Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

De economische omgeving

Vraag naar goederen en diensten = interactie tussen verschillende factoren nl.:

û Reëel besteedbaar inkomen is afhankelijk van nominale loonstijging en inflatie.

Dit bepaald de koopkracht van de consument.

  • Inkomensstijging:
  • Luxegoederen worden eerder gekocht dan inferieure goederen.
    • Inkomensdaling:
    • bezuinigingsstrategieën door de consument.
      • Goedkoper merk
      • Afwachten van aanbiedingen
      • Tweedehands producten

  • Renteverloop
    • Lage rente:
    • Bevordert de kredietopname en zet vooral aan tot grote aankopen.

  • Beursontwikkeling
    • Vraag naar Belgische goederen wordt bepaald door de sterkte van de munt ten opzichte van de andere valuta’s.

  • Consumenten- en bedrijfsverwachtingen
    • Bedrijfsverwachtingen
    • Bij pessimistische economische vooruitzichten zijn bedrijven minder geneigd te investeren.

  • Consumentenvertrouwen
  • Zijn de vorige factoren positief dan zit het met het consumentenvertrouwen ook goed. Bij een laag consumentenvertrouwen kan de economie moeilijk aangezwengeld worden door de binnenlandse vraag.

Lees meer...

De demografische omgeving

Demografie bestudeert de karakteristieken van de bevolking.

De doelmarkt van een onderneming kan belangrijke wijzigingen ondergaan wegens demografische ontwikkelingen.

Doordat de demografische evolutie vrij continu verloopt kan de marketer redelijk betrouwbare voorspellingen doen en dus tijdig op de wijzigingen inspelen.

Hoewel men kan stellen dat de correlatie tussen leeftijd en gebruik van bepaalde goederen steeds kleiner wordt, blijft de leeftijdsstructuur van de bevolking belangrijk omdat iedere leeftijd consumptiegebonden kenmerken heeft.

In West-Europa en in het bijzonder België:

Demografische nulgroei: babywegwerpluiers en shampoo kennen een stabiele vraag, zodat men op een nulgroei mag rekenen bij gelijke gebruiksgewoonten.

  • Na WOII tot ’64: baby-boom
  • Sindsdien continue daling geboortecijfer door:
  • Efficiënte anticonceptiva
  • Langere onderwijsparticipatie van man en vrouw
  • Stijgend buitenhuis tewerkstelling van de vrouw

Steeds kleinere gezinnen: 2,3 personen.

  • Slechte economische vooruitzichten weerhouden mensen ervan veel kinderen te hebben.

Gemiddelde koopkracht per kind groter doordat men steeds op latere leeftijd kinderen krijgt en de gezinnen alsmaar kleiner worden.

Vergrijzing

  • Specifieke aanpak voor deze seniorenmarkt:
  • meer service
  • etikettering met grote letters
  • klein meubilair voor verblijf in bejaardentehuis of serviceflat, …

Deelname vrouw aan socio-economisch leven

  • Stijging beschikbaar inkomen maar ook tijdsgebrek voor de huishoudelijke taken.
  • De hedendaagse gezinnen zijn dan ook voortdurend uit op tijdswinst, producten die weinig werk met zich meebrengen,…

Stijging aantal gezinnen:

  • alleenstaanden (30%)
  • Éénpersoonswoningen, hotelkamer voor 1 persoon, eenpersoonverpakking,…
    • Meer gewilde kinderloze echtparen
    • Minder aantal kinderen per gezin
    • Meer echtscheidingen

Nieuwe gezinsvormen

  • Samenwonen: voorbereiding op of alternatief voor het huwelijk.
  • Samenwonen na eerste huwelijk.
  • LAT-relatie na een echtscheiding
  • Lesbische of homoseksuele relaties en ouderschap.

Stijging van consumenten met een vreemde culturele achtergrond

Lees meer...

Het milieu

Sinds jaren ’50: zowel overheden, ondernemingen als consumenten worden geconfronteerd met de gedachte dat het milieu eindig is en dat onze onmiddellijke maar vooral LT-toekomst afhankelijk is van ons vermogen om om te gaan met de mogelijkheden en beperktheden van de milieugoederen.

Wereldwijd werden de milieuproblemen verspreid door publicaties, internationale congressen en conferenties.

1972: ‘De Club van Rome’ (publicatie) handelend over:

  • Ongecontroleerde bevolkingsgroei
  • Onbeheerste industriële expansie
  • Vernietiging van de natuur

Duurzame ontwikkeling = de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

1992: ‘Rio Conferentie’ van de VN handelend over:

  • Agenda 21:

Er werd beslist een concreet actieprogramma voor duurzame ontwikkeling uit te werken.

  • De verdeling van de welvaart van de wereld.

 Naar aanleiding van deze top onderkennen steeds meer regeringen en bedrijven

  • Te streven om de doeltreffendheid van het gebruik van hulpbronnen te vergroten.
  • Hergebruik en recycling van reststoffen.
  • Hoeveelheid afval per geproduceerde eenheid beperken.

2002: ‘Wereldtop van Johannesburg’

  • Bedoeling was om tot verbintenissen te komen tussen industrielanden voor duurzame ontwikkeling in alle landen van de wereld.
  • De resultaten waren echter minder groot:
    • Europa heeft zich geëngageerd voor de uitwerking van drastische veranderingen in productie-en verbruikswijzen door oa. de CO²-uitstoot te reduceren. (= Kyoto-protocol)

 Europese staalindustrie heeft de verplichting zwaar te investeren

in milieutechnologie om de CO²-uitstoot te reduceren ofwel hoge emissierechten te betalen. Deel van de staalproductie zou het daardoor moeilijk kunnen krijgen om in Europa te blijven.

Ook dankzij de toenemende media-aandacht voor het klimaat dringt bij steeds meer consumenten door dat ze via hun levensstijl medeverantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving.

  • Consumenten worden dagelijks herinnerd aan de noodzaak om meer verantwoord om te springen met de schaarse middelen die er zijn.

De vraag voor de individuele marketer is hoeveel consumenten vatbaar zijn om meer duurzame producten aan te schaffen.

Steeds meer consumenten slaan de milieu-inspanningen van bedrijven gade.

Ze hebben meer argwaan voor producten die ten onrechte gebruikmaken van het argument duurzaamheid.

Steeds meer consumenten gaan uit eigenbelang op zoek naar meer duurzame producten en diensten. Het besef groeit dat onduurzame consumptie de eigen gezondheid aantast. Onduurzame consumptie bedreigt dus de eigen veiligheid, op een na de basisbehoefte uit de piramide van Maslov.

De marketer zal hierop moeten inspelen en duurzame waarde toevoegen, wetende dat consumenten bijna altijd uit eigenbelang zullen handelen.

Consumenten willen dus veranderen, maar ze willen hierbij ook hulp.

Ze verwachten expliciet dat ze door de overheid gesteund worden om zich milieuvriendelijker te gedragen, maar ze blijven in hun consumptie- en aankoopgedrag ook de gemaksfactor, de kwaliteit en de prijs belangrijk vinden.

Concreet verwachten ze dat in het assortiment van de ondernemingen milieuvriendelijke producten opgenomen zijn.

Lees meer...

Het tweede omgevingsniveau: de macro-omgeving

Ook de ‘macro-omgeving’ oefent effect uit op de marketing bedrijvende organisatie. Hun invloed betreft de middellange of lange termijn.

Met ‘macro-omgeving’ bedoelen we:

  • Milieu
  • Demografie
  • Economie
  • Sociale omgeving
  • Cultuur
  • Wetgeving
  • Technologie
  • Internationale omgeving
Lees meer...

Het grote publiek

Ten slotte is de onderneming geïnteresseerd in de houding van het grote publiek ten opzichte van haar activiteiten. Ze doen inspanningen om het imago te verbeteren en om in een positief daglicht te staan. Media speelt hierin een belangrijke rol. Niet alleen commerciële maar ook andere instellingen doen marketinginspanningen om de publieke opinie aan hun kant te hebben.

Het grote publiek reageert niet op een georganiseerde wijze zoals de belangengroepen, maar heeft wel een idee over de onderneming.

Dit idee kan bepalend zijn voor de bijdragen van aankoop door de consument of de aankoop juist in de weg staan.

Lees meer...

Belangengroepen ter bescherming van de consument

Belangengroepen ter bescherming van de consument beogen de rechten en de macht van de consumenten tov producenten en distributanten te versterken.

  • De consumentenbeweging heeft haar wortels op het eind van de 19e eeuw.

Met de opkomst van de verbruikerscoöperatieven, het optreden van de vakbonden om de koopkracht van de mensen te verhogen en te verdedigen, en de gezins- en vrouwenorganisaties die vooral actief waren op gebied van vorming en opvoeding.

  • Een tweede golf situeerde zich in het interbellum:

Er was veel aandacht voor de armoede als gevolg van WOI

  • In de jaren ’60 zien we de opgang van gespecialiseerde consumentenorganisaties die zich vooral toeleggen op vergelijkende testen en prijs-kwaliteitanalyses.

De vaststelling was dat bedrijven finaal economische doelstellingen nastreefden zonder daarbij ten volle aan de consumentenbelangen tegemoet te komen.

Daarom stelde het Europese Handvest van de grondrechten 5 fundamentele rechten van de consument op:

  • Het recht op bescherming van gezondheid en veiligheid
  • Het recht op bescherming van financiële belangen
  • Het recht op bescherming van juridische belangen
  • Het recht op vertegenwoordiging en deelneming
  • Het recht op voorlichting en educatie

  • De laatste 20 jaar probeert de gemeenschap dmv specifieke acties de bescherming van de gezondheid en de economische belangen van de consumenten te waarborgen.

  • Verbruikersorganisaties hebben ook in België een vrij grote rol gespeeld.

Dat is het gevolg van het feit dat consumentenbeleid door de overheid nog maar recent in ontwikkeling kwam en van de globale aanpas pas in de jaren ’90 werk werd gemaakt.

België telt maar 1 organisatie die consumentenbescherming als enige sociale doelstelling heeft: de Belgische Verbruikersunie.

ð Deze is bij het grote publiek gekend door een van zijn publicaties: Test-Aankoop.

  • Privé-initiatieven worden meer en meer gewaardeerd door de overheid.

  • In de loop van de jaren wonnen consumentenorganisaties, maar ook andere pressiegroepen zoals vakbonden,… aanzien bij consumenten en de overheid. de verschillende organisaties bundelen meer en meer hun krachten en vormen voor heel wat dossiers 1 front.

Lees meer...

Overheidsinstanties

De overheid heeft als wetgever een grote impact op een onderneming.

De onderneming zal de wetgeving in haar strategie inpassen of zich zelfs inlaten in het wetgevend proces zelf.

Een goede legale strategie kan voor een bedrijf even belangrijk zijn als een superieur product of een schitterende klantenportefeuille.

Daarom zullen veel bedrijven lobbyisten in dienst nemen om druk uit te oefenen op de politieke wereld en de wetgeving.

Vanaf WO II is het handelssysteem gebaseerd op liberalisme.

Marktliberalisme: als de overheid beperkingen om tot een bepaalde markt toe te treden opheft waardoor de concurrentie aanwakkert.

Dit leidt tot meer keuzevrijheid en lagere prijzen voor de consument.

Het is de WTO die de nationale markten probeert open te stellen voor goederen, diensten, personen en kapitaal. Dit proces van liberalisering van markten probeert men uit te breiden naar heel Europa maar verloopt niet altijd zonder problemen en belangenconflicten. Om efficiënt te kunnen opereren gaat men ervan uit dat de staat maar een beperkte directe rol mag spelen in de economie (deregulering).

Tot de jaren ’80, sterke wetgeving en reglementering. Sindsdien steeds meer vraag naar deregulering. Ontstaan van:

  • meer en meer belangengroepen die hun sector willen beschermen. Een voorbeeld hiervan is Febiac voor de autoindustrie.
  • lobbyisten in dienst van eigen ondernemingen. Zij zijn continu in gesprek met de beleidsvoerders en in debat met andere organisaties om beleidsmakers beslissingen te doen nemen die positief zijn voor de desbetreffende onderneming of sector.

Vanaf de jaren ’90, overheid steeds inschikkelijker:

  • Verscheidene door de overheid opgelegde regels zijn afgeschaft of versoepeld en hebben plaats gemaakt voor zelfregulering.

Halfweg jaren ’90 is men op zoek naar een evenwicht tussen overheidsreglementering en zelfdiscipline:

  • Vrijwillige akkoorden worden door het bedrijfsleven verkozen boven opgelegde kaders en er wordt gepleit voor een internationale harmonisatie van de wetgeving.
  • Meer en meer overheidsbedrijven worden geprivatiseerd waardoor hun monopoliepositie teniet gedaan wordt. Hierdoor komt men in een situatie waar meer vrije mededinging hen zal dwingen meer aandacht te hebben voor productiviteit, kwaliteit, vernieuwing en vooral de wensen van de consument. Voorbeelden van privatiseringsprojecten zijn: ASLK, Belgacom,…

Privatisering = overheidseigendommen die overgaan in particuliere handen.

Lees meer...

De media

Sinds de opkomst van de media is er veel meer informatie in omloop. De informatieoverdracht gebeurt veel sneller en bereikt steeds grotere groepen mensen.

Massamedia  massacommunicatie  massapubliek (impact groter dan ooit)

Maar ook steeds meer gerichter naar de doelgroepen toe nl. via targeted media. Hiermee speelt het idee van de individuele benadering, bvb. Via sms. Verder zal de consument meer interactief optreden doordat ze zelf informatie gaat opzoeken.

Door de jaren heen kan men spreken van een groei van informatiestromen en kanalen. Van kranten naar tijdschriften tot radio, tv en internet die telkens een stijgende invloed uitoefenen op de publieksgroepen.

Sommige bedrijven slagen erin om virtuele sociale netwerken zo te benutten dat ze de bekendheid van hun merk vergroten of positieve associaties teweegbrengen.

  • Mond tot mond reclame in een elektronische omgeving

De mate waarin consumenten via internet informatie verspreiden kan ook in negatieve zin werken.

De sneller manier waarop boodschappen verspreid worden via internet = virale marketing. (het verwijst naar een epidemie die zich via een virus verspreid)

Er is sprake van een grote standaardisering van de informatie doordat 80% van alle televisienieuwsbeelden afkomstig is van 3 grote wereldbeeldbanken, zodat de wereldrealiteit overal op ongeveer dezelfde manier aangeboden wordt. Naast deze nieuwsbeelden zijn er de films en feuilletons die wereldwijd worden bekeken op televisie en over de hele wereld worden dezelfde cd’s beluisterd. Dit brengt een verdere homogenisatie van beeld en geluid over een groot deel van de wereld met zich mee, maar in zeker zin ook van het wereldbeeld.

Fragmentatie van verspreiding

  • Kleine tv-zenders, lokale radiozenders en sterk gespecialiseerde tijdschriften richten zich steeds meer naar kleine groepen met specifieke kenmerken en behoeften (doelgericht).
  • Niet langer altijd mogelijk om het publiek via massamedia te bereiken omdat de technologie ook de mogelijkheid biedt om eventuele advertenties of reclame te weigeren. De consument beschikt dus over de macht om reclameboodschappen te mijden.

Cruciale vragen binnen het kader zijn:

  • Hoe kan een organisatie plaats inhuren in de media teneinde de afzet van haar producten te bewerkstellingen?
  • Hoe kunnen bedrijven de goodwill van de media cultiveren teneinde het bedrijfsimago, haar activiteiten en producten door de media zelf in een gunstig daglicht te stellen? Hiervoor doen vele ondernemingen beroep op een pers- of public-relationsdienst.

Samengevat:

  • Steeds meer communicatiekanalen
  • Sterk omlijnde segmenten in het massapubliek en meer en meer kunnen boodschappen geweigerd worden.
    • mogelijkheid tot doelgericht werken. (targeted media)
Lees meer...

Het eerste omgevingsniveau: de publieken

Een publiek = Iedere afzonderlijke groep die feitelijk of potentieel belang heeft bij of invloed uitoefent op de organisatie.

Belangrijkste publieksgroepen:

  • Media
  • Overheidsinstanties
  • Belangengroepen
  • Grote publiek

Vroeger: het volstond voor een bedrijf om aan zijn publieksgroepen duidelijk te maken welke producten en diensten het aanbood.

Vanaf ’60: Het publiek wil nu ook weten wie of wat er achter die producten en diensten schuilgaat.

  • meer en meer gaan ondernemingen systematisch en doordacht in dialoog met hun publieksgroepen om een gunstig imago te creëren.
  • Ondernemingen proberen een gunstig imago bij de relevante publieken op te bouwen en ook deze publieken te beïnbloeden.
  • “Een organisatie communiceert met haar publieksgroepen uit eigenbelang… een bedrijf moet zich aanprijzen om te bereiken dat voor haar voortbestaan belangrijke publieksgroepen het bedrijf kennen, dat deze een positieve attitude ontwikkelen tov het bedrijf, en dat deze gaan handelen in voor dat bedrijf positieve zin.”
  • Publieken beïnvloeden niet alleen de organisatie, maar ook mekaar.

Lees meer...

De finale of consumentenmarkt

Sinds jaren 60 vond er een voortschrijdende stijging van de totale consumptieve bestedingen plaats. Gedurende de eerste helft van de jaren 90 vertoonden de Belgen een extreme spaarzin, als gevolg van hun pessimistische verwachtingen over de economische toekomst.

Binnen de consumptieve bestedingen treden er verschillende ontwikkelingen op. De verschuivingen tussen de bestedingscategorieën vormen dan ook een belangrijke leidraad om de evolutie van de consumptie doorheen de tijd te analyseren.

Hiertoe beschikt men over: de 5 jaarlijkse gezinsbudgetenquêtes die door het Nationaal Instituut voor Statistiek afgenomen wordt.

Het betreft een statistisch onderzoek naar de omvang en de samenstelling van inkomsten en uitgaven van de Belgische huishoudens.

De wet van Engel houdt in dat de uitgaven aan voeding procentueel dalen naarmate het besteedbaar inkomen toeneemt.

Wanneer het besteedbare inkomen stijgt, vindt er een absolute stijging aan uitgaven aan voeding plaats.

Er wordt dus meer geld besteed aan voeding naarmate het besteedbare inkomen stijgt. Maar de uitgaven aan voeding dalen relatief.

Dit geldt niet alleen voor voeding, maar ook voor andere primaire goederen.

Echter naarmate men meer verdient zullen de uitgaven aan luxe goederen toenemen. De wet van Engel is ondertussen ook geldig voor kleding, schoeisel en meubelen.

Op microniveau volstaan dergelijke cijfergegevens zelden.

Binnen iedere subbestedingscategorie doen zich immers totaal verschillende ontwikkelingen voor.

De veranderingen in voedingsgewoonten maken dat het totale verbruik van brood in de jaren 90 verder achteruit liep.

De bakkers probeerden offensief te reageren, onder andere door de lancering van nieuwe producten.

Het verbruik van ontbijtgranen daarentegen stegen. Ondertussen is er sprake van voortschrijdende groei.

Deze sterke groei is toe te schrijven aan:

  • Toenemende bezorgdheid om de gezondheid
  • Aantrekkelijkheid van het product voor kinderen
  • De contacten met buitenlandse leefgewoonten
  • Marketinginspanningen van fabrikanten die vooral het televisiemedium gebruiken.
  • De Belg houdt zich niet meer aan drie maaltijden per dag. Hij doet stilaan meer aan ‘grazing’, dit wil zeggen eet de hele dag door kleine hapjes waaronder ontbijtgranen.

Vervoer en communicatie, cultuur, ontspanning en onderwijs en divers gebruik met onder andere lichaamsverzorging, horeca, toerisme,… blijken reeds 45% van het gemiddelde gezinsbudget op te slorpen.

De marketer zal zich noodzakelijkerwijze moeten baseren op het beschikbaar statistisch materiaal en op de prognoses van de conjunctuuranalisten om de toekomstige reactie van de finale consument te kunnen inschatten. Praktisch kan men echter vaststellen dat de voorspellingen nogal uiteenlopend zijn en naderhand moeten bijgesteld worden. Mochten deze prognoses dan toch enige voorspellende waarde hebben, dan nog is de correlatie met de groei van een specifieke productgroep zeer verschillend.

Aanvullend zal doorgaans eigen marktonderzoek moeten polsen naar het toekomstige verbruik van een bepaald product of merk om conclusies te kunnen trekken voor de individuele onderneming.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen