Er vindt een verandering plaats in de politieke geografie waardoor de Griekse steden minder economische macht bezitten. Het zwaartepunt verschuift naar de westelijke kolonies in het Middellandse Zeebekken, zoals Massalia (gesticht in 600) en Syracuse. Hierbij verloopt de handel via de Rhône naar de Zwitserse plateaus, de bron van alle grote rivieren, van waaruit heel Europa bereikbaar is. Dit zorgde voor het verdwijnen van de Hallstattkrijgers voor een nieuwe, Keltische samenleving.
Dit is een uitgesproken aristocratische samenleving, waarbij het centrum ligt in elf of dertien nederzettingen (de Furstensitze) met in de directe omgeving rijke Furstengräber. Deze plaatsen kennen een strategische inplanting die controle over de rivieren (Rijn, Donau, Rhône) verzekert. Het gaat om niet al te grote hoogtenederzettingen met versterkingen. De Furstensitze bevatten eerder de elite dan het gewone volk, en kunnen dus gezien worden als een soort paleizen van de lokale aristocratie. Logischerwijze zijn deze mensen erg rijk, daar zij de noord-zuidrelaties beheersten.
Een voorbeeld is de site van de Heuneburg bij de bron van de Donau met graven in de nabijheid. Het ligt op een natuurlijk plateau, waaraan een versterking is toegevoegd. Opmerkelijk is hoe de omwalling geen ronde torentjes bevat maar uitstekende vierkante torens, gebouwd in gedroogde kleitegels, iets wat nochtans ingaat tegen het heersende klimaat. Dit toont de Griekse imitatiedrang, mogelijks door een zuiderse architect.
Heuneburg omvat enkele grote elitehuizen naast kleinere ateliers en plaatsen voor ambachtslui. Men vond er metalen mantelspelden, goud en Griekse amforen maar ook eigen, kwalitatief hoogstaand vaatwerk. Een aanduiding van de noord-zuidverbinding is de ivoren sphinx met de kop in uitgesneden amber.
In de omgeving werden vele graven gevonden, sommigen dichtbij, anderen veraf, waardoor sommigen menen dat ze een aanduiding kunnen zijn van de invloedssfeer. De grafheuvels zijn gigantisch, met een stenen constructie aan de voet. Ze bevatten een grote houten grafkamer met daarin meestal een man. Indien het graf niet enkelvoudig is, bevat het een koppel.
Een voorbeeld hiervan is te vinden in Hochmichele, waar het paar overledenen duidelijk een belangrijke sociale positie had. Dat is te zien aan de vierwielige praalwagen, die diende om de dode naar het graf te rijden, de massa paardentuig, de vele sieraden en het bronzen vaatwerk, dat nog steeds de sfeer van het symposium uitademt.
In Kleinaspergle werd een drinkschaal gevonden, waarvan een breuk werd gerestaureerd met behulp van bladgoud. Het toont dat dergelijke objecten ware statussymbolen waren, waaraan veel aandacht werd besteed.
Nabij Hochdorf maakte men een recente opgraving die van uitzonderlijke kwaliteit is omdat de grafkamer instortte zodat de organische inhoud werd afgeschermd van lucht en zodat plunderaars nooit een kans kregen. Dit graf moet van een van de voornaamste mannen van zijn tijd zijn geweest daar er een atelier binnenin de heuvel werd aangetroffen. Daarnaast zien we ook een bronzen crinè, een soort ligbed van Griekse afkomst waarop het lijk zich bevindt. Er is echter in de Griekse wereld geen dergelijk exemplaar bekend. Op de crinè staan er afbeelding van een symposium en de pootjes vormen koralen danseressen.
Verder is het graf afgeladen met rijkdommen, zoals bronzen vaatwerk en veel goud (dolken, vaatwerk, schoenornamenten, …). De wanden van de grafkamer zijn bezet met zijde. Opvallend is het belang van wijn, daar de drinkhoorns meestal opgebouwd zijn uit organisch materiaal met een goudversiering. Het vormt zo een sociaal statussymbool, net als de amforen. Een laatste opmerkelijke vondst in Hochdorf betreft een poging tot reconstructie van een leeuwtje, dat hoog werd ingeschat.
Doorheen het gebied van de Furstensitze werden meerdere beelden teruggevonden. Zo ontdekte men in Hirschlanden een afbeelding van een naakte Kelt met torque, dolk en punthoed. Naar verhouding heeft de Kelt zware ledematen, iets wat vermoedelijk zijn inspiratie vond bij de Griekse kourosbeelden.
Bij Glauberg werd, aan de hand van luchtfotografie, een gracht teruggevonden, gelegen aan een indrukwekkende dromos of laan. Hier legde men ondermeer een bronzen snavelkan, een stuk schild, een gouden armband en torque en meerdere zwaarden bloot. Het gevonden materiaal was van verre streken afkomstig, wat volgens sommigen zou wijzen op offers van vazallen bij het overlijden van de lokale potentaat. Daarnaast vond men een beeld dat mogelijks een afbeelding is van de dode. Hierbij wordt hij afgebeeld met harnas en torque, en vreemd genoeg ook ‘Mickey Mouse’-oortjes. Het is onduidelijk of dit een vreemdsoortig kapsel of een vorm van vergoddelijking uitbeeldt. De vondst was onbeschilderd, dit in tegenstelling tot de Griekse marmeren beelden in felle kleuren.
De site van Mont Lassois, in Bourgondië, oefende controle uit over de bron van zowel de Seine als de Loire. Het bevat een gebouw met de typische paleissfeer waarvan de plattegrond uit de Griekse wereld lijkt te komen. Aan de rand bevinden zich meerdere grafheuvels, waaronder de houten grafkamer van de ‘princesse’ van Vix.
In dit graf was een gedemonteerde wagen aanwezig met hierop het lichaam. Opmerkelijk genoeg kon deze wagen niet draaien door de aparte constructie. Verder ziet men een zilverschaal, een snavelkan, fibulae, voorbeelden van goudsmeedkunst en zowel bronzen als Attisch vaatwerk. Bijzonder vreemd is dat er zich rond haar hoofd geen diadeem maar een torque met gouden vleugelpaardjes bevond. Naast het lichaam stond een bronzen crater of mijnmengvat van uitzonderlijke grootte.
Naarmate je je naar de periferie begeeft, worden de vondsten minder rijk. In Alttrier werd een situlae aangetroffen met asresten, en enkele knappe figulae.
Op de Kemmelberg stond een omwalde nederzetting, met een toegangsweg die instond voor de verbinding met de Furstensitze. Op de site werd veel verzorgd aardewerk aangetroffen, deels beschilderd, uit een lokaal atelier. Gelijke scherven vond men op andere hoogtesites, wat aantoont dat deze vazen fungeerden als sociale drager voor de happy few. Daarnaast bemerkte men wat goud (een aanduiding van de aparte positie van de Kemmelberg), bronzen aspennen, een deel van een schenkkan met versieringen in de vorm van een Sint-jakobsschelp en zelfs een scherf Attisch vaatwerk.
Grafheuvels konden in de Westhoek niet opgespoord worden, in tegenstelling tot het Kempens plateau. Zo trof men in Eigenbilzen een wagengraf aan met bronzen vaatwerk, snavelkannen, situlae en vooral een gouden band met motieven als deel van een drinkhoorn. In de gelijkaardige site van Weishagen treden eveneens situlae en paardentuig op.
Het mag duidelijk zijn dat de sites die beschreven werden in de laatste paragraaf, allen een handelsband hadden met het kerngebied.