomst van de diensten hebben geleid tot een tweedeling; de noordelijke gebieden inclusief Midlands en Wales (economisch zwakke gebieden), zuidelijke gebieden (economisch sterke gebieden).

Het ontstaan van een multiculturele samenleving

Er komen veel migranten uit vroegere koloniën van Groot-Brittannië → 1962 beperkingen die de migratie belemmeren.

Negatieve gevolgen van migratie;

I Achterstelling culturele minderheden (Britten die dezelfde opleiding hebben krijgen voorkeur)

II Ruimtelijke segregatie; Migranten worden geconcentreerd in vooral de grote stedelijke gebieden, wijken etnische samenstelling

III Sociale segregatie; woonscheiding tussen autochtone groep en allochtone groep → versterkt door suburbanisatie

Positieve gevolgen van migratie: I Culturele diversiteit en de internationale oriëntering versterken positie van Groot-Brittannië op de wereldmarkt. II Door internationale contacten halen de nieuwe culturen opdrachten binnen → grote bijdrage aan de Britse economie (Creëren banen, inkomens, welvaart), III Verrijking van de bestaande cultuur → internationalisering Britse eetgewoonten

Is Groot-Brittannië nog een wereldmacht?

Groot-Brittannië hield zich alleen bezig met Europa omdat er direct voordeel mee te behalen viel; splendid isolation → de eilandpositie die veiligheid betekende en die relaties met nabije omgeving niet belangrijk maakte. Groot-Brittannië is lid van de G-8 → prestigieus overlegorgaan van de regeringsleiders van de acht belangrijkste industrielanden in de wereld.

Britten hebben een eigen visie op Europa en vinden dat Groot-Brittannië binnen Europa een aparte positie inneemt, dit blijkt uit: I Gebruik van de Britse pond en niet van de Euro. II Doet niet mee aan het schengenverdrag III Bij 2 belangrijke partijen van Groot-Brittannië zitten ook tegenstanders van de Europese Unie. IV Veel Britten zijn Eurosceptisch.