De internationalisering van de economie
- Gepubliceerd in Economie
- Reageer als eerste!
- groeiend aantal industrielanden zorgde voor toenemende internationalisering van de economie, in eerste plaats door sterke toename internationale handelsstromen
Tabel 2.4 (pg 58)
- 1850-1880: volume wereldhandel steeg met 270%
1880-1913: met 170%
- vooral de infrastructuur ging er sterk op vooruit:
* stalen stoomschepen gebouwd (op vrij snelle wijze grote vracht over langere afstanden vervoeren)
* spoor kende verdere uitbreiding (1870: 200 000km, 1913: 1miljoen km spoorwegen in wereld)
- twee types handelsstromen in die periode:
* de ruil van grondstoffen en landbouwproducten tegen industriële producten
- West-Europese industrie katoen en wol uit het ‘Zuiden’ nodig
- Steenkool en graan werden uit Oost-Europa aangevoerd
- Engeland: voedseldeficit
- Frankrijk: nood aan meer steenkool
* de ruil van industriële producten tussen industrielanden onderling en in mindere mate de uitvoer van industriële producten naar de ‘onderontwikkelde’ landen
- Gr-Br voerde traditionele producten uit (textiel, ijzer, staal, machines)
- Dui uitvoer nieuwe producten (kleurstoffen, elektrische machines)
- Fr uitvoer luxeproducten
- Belg uitvoer chemische producten en transportmateriaal
- toenemende internationalisering van de economie was gevolg van:
* expansie van de wereldhandel
* verspreiding wereldwijd van het industrialisatieproces
met als paradoxaal kenmerk dat de wereldhandel relatief minder woog op de groei vanaf deze 2de IR
globaliseringsvoet= verhouding tussen de groeivoet van de wereldhandel en de groeivoet van de toegevoegde waarde in de wereld
Tabel 2.5 (pg 59)
- 1870-1913: vervijfvoudigde de industriële wereldproductie
(waarvan 75% in 4 grootste industrielanden: VS, Dui, VK, Fr)
- Westerse industrie: nood aan nieuwe afzetmarkten en nieuwe grondstoffen (aanwezig in afgelegen gebieden) vb rubber er petroleum voor auto-industrie, non-ferro metalen voor staalindustrie, koper voor elektriciteitssector…
- Tijdens boom van 1850-1870 namen meeste landen maatregelen om vrijhandel te bevorderen
* Vrijhandelsverdragen afgesloten: douanetarieven tss meeste Europese landen verlaagden
* Engeland ging daarin het verst: protectionisme en douanetarieven af te zweren
* ‘Corn Laws’ afgeschaft in 1846
= die de binnenlandse markt tegen invoer van graan via heffingen afschermden
* In 1865 voegde België zich bij oprichting van 1ste internationale monetaire unie samen met Fr, It, Zwitserland (Latijnse Muntunie)
= overeenkomst waarbij deelnemende landen een vaste wisselkoers vastlegden tss hun respectievelijke nationale munten
nationale munten werden aan elkaar gelijkgesteld en circuleerden vrij binnen de zone zonder door één gemeenschappelijke munt vervangen te worden
deze vereenvoudiging had tot doel de handel tss deze landen te bevorderen
Unie hield stand op papier tot 1925
- Crisis jaren 1870 veroorzaakte heropflakkering van protectionistische maatregelen
* Toch bleven douanetarieven relatief laag en beperkt tot goederen en diensten (niet van toepassing op arbeid en financiële transacties)
* Alleen Eng hield vol met zeer lage douanerechten
1880-1913: Gr-Br voor zijn bevoorrading in voedsel (graan en vlees) en grondstoffen (katoen en wol) in grote mate afh van invoer
Gr-Br had dus alle belang bij een op vrijhandel gebaseerde internationale handel zonder protectionistische invoertarieven
* VS bleven hun binnenlandse markt streng beschermen met douanerechten (pieken tot 60%)
voorwendsel: lonen Amerikaanse arbeiders moesten beschermd worden
in feite: expansie van eigen industrie af te schermen tegen concurrentie van buitenlandse producten