Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

wie draagt de belastingen?

Meeste goederen en diensten worden belast om andere dingen te financieren, bv publieke goederen, law and order, defensie. En een 2e rol vd overheid is herverdelen via sociale zekerheid.

Er is een groot verschil tss afrekenen ve belasting met een partij en dikwijls kiest overheid om belasting af te rekenen met aanbieders, dat is om admin kosten te besparen. Er zijn veel meer consumenten in vgl met aantal producenten. Wat is belang vh onderscheid?

Afrekenen ve belasting niet noodz betekent dat die de belasting uiteindelijk draagt of betaalt.

Veel belastingen zijn indirecte belastingen, die op een transactie worden geheven. Wat gebeurt er? Stel dat je belasting afrekent met de verkopers. Aanbodcurve verschuift naar links, als je dus de belasting heft op de producenten van sigaretten bv.

De belasting is 1,5 euro. Nieuwe evenwichtspunt is 4 euro bij verkoop van 325 mil stuks.

De prijs stijgt niet met de belasting. De prijs stijgt maar van 3 tot 4.

De producenten dragen anderhalf belastingen af ad overheid, de nettoprijs is 2,5 die ze ontvangen. Het grootste deel vd belasting wordt gedragen door C.

C draagt het grootste stuk vd belasting. Draagt 2/3e vd belasting, 1/3 voor P. Regel is dat wie de meest IE curve is, die draagt het grootste stuk vd belasting.

2e mogelijkheid: belasting innen via de kopers!

Beetje hypothetisch voor sigaretten. In principe zou je dat kunnen.

Voor andere producten is het best denkbaar dat je dat via de kopers afrekent. Wat als je belasting afrekent via de kopers? Mensen weten dat als ze een bepaald bedrag per eenheid geven, dat ze 1,5 zullen moeten afdragen ad overheid. Men zal minder vragen, vraagcurve verschuift naar links. De producent rekent 4 euro aan, maar hij ontvangt 2,5, de rest gaat naar de overheid. Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

Het grootste stuk wordt weer gedragen door de producent, draagt 2/3 vd belasting omdat de prijselasticiteit vd vraag minder prijselastisch is dan de prijselasticiteit vh aanbod. 2 extreme gevallen: zeer prijsinelastische vraag, bv gewoontegoederen.

De totale belasting wordt gedragen door de consument.

Andere extreme is perfect elastische vraag: de verkopers die de volledige belasting dragen.

Bepaling van elasticiteiten: veel technieken, belangrijkste: econometrie: verzameling van statische technieken.

Jan Tinbergen. Grondlegger van econometrie, heel de familie Tinbergen is uitzonderlijk begaafd.

Lees meer...

Aanbod elasticiteit

Bij aanbod: minder varianten die men definieert. Meestal 1

elasticiteit: prijsgevoeligheid aanbod = aanbodelasticiteit.

Regel: aanbodcurve: positieve helling: doorgaans een positief getal.

Factoren die de AEL beïnvloeden:

Goederen die beroep doen op unieke productiefactor: inelastisch aanbod. Bv een schilderij van Van Gogh. Er zijn maar beperkt aantal. Dus Q is vast! Dus de mogelijkheden van substitutie is zeer belangrijk!

Analyse van 1 of andere markt op korte termijn, je houdt enkel rekening met onmiddellijke reactie, op korte termijn, als P toeneemt, niet veel reacties in Q.

Maar op middellange termijn, je hebt productiefactoren die variabel zijn, je kan mensen laten overwerken of technisch werkloos stellen, dus reactie als de prijzen voor een bepaald product veranderen.

Op LT zijn alle productiefactoren variabel, bv een grotere fabriek bouwen of er 1 sluiten.

Zie ook productiegedrag

Perfect elastisch aanbod. En perfect inelastisch aanbod; dat zijn 2 grensgevallen.

Lees meer...

Wat zijn bv gevolgen ve prijsdaling?

zijn. V is prijselastisch. Als je daar tarief laat stijgen->gevraagde hoeveelheid->meer dan proportioneel afnemen.

Als je meer inkomsten wil, kan je beter de tarieven verlagen dan verhogen.

2e geval: reizigers die vast zitten aan openbaar vervoer, weinig alternatieven, in dat geval: vraag naar ritten op die lijn is inelastisch, door tarieven te laten stijgen, kan je de inkomsten verhogen. Oogsten: mislukte koffieoogst in Brazilië. Wat ziet men? Enorme daling in de oogst door vorst, volume dat op de markt kan w gebracht. Het is prijsinelastisch, mensen drinken koffie uit gewoonte en bij zo‟n prijsinelastische vraag: als kwantiteit daalt, heeft het een meer dan proportioneel effect op de prijs = enorm effect op de prijs. Resultaat is vaak dat de beperkte oogst tg zeer hoge prijzen wordt verkocht, kan soms zijn dat mislukte oogst tot hogere opbrengsten leidt voor boeren. Dus mislukte oogst niet noodzakelijk minder inkomen. Succesvolle oogst kan leiden tot daling in totale opbrengsten.

Fallacy of composition: met oogsten duidelijk: het hebben ve mislukte oogst kan een drama zijn, omdat er veel concurrenten zijn, prijselasticiteit is elastisch. Als daar iets gebeurt met zijn oogst, wat hij niet verkoopt, wordt verkocht door de andere. Mislukte oogst voor 1 landbouwer is een ramp, als de totale oogst mislukt is, is dat niet echt een ramp. Vraag op lange termijn is altijd elastischer dan op korte termijn.

Bv als je prijselasticiteit naar vraag v benzine bekijkt op periode 3 maanden, zie je dat vraag naar benzine prijsinelastisch is. Weinig alternatief. Als je dat bekijkt in 1 jaar, zijn er mensen die beslissen om een andere auto te kopen en dan kiezen voor diesel. Er zijn meer substitutiemogelijkheden voor de mens, naarmate de periode groter is.

Er zijn andere determinanten vd vraag, ook die gevoeligheden aan die factoren kan je uitdrukken in elasticiteit. 1 vb: kruiselingse prijselasticiteit: als een prijs ve bepaald goed J wijzigt met een bepaalde percentage, wat is dan effect op goed I? Bij een substituut is KP positief. Als prijs van T stijgt met 1%, stijgt de vraag naar koffie. Als je complementen hebt bv, dingen die samen worden gebruikt, dan is de kruiselingse prijselasticiteit negatief, omdat het ook duurder is de combinatie te gebruiken.

KP‟s zijn moeilijk om te schatten. Maar het wordt gedaan. Inkomenselasticiteit is makkelijker te meten.

De normale goederen: positief. Als de inkomen stijgt, stijgt ook vraag naar het goed in kwestie. Inferieure goederen: niet het geval. Negatief meestal.

Normale goederen vaak gesplitst in 2 soorten: 1 soort: basisgoederen. Bv voeding, kleding, inkomenselasticiteit is kleiner dan 1. 2e categorie: luxegoederen: ook normale goederen, maar inkomenselasticiteit groter dan 1, zijn gevoelig aan inkomenswijzigingen, bv electronica, buitenlandse reizen. Kan ook veranderen over tijd, bv auto‟s waren vroeger luxegoed. Luxegoederen zijn doorgaans conjunctuurgevoelig. Schommelingen in luxegoederen zijn meer proportioneel dan conjunctuurschommelingen.

Lees meer...

Wat bepaalt de prijselasticiteit?

Belangrijke determinant: beschikbaarheid van substituten. Als je een goed hebt met veel substituten, is de vraag elastisch. Bv merk benzine. Daarvoor zijn andere merken beschikbaar. Prijselasticiteit naar 1 merk benzine: prijselastisch, vele substituten ter beschikking. Vraag naar benzine in zijn geheel: minder prijselastisch omdat er minder substituten zijn, dan is het diesel of olie.

Dingen die je kan missen, bv skivakantie: prijselastisch, prijsgevoelig.

Hoe enger je een goed definieert, hoe meer substituten en des te prijselastischer de vraag.

Hoe belangrijker een goed is bij C, des te prijsgevoeliger. Tandpasta: redelijk prijsongevoelig en producenten spelen daarmee. Maar bv een auto, daar begin je te vergelijken enz. Kortingen vaak bij producten die prijselastisch zijn. De prijs is belangrijk. Andere dingen die prijsinelastisch zijn, daar is meer reclame die product differentiëren. Dan spelen producenten niet in op de prijs, maar op het product zelf.

Laatste puntje: hoe langer de tijd verstrekt, hoe prijselastischer het wordt. Zie vb van roken!

Een inkomensgevoelig goed is doorgaans ook prijsgevoelig. Wanneer inkomens schommelen, schommelt ook de vraag naar exotische vakanties. Dat type vakantie is ook zeer prijsgevoelig, er is veel prijscompetitie tussen producenten.

Prijsinelastische vraag: vraag naar basisproduct. Aanbod verschuift naar rechts->grote prijseffecten, maar beperkte kwantiteitseffecten. 4.2 prijs, gevraagde hoev en totale bestedingen (of omzet)

Lees meer...

Economie

Door maximumprijzen kan je schaarste ve bepaald goed creëren. Bv huurprijsreglementering. Als er monopolievorming is, bij gebrek aan competitie, heeft dat zin, maar bij competitieve markten werkt dat vaak id tegengestelde zin.

Minimumlonen: illegaal om mensen beneden dat minimumloon tewerk te stellen. maar je krijgt hierdoor werkloosheid. Goed voor mensen die hun werk kunnen behouden/die aan werk geraken, maar slecht voor diegenen die daardoor uit de markt worden gestoten.

Illegale markten: die zijn heel belangrijk, bv illegale drugs. Prof kent tussenpersoon. 20 000 per week. Gigantische volumes geld. Oostenrijks econoom Schneider specialiseert zich in schatten, die schat de illegale eco in versch landen, ahv statistiek. Ons land staat daar vrij hoog, in de lijst vd OESO-landen, staan we op plaats 3-4, Italië op 1. Gaat om 15% vh BBP. Dat zijn toch wel giga bedragen! Hoe werken die markten? Die markten zijn minder transparant dan legale markten. Hier is startsituatie de aanbod.

Als die markten illegaal zijn, er zit risico in voor supplier van gepakt en gestraft te worden. Er is een verwachte kost daarvan. Die mensen die houden daar rekening mee. dus kans om gepakt te worden x de straf. Aanbodcurve verschuift naar links. Overheid legt de bestrijding van illegale markten op de suppliers, de dealers, diegene die het verhandelen en produceren. Je kan ook de focus leggen op de klanten.

Vraagzijde: indien de vraag legaal zou zijn, bv alcohol, het is een harddrug, heel wat maatschappelijke en individuele schade teweegbrengen.

Ie illegale markt: als je markt illegaal maakt, hoe dan ook ga je een vermindering krijgen id kwantiteit. Er zijn economen die pleiten om sommige markten voor softdrugs niet te verbieden. Als je alcohol legaal maakt, waarom geen drug bv marihuana legaal maken? effect zou zijn dat schade toeneemt, omdat je situatie krijgt vd paarse curve naar turqoise curvemeer consumptie.

Effect op de prijs minder evident. Hier is de prijs 0. Prijs illegale markt = prijs legale markt. Indirecte consequenties meer criminaliteit.

Focus je op de klanten, gaat de prijs dalen. kwantiteit gaat toenemen, maar prijs gaat ook verminderen omdat klanten terughoudender worden, vraagcurve verschuift naar linksprijs daalt.

Prostitutie: als dat illegaal is, focust men op de klanten. Slecht nieuws voor de prostituees, want prijs daalt. Rol van prijzen: 4 rollen.

Als je tussenkomsten hebt, die gerechtvaardigd kunnen zijn, dan kunnen de functies verstoord worden en dan kan je gevolgen hebben die niet gewenst zijn.

Belangrijk bij prijzen: op een gedecentraliseerde en persoonlijke manier. Een markt is gedecentraliseerd. Onpersoonlijk mechanisme. Heeft allerlei positieve politieke bijeffecten, nl dat een grote graad van vrijheid van individueel handelen respecteert.

2e rol: informatieve rol. Prijzen bieden ook info. Prijs stijgt-> goed schaarser-> info voor producenten want ze moeten dan meer produceren. Info voor consumenten = prijs duurder.

Prijzen hebben ook een motiverende rol. Duurder-> C ontmoedigd, dus men koopt er minder van. Als prijzen stijgen, worden producenten aangemoedigd om meer te produceren.

Laatste (meest gecontesteerde) rol: verdelende rol. Zeker prijzen van input. Als je kijkt naar arbeid (belangrijkste productiefactor), als je beschikt over een talent dat zeer schaars is, verdien je enorm veel geld.

Als je iemand bent zonder talent of vaak voorkomend talent, dan is uw talent niet schaars en de markt vergoedt dat talent minimaal. Het is die rang van inkomensverschillen die vaak het prijsmechanisme waar mensen vaak tegen protesteren. Want talenten genetisch etc., dus loterij. Dus verdelende rol meest becontesteerde.

Lees meer...

Zwarte markten en discriminatie

Als er aanbod is op de markt dat beperkt w door aanbodcurve, bereidheid tot betalen van die 4,4 is veel hoger. Als er

woningschaarste is, gaat er een hoop mensen zijn die bereid zijn in het zwart te betalen. Onmiddellijk: zwarte markt. Als je dat als overheid goed kan controleren, ontstaat er discriminatie. Eigenaars gaan 2 keer nadenken als ze woningen verhuren aan mensen met een laag inkomen. Ze willen zeker zijn van hun verhuurders. Andere vorm van discriminatie: buitenlanders. Die komen op de 2e plaats. -> Vormen van discriminatie onder vorm van huurprijsreglementering. Op het eerste zicht lijkt dat een sociaal leuke maatregel, maar bij analyse, woningschaarste: niet leuk. Zwarte markt: ook niet leuk. Discriminatie: helemaal niet leuk.

Een ander vb van prutsen met markten: minimumlonen = invoeren ve wettelijke minimumprijs voor arbeid. Hoe werkt dat? Stel dat je vraag een aanbod hebt van arbeid, net zoals je vraag hebt naar producten. Als lonen heel hoog zijn, gaat bedrijfsleven minder willen aanstellen en omgekeerd. Als iets veel opbrengt-> meer mensen kandidaat en omgekeerd.

Hierop kan politiek worden ingespeeld door te zeggen: hamburgerjobs waar je weinig betaald wordt, kan niet, er moet een minimumloon zijn. Lijkt leuk, maar bij analyse: 6euro/uur zijn meer mensen bereid om te werken dan de mogelijkheid van werkgevers om die mensen in dienst te houden. Aanbodoverschot heb je dan-> werkloosheid. Je creëert werkloosheid door de minimumloon in te voeren. Dat laat zien hoe het mechanisme werkt. Al wie in de markt blijft, vindt dat leuk, want hoger loon. Diegenen die je buiten smijt, vinden het niet leuk.

Invoeren van minimum-en maximumprijzen hebben dus gevolgen. Ook probleem van zwarte markten en discriminatie. Minimum-en maximumprijzen lijken leuk, maar bij analyse vaak omgekeerde effecten van die die bedoeld waren.

Lees meer...

Markten en wetten en regels in actie.

Iets dat heel populair is, is het invoeren ve maxprijs. Bij ons in BE: huurprijsplafond. In andere landen: een zeker maximum. Politiek heeft maar zin dat je de maxprijs legt onder de evenwichtsprijs, omdat men die te hoog vindt.

Bv in New York hebben ze huurprijsreglementering, in NL ook, in BE een zachte vorm ervan. Om de huurprijzen kunstmatig laag te houden.

In zo‟n geval geef je consumenten indicatie dat huren goedkoop is. De vraag naar huurwoningen is dan groter dan bereidheid van eigenaars om die woningen op de markt te zetten. Als je prijs onder evenwicht ligt, krijg je woningtekort.

Grafiek: Klassiek vb ve vraagoverschot en een aanbodtekort.

Lees meer...

Stijging vh aanbod

Als aanbodcurve verschuift naar rechts, dan daalt de marktprijs en gaat er meer verkocht worden en meer op de markt gezet worden.

Evenwichtskwantiteit gaat stijgen en evenwichtsprijs gaat dalen.

Probleem als vraag en aanbod simultaan begint te variëren. Bv aanbod stijgt owv verbetering tech en vraagcurve stijgt owv beter inkomen -> in dat geval gaat er altijd een stijging zijn vh marktvolume. Evenwichtspunt dat rechts ligt van kwantiteit. Na stijging van vraag een aanbod wordt meer verhandeld dan ervoor.

De evenwichtsprijs: kan soms onveranderd zijn, maar het kan best zijn dat de vraagstijging relatief beperkter is dan aanbodstijging: prijs zal dalen. Of dat vraagstijging groter is dan aanbodstijging-> evenwichtsprijs zal toenemen.

Je kan combinatie hebben: stijging van aanbod en daling vd vraag. Dan kan je niets zeggen over evenwichtskwantiteit, maar wel evenwichtsprijs: die zal dalen.

Als je in krantenartikels leest dat de prijs ie bepaalde markt is toegenomen, kan je gaan nadenken of er indicaties zijn dat de vraag of het aanbod is gewijzigd-> causaal gaan nadenken over de oorzaken vd prijsstijging of daling.

Lees meer...

Stijging vh aanbod

Als aanbodcurve verschuift naar rechts, dan daalt de marktprijs en gaat er meer verkocht worden en meer op de markt gezet worden.

Evenwichtskwantiteit gaat stijgen en evenwichtsprijs gaat dalen.

Probleem als vraag en aanbod simultaan begint te variëren. Bv aanbod stijgt owv verbetering tech en vraagcurve stijgt owv beter inkomen -> in dat geval gaat er altijd een stijging zijn vh marktvolume. Evenwichtspunt dat rechts ligt van kwantiteit. Na stijging van vraag een aanbod wordt meer verhandeld dan ervoor.

De evenwichtsprijs: kan soms onveranderd zijn, maar het kan best zijn dat de vraagstijging relatief beperkter is dan aanbodstijging: prijs zal dalen. Of dat vraagstijging groter is dan aanbodstijging-> evenwichtsprijs zal toenemen.

Je kan combinatie hebben: stijging van aanbod en daling vd vraag. Dan kan je niets zeggen over evenwichtskwantiteit, maar wel evenwichtsprijs: die zal dalen.

Als je in krantenartikels leest dat de prijs ie bepaalde markt is toegenomen, kan je gaan nadenken of er indicaties zijn dat de vraag of het aanbod is gewijzigd-> causaal gaan nadenken over de oorzaken vd prijsstijging of daling.

Lees meer...

Stijging vd vraag

Aanbod-en vraagcurve. Stel dat koopkracht stijgt vd mensen, dat de vraagcurve daardoor verschuift naar rechts. Je kan dan voorspellen dat evenwichtsprijs zal toenemen. De prijs stijgt dan. Nieuwe prijs wordt snijpunt en geproduceerde en verhandelde volume gaan toenemen. Een stijging vd koopkracht leidt tot stijging vd prijs en leidt ook in toename in consumptie en productie.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen