Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

‘Follow-up’ onderzoek op sociabiliteit met leeftijdsgenoten

Longitudinaal onderzoek wijst uit dat:

- Alle 3 soorten spel komen samen voor bij kleuters (vaak overgangen tussen spelvormen)

- De volgorde hierboven voorgesteld klopt, maar spelvormen die later voorkomen vervangen niet de vroegere soorten. Het is eerder zo dat alle types samen bestaan in de kleutertijd.

- Niet-sociaal is het meest frequent bij 3 – 4 jarigen

- Solitair en parallelspel vaak bij 3 tot 6 jarigen

- Het type, NIET het aantal, van sociaal en parallel spel verandert in de kleutertijd

Vandaar het nieuwere idee: binnen elk van de 3 soorten spel neemt de cognitieve rijpheid van het spel toe met de leeftijd.
 3 categorieën van cognitieve rijpheid:

(1) Functioneel spel

Eenvoudige, repetitieve bewegingen, met of zonder voorwerpen

Bv. over de speelplaats lopen met de armen gespreid.

0 – 2 jaar

(2) Constructie spel

Creëren of construeren van iets

Bv. samen of alleen een huis bouwen

3 – 6 jaar

(3) Rollenspel

Uitbeelden van alledaags en ingebeelde rollen

Kan zowel samen als alleen (1 kind kan ook meerdere rollen tegelijk spelen d.m.v. verschillende stemmetjes.)

2 – 6 jaar


Vandaar: alleen spelen is enkel een probleem als het een laag niveau van cognitieve rijpheid weerspiegelt:

> Doelloos rondlopen

> “Rondhangen” in buurt van leeftijdgenoten

> Onrijp, repetitief gedrag (functiespel)

Lees meer...

Sociabiliteit met leeftijdsgenoten

Oorspronkelijk idee (van Mildred Parten): sociale ontwikkeling inzake spel verloopt in 3 stappen:

Niet betrokken, toeschouwergedrag (= kind speelt niet)
Solitair spel (= alleen spelen) 2 soorten: - Associatief spel
= uitwisselen en commentaar geven
bv. het ene kind geeft commentaar op
de toren van een ander kind

Speelt in nabijheid van andere kinderen met gelijkaardig speelgoed, - Coöperatief spel
maar probeert hun gedrag niet te beïnvloeden. = zelfde doel hebben
bv. met dezelfde blokken samen 1 toren
maken
Idee: frequentie of omvang van elke soort verandert met de leeftijd
Dus: spel wordt altijd maar socialer

Lees meer...

Empathie, sympathie en prosociaal gedrag

Empathie = meevoelen met iemand anders en op emotioneel gelijkaardige manier reageren
Sympathie = gevoelens van bezorgdheid of verdriet om het (droevige) lot van iemand anders
Prosociaal gedrag (of altruïstisch gedrag) = handelingen die een ander persoon voordeel brengen zonder dat er te verwachten voordelen voor het eigen zelf zijn.

Empathie is een belangrijke motiverende factor voor prosociaal gedrag.
Maar empathie gaat niet altijd samen met vriendelijkheid en hulpzaam zijn. Voor sommige kinderen gaat empathie samen met persoonlijke angst (‘personal distress’). Door te proberen de pijn van anderen te verzachten, focust het kind zich op zijn of haar eigen angst dan op die van de persoon in nood. In dit geval leidt empathie niet tot sympathie.

Factoren:

- Temperament

  • Kinderen die sociaal, assertief en goed zijn in het reguleren van hun emoties zijn meer geneigd om te helpen, delen en anderen te troosten wanneer ze angstig of droevig zijn.
  • Kinderen die niet zo goed zijn in het reguleren van hun emoties worden overdonderd door hun eigen gevoelens. Daardoor tonen zij minder vaak sympathie en prosociaal gedrag.

- Opvoeding van de ouders

  • Wanneer ouders warm zijn, emotionele uiting steunen en sensitieve, sympathieke bezorgdheid tonen, dan zijn hun kinderen meer geneigd om te reageren op een bezorgde manier wanneer anders ‘distressed’ zijn.
  • In tegenstelling, ouders die boos zijn en straffen storen empathie en sympathie op een vroege leeftijd.

Lees meer...

Zelfbewuste emoties

= emoties waarbij zelf versterkt of gekwetst wordt

- In de kleutertijd komen deze emoties vaker voor

- 3 jaar: zelfbewust emoties hebben een duidelijke band met zelf-evaluatie.

- Ze zijn nog afhankelijk van de ouders om te weten wanneer ze zich fier, beschaamd of schuldig moeten voelen

  • Wanneer ouders feedback geven over de waarde van het kind en hun prestaties, dan ervaren die kinderen zelfbewuste emoties intens, d.w.z. ze zijn meer fier na een succes en meer beschaamd als ze falen.
  • Ouders die zich focussen op hoe de prestaties kunnen verbeterd worden hebben kinderen die deze gevoelens minder hebben.

Intense schaamte is geassocieerd met gevoelens dat ze persoonlijk tekort schieten en een onaangepast gedrag hebben.
Schuld is gerelateerd aan goed aangepast gedrag; ze onderdrukken schadelijke impulsen waardoor ze zich later beter gedragen. (en de schade die ze hebben aangericht herstellen)

Lees meer...

Emotionele zelfregulering

= vermogen om expressie van emoties onder controle te houden; op een aanvaardbaar peil

3 – 4 jaar: kinderen brengen hiervoor strategieën onder woorden.
Bv. ze beperken sensorische input (ze doen hun oren en ogen dicht om een onaangenaam geluid of zicht te vermijden)
ze praten tegen zichzelf (“mama zei dat ze snel thuis ging zijn”)
ze veranderen hun doelen (beslissen dat nadat ze te horen kregen dat ze niet mee mogen doen met een spel, dat ze
dit sowieso al niet wouden doen)
 Wanneer kinderen deze strategieën gebruiken, verminderen emotionele uitbarstingen (zwakken emoties af)

Ook bewuste controle blijft hier belangrijk, want daardoor minderen de emotionele uitbarstingen.

Factoren:

- Opvoeding

  • Kleuters leren strategieën door hun emoties te reguleren door te kijken hoe ouders omgaan met hun eigen gevoelens.
  • Wanneer ouders zelf moeite hebben om hun woede te controleren, hebben kinderen blijvende moeilijkheden met het omgaan met emoties.

- Temperament

  • Kinderen die intense negatieve gevoelens ervaren vinden het moeilijker om hun emoties te onderdrukken en hun aandacht af te leiden van storende gebeurtenissen.

Lees meer...

Begrijpen van emoties

Woordenschat over emoties breidt snel uit: kinderen refereren naar oorzaken, gevolgen en uiterlijke tekenen van emoties.

Kleuters hebben een indrukwekkend vermogen om de gevoelens van anderen te interpreteren, te voorspellen en te veranderen.

> Bv. “hij is droevig omdat hij zijn mama mist”

> De verklaringen van kleuters hebben de neiging om externe factoren van die emoties te benadrukken i.p.v. de innerlijke factoren. Deze balans verandert met de leeftijd.

> Na 4 jaar begrijpen kleuters beter hoe overtuigingen het gedrag kunnen motiveren en begrijpen ze hoe interne factoren emoties kan beïnvloeden.

> Kleuters kunnen ook voorspellen wat vriendjes gaan doen als ze een bepaalde emotie ervaren. Ze realiseren zich dat het denken en voelen met elkaar correleren.

Maar er zijn beperkingen: kleuters hebben het moeilijkheden met interpreteren wanneer er zich een situatie voordoet met tegengestelde aanwijzingen (‘clues’).
Bv. wanneer kleuters een foto te zien krijgen met een lachend kindje op en een gebroken fiets, dan gaan 4 – 5 jarigen zich baseren op de emotionele uitdrukking, nl. “zij is blij omdat hij graag met de fiets rijdt”. Oudere kinderen brengen beide cues meer overeen, nl. “zij is blij omdat haar vader haar beloofd heeft dat hij gaat helpen om de fiets te maken”.
 Kleuters focussen zich op het duidelijkste aspect van een emotionele situatie en negeren andere relevante
informatie.

Factoren:

- Volwassenen

  • Indien kinderen veilig gehecht zijn aan de ouders, dan begrijpen ze emoties beter omdat ze dan gevoelens meer bespreken.

- Andere kinderen

  • (socio-dramatisch) spel

- Broers / zussen

  • Spel beïnvloedt het emotioneel begrijpen

Lees meer...

Emotionele ontwikkeling in de vroege kindertijd

Emotionele competenties:
Begrijpen van emoties van anderen steeds accurater

Emotionele zelf-regulering neemt toe

Meer zelfbewuste emoties (schaamte, schuld) als zelfconcept ontwikkelt

Empathie, sympathie, en prosociaal gedrag nemen toe
(wat bijdraagt tot hun ontwikkeling van moraliteit)

Lees meer...

Zelf-waardering (‘self-esteem’)

= oordelen die we vormen over onze eigen waarde en gevoelens die we daarbij hebben.

Omvat:

Globale inschatting

Oordelen over verschillende aspecten van het zelf

  • Goed presteren op de kleuterschool
  • Hard je best doen (moeilijke taak)
  • Vrienden maken

4 jarigen kunnen geen onderscheid maken tussen hun gewilde en hun feitelijke competenties, ze schatten de eigen vaardigheid vaak heel hoog en onderschatten de moeilijkheid van de taak.

Kinderen van 3 jaar met een verleden van ouderlijke kritiek op hun waarde en hun prestaties geven snel op wanneer ze oog in oog staan met een uitdaging en tonen schaamte en radeloosheid wanneer ze falen in iets.

Lees meer...

Fundamenten van het zelf-concept

Zelf-concept is bij kleuters heel concreet, ze vermelden meestal observeerbare karakteristieken, zoals hun naam, hun fysieke voorkomen, hun bezittingen en hun alledaagse gedragingen.

3,5 jaar: kleuters beschrijven zichzelf ook in termen van typische emoties / attitudes.
Bv. “ik ben blij wanneer ik met vrienden speel”, “ik ben niet graag bij volwassenen”
4 jaar: als de trekomschrijving is gegeven, dan correct de bedoelingen en emoties infereren
Bv. ze weten dat verlegen personen er niet van houden om bij onbekende mensen te zijn. Maar kleuters zeggen niet “ik ben verlegen” of “ik ben hulpzaam”. Directe referenties naar persoonlijkheid eigenschappen moeten wachten voor grotere cognitieve rijpheid.

Kleuters laten ook hun rechten gelden op voorwerpen (“van mij!”) en dit helpt hun de grenzen van zelf te omschrijven.
Dus in plaats van er op aan te dringen dat kinderen moeten delen is het beter dat je zegt van “Inderdaad, dat is van jou, maar zou je straks niet iemand anders aan de beurt laten?”

De ouder – kind conversaties over persoonlijke ervaren gebeurtenissen geven het kind een rijke bron van vroege zelfkennis .

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen