Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Het civilisatieproces

Het civilisatieproces van Norbert Elias had een sterke aantrekkingskracht vanwege zijn sociale dynamiek vanuit het lange termijn perspectief, veranderingen op micro en macro niveau en aandacht voor gedragscodes en omgangsvormen. Deze zijn vaak cultureel bepaald, op lange termijn aan verandering en dynamiek onderhevig en vervullen een sociale functie met processen van sociale distinctie.

Het civilisatieproces op micro niveau behandelt de veranderingen in persoonlijkheidsstructuren in nauwe samenhang met sociale structuren, een hogere graad van zelfbeheersing wat te maken heeft met affectmatiging en groeiende afstandelijkheid tot lichamelijkheid, wat leidde tot graduele pacificering van de dagelijkse omgang en een daling van crimineel gedrag. Het civilisatieproces werd voortgestuwd doordat het kracht inboette als sociaal distinctiemiddel en men steeds naar fijnere beschavingsvormen zocht.

Omtrent het civilisatieproces op macro niveau gaan we op zoek naar het waarom van die civilisering. Het gaat hier om de internalisering van zelfbeheersing, een grotere interdependentie tussen de sociale actoren en steeds complexer wordende samenlevingen wat betreft de groeiende arbeidsdeling en de langer wordende interdependentieketens tussen mensen. Ook de ondersteuning door sociale instellingen zorgen voor meer zelfbeheersing.

Van belang zijn de uitbouw van een markteconomie en het staatvormingsproces. Een daling van geweld is te verbinden aan de monopolisering van geweld door centrale staten en gewapende ridders uit de gepacificeerde hofsamenlevingen (= civilisering van gewoonten en manieren, edellieden als toegewijde en geciviliseerde dienaars) in de zestiende en zeventiende eeuw. Ook het gebruik van duel werd verbonden aan een strikte regelgeving waarvoor zelfbeheersing nodig was. We zien eer verbonden worden met de dienstbaarheid voor de vorst (Lodewijk XIII) en de strafvervolging wordt geprivatiseerd.

Omtrent het belang van het staatsvormingsproces mag wel kritiek geuit worden. Het verband tussen de daling van het geweld en de opkomst van monarchie (Muchembled) klopt niet op alle gebieden. In de lage landen was er helemaal geen sterk centraal gezag, maar wel een snelle afname van de doodslagcijfers. Ook in de Italiaanse steden ontstond heel wat controle van overheidswege op geweld in de Middeleeuwen en de vroeg moderne periode, maar deze was verre van effectief. Ook is er een onderschatting van de stedelijke dynamiek en de relatie tussen staat en de civil society ging over legitimiteit van de staat en wederzijds vertrouwen in de samenleving. Ook ontstond er een onderschatting van de culturele component.

Lees meer...

Enkele algemene conclusies

Interpersoonlijk geweld daalde gedurende de laatste zes eeuwen en vooral vanaf de zeventiende eeuw. Er treden verschillen op in timing en per regio, maar er trad weinig verandering op in sekse en leeftijd van daders. De hoge graad van geweld viel dus samen met de hoge betrokkenheid van de elite. Er traden vooral conflicten tussen mannen op in verband met eer en pacificering van de publieke ruimte.

Lees meer...

Variabelen

We zien een groot op het vlak van sekse of gender. Over het algemeen gaat het vooral om mannen en is het percentage vrouwen beperkt, maar dit is ook afhankelijk van ruimte en tijd. We kunnen wel stellen dat gender geen relatieve variabele is om de daling in geweld te verklaren.

Op het vlak van leeftijd is weinig onderzoek verricht. Op het vlak van sociale status zien we enkele verschillen. Is er een oververtegenwoordiging van sociaal minder bevoorrechte groepen=? In de middeleeuwen was interpersoonlijk geweld geen klassenspecifiek fenomeen, maar vanaf de zestiende eeuw ontstond een dalende betrokkenheid van hogere klassen bij criminaliteit. Dit ondanks regionale verschillen. Deze daling ging vergezeld met een verminderd gebruik van fysiek geweld bij elites.

Wat betreft het geslacht van de slachtoffers, zijn er ook weinig onderzoeken. Wel is duidelijk dat de proportie van vrouwelijke slachtoffers stijgt. Een daling van de doodslagcijfers blijkt in de eerste plaats, maar niet exclusief, een daling van de gewelddaden van man tot man.

Ook de persoonlijke relatie tussen dader en slachtoffer is van belang. Dankzij een pacificering in de publieke ruimte groeide de weerstand tegen fysieke confrontatie bij een conflict, werd de eer als een culturele code om dagelijks gedrag te reguleren verbannen en treden veranderingen op in de notie van eer. Wel is er een stijging van gewelddelicten binnen het gezin.

Lees meer...

Vaststellingen

We kunnen uit onze bronnen vaststellen dat er op lange termijn een dalende trend in frequentie van moord en doodslag is die begon in de vijftiende eeuw en aanzienlijk versterkte tussen de zeventiende en twintigste eeuw. De variaties in de hoogste en laagste schattingen verminderen vanaf de negentiende eeuw.

We zien in de middeleeuwen een relatieve homogeniteit in de cijfers. Vanaf de zestiende eeuw zien we een toename van geografische verschillen en in de negentiende eeuw treden verschillen op tussen centrum en periferie. De periode 1880-1950 toonde een daling van geweld tot het laagste niveau ooit bereikt en traden steeds minder verschillen op tussen de Westerse landen. In de periode 1950-1990 ontstond opnieuw een lichte stijging. We zien schommelingen in de geschiedenis gevolgd door een verdere daling van de doodslagcijfers.

Lees meer...

Onderzoek naar criminaliteit in het verleden: doodslag en moord

Uiteraard treden hier problemen van methodologische aard op. Hoe betrouwbaar zijn de doodslagcijfers uit het verleden? Ten eerste is er een andere definieerring van doodslag in het verleden namelijk onvrijwillige doodslag versus intentionele agressie. De kwaliteit van de cijfers en de juridische documenten is ook niet duidelijk. Is doodslag een indicator voor andere vormen van geweld? Er is sprake van regionale verschillen en een interactie tussen veranderingen in technologie en medische kennis.

Lees meer...

Uitgangspunten

De hedendaagse samenleving lijkt wel in de ban van geweld. Er is steeds publieke commotie rond gewelddadige incidenten, waarbij constant gezegd wordt dat de samenleving gewelddadiger wordt, een nood aan herstel van normen en waarden bestaat en er een nood aan respect optreedt. Hierbij wordt steeds verwezen naar een vrediger leven met een warm gemeenschapsleven door traditionele kleinschalig samenwerkingsverbanden, een minder kil individualisme en meer sociale controle. Hier rijst de vraag of het verleden wel degelijk harmonieuzer en minder gewelddadig was...

De centrale vraagstellingen hier zijn de evolutie van de doodslagcijfers in het verleden en waarom deze veranderingen optraden.

Lees meer...

De definitieve doorbraak van een consumptiemaatschappij

Consumptie kan bekeken worden als een ahistorisch begrip aangezien het van alle tijden is. Men spreekt over een consumptiemaatschappij dankzij de stijgende lijn van de consumptie en de intensiteit ervan. De hedendaagse consumptiemaatschappij had zijn wortels al veel vroeger, maar brak definitief door in de tweede helft van de jaren zestig. De markt werd overspoeld met nieuwe en steeds meer producten. Hierdoor werden de bestedingen steeds gevarieerder.

Lees meer...

Economische groei en levensstandaard

Tijdens de jaren vijftig en zestig steeg het BNP per hoofd in alle Westerse landen aanzienlijk. Het gaat hier om unieke groeiprestaties in de wereldgeschiedenis die zorgden voor een versterking van de positie van West-Europa in de wereldeconomie. Er ontstond een voortdurende vraag naar arbeidskrachten, die men ging zoeken in het buitenland en bij vrouwen en ook de onderhandelingspositie van de vakbonden verbeterde aanzienlijk. Ook de tertiaire sector won aan belang.

De vraag blijft of welzijn en economische groei wel gepaard gaan. Inkomens gaan immers over welvaart of het materiële ten opzichte van welzijn. Wat met de gezondheid, de kwaliteit van leef- en werkomstandigheden, de politieke vrijheid enzovoort? Daarnaast zijn er de verschillende schadelijke bijverschijnselen van economische groei zoals milieuverontreiniging en de depreciatie van huishoudelijke arbeid.

Er is uiteraard sprake van een sterke stijging van de koopkracht van de gemiddelde arbeider dankzij de stijging van lonen en salarissen. Een stijging van de levensstandaard brengt een daling van de arbeid met zich mee: geld wordt ingewisseld voor vrijheid. Ook ontstaat er een langzame daling van de loonspanningen (= verschil tussen arm en rijk). Hiermee gaat een langzame groei van de bevolking gepaard, wat zorgt voor een discrepantie tussen een snelle toename van het BNP en een langzame verruiming van de werkgelegenheid. Ook is er een toename van de sociale uitkeringen. Dit op basis van de principes van rechtvaardigheid en solidariteit. Het is ontstaan in de 19de eeuw (Bismarck: om het bewind te legitimeren en een natie te vormen), maar kende in de naoorlogse periode een sterke expansie. Dit zorgt voor een automatische stabilisator van het economische leven. Dit gebeurde aan de hand van een toename van de collectieve voorzieningen en een uitbreiding van de verzorgingsstaat. Er trad echter een recessie op in de jaren zeventig, mede dankzij een verhoging van de sociale uitgaven door een sterke daling van de mortaliteit en nataliteit, met als gevolg een stijging van de werkloosheid, die later structureel bleek te zijn. Men moet nu op zoek gaan naar alternatieven.

Ondanks een sterke stijging van de loonkoopkracht daalt de inkomensongelijkheid zeer langzaam. Men probeert een herverdelend effect in te voeren onder meer door progressieve directe belastingen, die zorgen voor een degressief karakter en een tertiaire inkomensverdeling door middel van inkomenstransfers en collectieve voorzieningen. Deze laatste leiden echter tot wat men het matteüseffect noemt.

Lees meer...

Verschuivingen in verbruik

Na 1870 bereikte goedkoop Amerikaans graan Europa dankzij een sterke daling van de transportprijzen. Daarnaast ontstond de sociale revolutie, waarbij de arbeidersbeweging aan kracht won. Ze waren ontstaan uit de oprichting van verbruikscoöperatieven en zorgden voor een beter voedingspatroon en levenswijze. Een voorbeeld hiervan is de Gentse Vooruit, die prijsverminderingen doorrekende aan de klant.

Inkomensstijgingen leidden aanvankelijk echter niet meteen tot een noemenswaardige daling van het aandeel van voedsel in het inkomen. De budgetruimte werd eerder gebruikt voor extra en meer gevarieerde aankopen. Het gaat hier vaak ook over kwalitatieve in plaats van kwantitatieve aankopen.

Pas na 1891 ontstond er een sterke verbetering van de levensstandaarden, waarbij gezinnen niet zoveel honger meer hoefden te lijden. De Belle Epoque en de Roaring Twenties zorgden voor meer afwisseling in voeding en in het dagelijkse leven. Deze new way of life of Amerikanisme uitte zich in de appreciatie van reizen, sporten en een fijnere keuken bij de burgerij. Duidelijk is een blijvend verschil tussen de burgerij en het proletariaat.

Een dieptepunt ontstond tijdens de twee wereldoorlogen en de jaren dertig. Een economische crisis ontstond met als gevolg een daling van de lonen, een stijging van de werkloosheid en een sterke daling van de koopkracht. Dit had een negatieve invloed op het voedingspatroon.

Het grootste aandeel van de gezinsuitgaven ging nog steeds naar de aankoop van levensmiddelen. Sinds 1870 steeg het aandeel voor kleding, schoeisel, transport, communicatie en huur aanzienlijk. Men spreekt tot nu toe over immobiel consumptiegedrag aangezien het nog steeds ging om levensnoodzakelijke middelen. Er was slechts een zeer langzame verbreding van de consumptiemogelijkheden en het levenspeil.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen