Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Herhaling

Stereotypie

Dat haar zogenaamde vernieuwingen alleen maar uit verbeteringen van de massale reproductie bestond, was niet toevallig maar drukte het wezen uit van het cultuurbedrijf.

Adorno onderzocht dit a.d.h.v. populaire muziek: na enkele tellen kan de luisteraar de rest aanvullen door ze te herhalen. Dergelijke muziek draagt hierdoor ook bij tot een domme, breukloze bevestiging van het bestaande.

Lees meer...

Blind voortbestaan van het systeem

De cultuurindustrie spiegelt ons de wereld voor als noodlottig, onveranderlijk, gegeven. De wereld is onontkoombaar en ook de cultuurindustrie bevat geen kiemen van een andere wereld. Ze ontkende meestal de harde kanten van de werkelijkheid niet, maar bevestigde die gewoon.

De cultuurindustrie bood als paradijs dezelfde alledaagse werkelijkheid opnieuw aan. Zo kreeg het bestaande maatschappelijk bestel de eeuwige zegen van de cultuurindustrie; het werd er door verheerlijkt.

Lees meer...

Aanpassing

De cultuurindustrie hielp de subjecten zich snel en gemakkelijk aan het bestaande maatschappelijke systeem aan te passen. Dit gebeurde op 2 manieren:

- cultuurmedia als radio en tv voorzagen in de behoefte tot informatie: vergemakkelijken van het aanpassen van de gedragingen aan het geregelde leven.

- cultuur voorzag in striktere zin (muziek) in de behoefte tot esthetisering van de alledaagse industriële omgeving

Steiner: de beat- en rockmuziek is een verklanking van wat de gemiddelde arbeider en burger in de industriële omgeving aan gedreun en geklop hoort. Door deze klanken te esthetiseren werd de omgeving opnieuw herkenbaar.

De mechanismen die de mens in zijn vrije tijd besturen zijn dezelfde als die, welke hem bestuderen wanneer hij werkt. Amusement is de prolongatie van de arbeid onder het laatkapitalisme (vrije tijd is de voortzetting van arbeid met andere middelen).

De mechanisering beïnvloedt dus de vrije tijd en het geluk.

Lees meer...

Kritiek op de cultuurindustrie

- Uitgangspunt: fetisjiseringsproces in het kapitalisme, producten werden tot waar. Enkel hun ruilwaarde bleef over, de intrinsieke waarde werd uitgeschakeld.

-Producten worden zo beladen met een soort magische kracht: ieder ding kan in de ruil naar goeddunken in tal van andere producten worden omgezet.

Ook kunstproducten werden hierdoor aangetast. Er bleef een kunst over waaraan het protestpotentieel onttrokken was, een kunst die de bestaande werkelijkheid klakkeloos bevestigde.

- Adorno: haar rol als toevluchtsoord, het aura van het kunstwerk is verdwenen.

  • Benjamin: aura is de oorspronkelijke rituele, religieuze functie: de kunst heeft zich aldus volledig geëmancipeerd uit haar religieuze oorsprong.
  • Adorno: aura is de uitstraling die van ieder geschapen werk uitging, het herinnerde aan de totstandkoming. Hoe meer het kunstwerk herinnert aan zijn scheppingsmoment, hoe meer aura het bezit. Het kunstwerk verschijnt aan de toeschouwer als een unieke gedaante die “het mogelijke” had aangenomen.
  • Het aura van een kunstwerk liet in de wereld het licht schijnen van een andere wereld, een wereld van het mogelijke.
  • Dit werd onmogelijk in een kapitalistische maatschappij.

- Het bedrijf werd terecht cultuurindustrie genoemd, omdat het precies de kenmerken vertoont van de kapitalistische productievorm ~> niet het product (kunstwerk) op zich doet ter zake, maar zijn plaats in het netwerk van ruilverhoudingen, waaraan het zijn “waarde” ontleent.

- Dit werd vooral duidelijk in de evolutie van de muziek:

productieniveau: buitensporige aandacht voor arrangementen i.p.v. composities, kleureffecten, terugkeren van vroegere muzikale stijlen om hun sentimentele waarde,...

receptieniveau: fetisjisering: cultus rond instrumenten en sterren.

De belangrijkste gevolgen van de fitisjisering waren dat hierdoor de aanpassing, de herhaling en de volgzaamheid van de subjecten in de hand werd gewerkt en de bestaande maatschappelijke verhoudingen in hun bestaan werden bevestigd.

Lees meer...

Cultuur als protest en toevluchtsoord

- Institut für Sozial-Forschung

- Gemeenschappelijke visie: de ontwikkelingen in het denken moeten we in verband brengen met maatschappelijke ontwikkelingen, cultuur weerspiegelde de maatschappelijke tendensen.

- Cultuur als een antenne voor de onvolkomenheden van de maatschappij en een voorafspiegeling van een andere maatschappij.

- De traditie wijkt af van de orthodoxe marxistische voorgangers. Culturele verschijnselen werden niet gereduceerd tot een puur ideologische weerspiegeling van klassenbelangen MAAR echte kunst fungeert als toevluchtsoord van het menselijk verlangen naar een “andere maatschappij”, die achter de huidige lag.

- Ware kunst was een uitdrukking van de gerechtvaardigde belangstelling van de mens voor zijn toekomstig geluk.

de aanspraken van de kunst om de maatschappij te overstijgen zijn

VALS, aangezien zij gebonden is aan de maatschappelijke omstandigheden.

WAAR, aangezien de kunst fungeert als een prisma waarin glimpen van een gelukkige toekomst werden opgevangen en versterkt weergegeven.

- Kunst heeft een kritisch gehalte: totdat de maatschappelijke tegenstellingen in de werkelijkheid verzoend zijn, moet de utopische harmonie van de kunst steeds een element van protest behouden.

Adorno: kunst is een protestwapen van het menselijke tegen de druk van overheersende instituties, religieuze en andere, net zozeer als zij hun objectieve werkelijkheid weerspiegelt.

- Kritiek op de kunstproductie: protestkern is verdwenen uit de massacultuur, die ingepalmd is door het bestaande.

- Adorno en Horkheimer: “De dialectiek van de Verlichting”

Lees meer...

De televisielogica dringt door in andere velden

- Een veld “werkt” maar als het tot op zekere hoogte gedifferentieerd is van andere velden en relatief autonoom is.

- De televisie dringt zijn wetten op aan andere velden die hierdoor hun opdracht niet meer vervullen; ze worden aanhangsels van het televisiebedrijf.

- krantenjournalistiek: de kranten gaan zich afstemmen op wat er op televisie gebeurt. De kranten zorgen ervoor dat we bij de concurrentie te lezen is, ook in de eigen krant staat. Ook hier zorgt concurrentie voor homogenisering. De kwaliteitscontrole wordt ondergeschikt gemaakt aan “mee zijn”.

Hooghe: “geen enkele lezer zal zeggen: ‘wat fijn dat mijn krant dat bericht niet brengt, want het is van bedenkelijke kwaliteit’? De lezer denkt: ‘wat vreemd, iedereen in de trein praat erover, en in mijn krant staat er niets over in.” Dit is kijkcijferlogica.

Ook qua opmaak en inhoud lijken kranten steeds meer op het televisiejournaal (McPaper).

- Een goed wetenschapper, filosoof, schrijver of politicus is iemand die op televisie komt. Televisiemakers zijn op zoek naar inslaande oneliners en naar show. De omarming van wetenschappers, schrijvers en politici door de televisie leidt ertoe dat zij de specificiteit van hun eigen werk uit het oog gaan verliezen.

- Televisie zorgt voor een “onzichtbare censuur”: wat geen amusementswaarde heeft, komt niet op de televisie. Dit werkt zelfs door in de literatuur: boekenmarkt, promotietournées en literaire prijzen. In de politiek worden gedegen politici met weinig mediawaarde genegeerd.

Lees meer...

De economische logica dringt door in het televisiebedrijf: kijkcijferlogica

- Door de logica van de vrijmarkt-economie is televisie een puur commercieel product geworden.

- jaren ’50 en ’60: televisie had een volksopvoedende taak (paternalisme)

- jaren ’80: toenemende commercialisering van het televisiebedrijf ~> de zenders programmeren nog hoofdzakelijk programma’s waar veel mensen naar kijken, het streven naar “kwaliteit” is op de tweede plaats gekomen.

- vrijmarktlogica: meer concurrentie leidt tot betere kwaliteit en meer keuze voor de consument  in televisiebedrijf: de productiekost is zo hoog dat het televisiebedrijf verplicht is om programma’s te maken voor een groot publiek

=> Vrije concurrentie in de televisiesector leidt onvermijdelijk tot homogenisering en verschraling van het aanbod: de zenders concurreren door te imiteren.

Marc Hooghe: het opengooien van de mediamarkt zorgt ervoor dat we nu 30 televisiekanalen hebben, maar dat we op alle 30 dezelfde platte programma’s te zien krijgen.

Lees meer...

Habitus

  • veld ~> “uitwendige” structuur & habitus ~> “inwendige” structuur
  • Competentie van de actor om zich en een bepaald veld te kunnen bewegen.
  • Creativiteit: genereert strategieën die het handelen van de actor in bepaalde situaties vergemakkelijken.
  • Komt voort uit een verinwendiging van de uitwendige structuren, en is dus historisch bepaald.
  • Onderscheid gewoonte en habitus -> gewoonte is een gedragspatroon dat telkens opnieuw gereproduceerd wordt, als de omstandigheden het vragen; de habitus is een capaciteit, een creatief vermogen, een praktische beheersing
  • Een geheel van sociaal bepaalde, gestructureerde en structurerende disposities, dat via de praktijk verworven wordt en voortdurend op praktische functies gericht blijft

Met dit begrip zet Bourdieu zich af tegen 2 uitersten:

  • Mens is een rationele homo economicus: het handelen is een weloverwogen verwezenlijking van een bewuste intentie, het vrije project van een bewustzijn dat zijn eigen doeleinden formuleert en zijn voordeel maximaliseert via rationele calculaties.
  • Mens is een product van objectieve factoren: het menselijke handelen is gekenmerkt door niet-geïntendeerde intentionaliteit. Mensen handelen meestal niet vanuit een scherp en expliciet bewustzijn TOCH handelen ze tot op zekere hoogte rationeel. Het gaat hier om een praktische rationaliteit om zich binnen het sociale veld te oriënteren en te bewegen.

bv. Tafelmanieren verraden veel over je opvoeding maar er is nog een zekere vrijheidsmarge.

Relatie habitus-veld

  • Het veld bepaalt de habitus maar omgekeerd houdt de habitus het veld in stand.
  • Conditioneringrelatie: het veld structureert de habitus, die het product is van de inlijving van de immanente noodzaak van dat veld, of van min of meer overeenkomende velden.
  • Kennisrelatie: een relatie van cognitieve constructie ~> de habitus draagt bij aan de totstandkoming van het veld als een wereld die betekenisvol, zinvol en waardevol is, en waarin het de moeite te waard is energie te investeren.

Lees meer...

Sociaal kapitaal

= het geheel van bestaande of potentiële hulpbronnen dat voortvloeit uit het bezit van een meer of minder geïnstitutionaliseerd duurzaam netwerk van relaties onderlinge bekendheid en erkentelijkheid –ofwel uit het lidmaatschap van een groep- dat elk van zijn leden de ruggesteun geeft van het collectieve kapitaalbezit, een ‘geloofsbrief’ die hem in de ruime zins des woords kredietwaardig maakt.

- Zelfopgebouwde of reeds bestaande netwerken (zelfopgebouwde zijn meestal verankerd in reeds bestaande)

- Volume van het sociaal kapitaal is afhankelijk van de grootte van de netwerken en hoeveelheid kapitaal van de kennissen die tot het netwerk behoren.

- Sociaal kapitaal is tot op zekere hoogte autonoom (niet herleidbaar tot eender welke andere vorm van kapitaal)

MAAR kan niet los worden gezien van de andere vormen van kapitaal

Wederzijdse herkenning en erkenning berust op de “objectieve” homogeniteit: tussen de leden is een ruil, en ze zullen er dan ook naar streven om leden in hun netwerk op te nemen met een zo groot mogelijk kapitaal; dit geldt in twee richtingen.

 Afbakening van netwerken: bij het aanknopen van nieuwe relaties houdt men niet enkel rekening met persoonlijke voorkeuren. Men zal ook anticiperen op de waarde die de nieuwe relatie in de ogen van de andere leden van het netwerk zal hebben. Elk groepslid is bewaker van de grenzen van de eigen groep: de groep wordt in zijn waarde bedreigd wanneer er op een onoordeelkundige manier leden worden toegelaten tot het netwerk.

Logica van de laisser-faire: via alle instituties die legitieme transacties bevorderen en illegitieme uitsluiten doordat zij gelegenheden scheppen of lokaties waarop schijnbaar toevallige wijze individuen worden samengebracht die uitermate homogeen zijn in alle opzichten die van belang zijn voor het (voort-) bestaan van de groep.

bv. Families regelen “stiekem” gunstige huwelijken.

Vermenigvuldigingseffect

Het kapitaal waarover men privé beschikt, zal meer renderen naarmate het ook meer door anderen wordt erkend. Sociaal kapitaal is niet waardevast en moet worden onderhouden: wie sociaal kapitaal wil opbouwen en onderhouden moet “rendabele” relaties aanknopen. Het is een activiteit die nooit ophoudt en vereist specifieke competentie.

Men kan hier ook spreken van “geobjectiveerd” sociaal kapitaal (het netwerk waarvan men deel uitmaakt) en “belichaamd” sociaal kapitaal (de kunst om het te onderhouden en rendabel te maken).

Het onderhouden van sociale netwerken vertoont kenmerken van een “Matteus-effect”: hoe groter het sociaal kapitaal dat iemand bezit, hoe winstgevender het wordt.

bv. Door erfenis hoge kapitaalwaarde: anderen meestal bereid zijn tot opname in hun relatienetwerk.

Soms wordt het collectieve sociaal kapitaal gedelegeerd aan een gemachtigd actor, de vertegenwoordiger van de groep. Dit leidt soms tot “verduistering” of “diefstal” van het collectief sociaal kapitaal; de leider handelt en spreekt alsof hij de mensgeworden groep is.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen