Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

WETENSCHAP EN WETENSCHAPSFILOSOFIE IN DE NEGENTIENDE EEUW

  • Inleiding

Het hedendaagse denken vindt in zekere mate zijn oorsprong in de wetenschapsexplosie van de XIX:

- Uitbreiding en uitdieping van de wetenschap zelf

- Breed socio – cultureel proces: techniek en brede lagen van de bevolking hebben deel aan de vernieuwingen

  • Invloed van de wetenschap in de XIX

Twee facetten:

  1. onomkeerbare resultaten van deze wetenschap, die elke wereldbeschouwing definitief zullen bepalen
  2. 2. ontwikkeling in verschillende van die wetenschappen heeft tot crisissen of problemen geleid die wellicht nog meer dan het vorig aspect aan de basis liggen van de filosofische problematiek van de 1.XIX

  • 2.XX

- Problematiek is minder van kentheoretische aard: vragen ontstaan niet alleen uit reflectie op de wetenschap

- Vragen ontstaan uit een onrust over de resultaten van wetenschap en techniek met betrekking tot het leefmilieu, een de mogelijkheid van een nucleaire of biologische catastrofe

  • Actuele wijsbegeerte

- Angst die wordt opgewekt door de toenemende kennis en controle over het genetisch materiaal van levende wezens, met inbegrip dat van de mens

- Poging om op een aanvaardbare manier tot een synthese te komen van kentheoretische en ideologische inzichten

ð tegengesteld aan een van de meest typische karakteristieken van het wetenschapsbedrijf van de vorige eeuw: daar was een steeds diepere kloof ontstaan tussen wetenschapsmensen, filosofen en ideologen

  • Invloed van de wiskunde in de XIX

Blijkt machtig middel te zijn om de wetten van de natuur te beschrijven en voorspellingen mogelijk te maken. (cf. de ophefmakende ontdekking van de planeet Neptunus)

  • Wiskunde problemen
    • Lobatschevski

1829: ontdekt dat het mogelijk is naast de Euklidische meetkunde een andere te ontwikkelen wanneer men als postulaat stelt dat door een punt buiten een rechte een oneindig aantal evenwijdigen kunnen getrokken worden ( Euklidische meetkunde: slechts1)

    • Riemann

1867: ontwerpt meetkunde waarin geen evenwijdigen bestaan

=> enorme problemen: * Welke was de goede meetkunde?

* Wat kunnen de a priori vormen van Kant nu nog betekenen?

(Kant meende dat de Euklidische meetkunde zeker was,omdat zij een analyse was van onze a priori – vorm betreffende de ruimte. Ze was niet empirisch gegeven, maar een noodzakelijke voorwaarde voor onze kennis van de empirische wereld)

    • Vraag naar de ware meetkunde

- Werd al vlug duidelijk dat meetkunde geen precieze betekenis meer had

- Tot dan toe: meetkunde = analyse van de ruimte  alles wat niet met intuïtie strookte werd als onwaar beschouwd en moest dus tot contradictie leiden

- Kan ware meetkunde achterhaald worden door fysische ruimte te bestuderen?

ð vraag hoe men het beste de fysische ruimte beschrijft = fysisch probleem

- inzicht: axiomatische methode + consistentie van de axiomastelsels = essentiële criteria om wiskundige systemen te beoordelen

=> vragen: * Kenmerken van axiomatische methoden?

* Aan welke eisen moeten ze beantwoorden?

* Hoe kan men consistentie van het systeem bewijzen?

    • Infinitesimaalanalyse

= differentiaal- en integraalrekening

- Basisbegrippen waren onvoldoende duidelijk geformuleerd: men liet zich leiden door intuïtie en kwam tot stellingen die achteraf onjuist bleken te zijn

- Vooral problemen rond ‘oneindig’ en ‘continuïteit’

- Analyse was geleid door meetkundige intuïtie

* bleek onbetrouwbaar

* oplossing: analyse op te bouwen op de rekenkunde (= theorie van de natuurlijke getallen)

  • Rekenkunde

Men moest beroep doen op oneindige verzamelingen van getallen: ontstaan van 2 reeksen vragen:

betreffende nauwkeurige definitie van het getalbegrip: als de theorie van de natuurlijke getallen de grondslag van de hele wiskunde moet leveren, wordt de eis tot klaarheid ook hier des te groter

 vragen behandeld door Frege en Russell

in verband met eigenschappen van oneindige verzamelingen: mag men zoiets als bestaand veronderstellen; hebben alle oneindige verzamelingen dezelfde eigenschappen?

 vragen behandeld door Cantor

    • Verzamelingenleer

Leidde tot belangrijke resultaten, maar ook hier was de formulering niet exact genoeg, wat tot de ontdekking van een aantal paradoxen leidde.

  • Natuurkunde

Natuurwetenschappen kennen grote uitbreiding:

- In de diepte: grondige uitwerking van de astronomie, fysica en scheikunde

- In de breedte: ontwikkeling van nieuwe wetenschappen zoals biologie en geologie

Uitwerking en successen van het Newtoniaans wereldsysteem leiden tot een visie op de totale werkelijkheid die men het mechanistisch determinisme kan noemen.

  • Laplace

- “Essai philosophique sur les probabilités” (1814)

- Verstand dat alle krachten die de natuur beheersen kan omvatten en de toestand waarin elk wezen uit de natuur zich op één gegeven moment bevindt

è als dit bestaat, dan is het mogelijk één enkele formule op te stellen die tegelijk de bewegingen van de grootste lichamen van het universum en van de kleinste atomen zou omvatten

- dit betekent: alles wat op een gegeven moment gebeurt, wordt bepaald door de situatie van de wereld op het voorafgaande moment

- Demon van Laplace = verstand dat ertoe in staat is de wetten en voorafgaande toestanden te kennen

= MECHANISTISCH DETERMINISME

    • Joule

Energie = meetbare grootheid die zich onder veel verschillende vormen kan voordoen, maar die binnen een afgesloten ruimte steeds even groot blijft

Gevolg: perpetuum mobile is onmogelijk!!

    • Galvani, Ampère, Faraday en Maxwell

Elektriciteit, magnetisme en de relatie tussen beide

- Galvani: elektrische contacten veroorzaakten spiercontracties bij dode dieren

- Ampère en Faraday: vloedgolf van onderzoek en ontdekkingen die er het gevolg van waren

- Maxwell: elektromagnetische fenomenen

    • Einstein

Speciale en Veralgemeende relativiteitstheorie

    • Planck

Quantentheorie (leidde later tot quantummechanica)

 relativiteitstheorie en quantentheorie betekenen einde van de mogelijkheid van de mens op grond van modellen die aan onze zintuiglijke wereld ontleend zijn, de wereld te begrijpen (m.a.w. basiswetten van de natuur zijn niet voor een algemeen verstaanbare ‘populariserende’ voorstelling vatbaar

  • Biologie

Darwin – Origin of Species (1859)

- Evolutietheorie

- Copernicaanse revolutie: mens uit het centrum van het universum weggerukt

- Nu: tweede en belangrijker relativering: mens = uitloper van lange evolutieketting die tot zijn huidige stadium is gekomen door proces van toevalsmatige veranderingen waarbij minst aangepaste vormen ten onder gaan in de struggle for life

- Vitalisme: ontstond door afkeer van dergelijke opvatting en door de poging Darwin te weerleggen

  • Geneeskunde

Nieuwe medische inzichten  bevolkingsexplosie:

  1. indijken van onhygiënische toestanden van dorpen en steden
  2. vaccinatie tegen pokken door Jenner
  3. inzicht in het kiemkarakter van vele ziekten (Pasteur) en de veralgemening van het vaccinatieprocédé

  • Cultuurwetenschappen

Bestuderen dit gedeelte van de werkelijkheid dat door de mens geschapen of omgevormd wordt:

- Geschiedenis

- Archeologie

- Kunsttheorie en kunstgeschiedenis

- Filologie

- Taalkunde of linguïstiek

 strenge methodologische eisen: binnen zekere grenzen kan men uitspraken doen die geen redelijke twijfel toelaten (zekerheidskarakter)

 kunstmatige experimenten zijn niet mogelijk: totaal andere wetenschappelijke methode dan in de natuurwetenschappen

  • Menswetenschappen

- Economie

- Sociologie

- Culturele antropologie

- Psychologie

 methodologische problemen: natuurwetenschappen of cultuurwetenschappen?

Lees meer...

Nationalisme wijsbegeerte

  • Twee basisprincipes

1.zelfbeschikkingsrecht van de volkeren: de afwijzing van vreemde overheersing

vraag: “Hoe moet een natie / volk omschreven worden?” (m.a.w. wanneer is er sprake van vreemde overheersing??

2.belangen van het individu of van bepaalde groepen in een natie zijn ondergeschikt aan de belangen van de totaliteit

  • Franse opvatting

- Renan – “Qu’est – ce qu’un nation?” (1882)

- Gemeenschappelijke geschiedenis vormt een natie :

* bewustzijn dat men samen lief en leed gedragen heeft

* de wil om samen dat gemeenschappelijk erfdeel in ere te houden

  • Duitse opvatting

- Herder, romantici en Fichte

- Natie wordt bepaald door een gemeenschappelijke taal en cultuur

- Lidmaatschap van natie ≠ gevolg van een keuze

= iets onontkoombaars

- Volkskarakter is typisch voor alle individuen van een gegeven volk

  • Noodzaak van gemeenschappelijke kenmerken
  • Gemeenschappelijke kenmerken

- Taal

- Godsdienst

- Gemeenschappelijk politiek verleden (>>> gemeenschappelijke instituties, recht, vijanden…)

 belang van deze kenmerken kan verschillen !

  • Aanwakkeren gevoelens

Door het besef dat men dezelfde drijveren heeft, zoals :

- Gezamenlijke economische belangen

- Gemeenschappelijke vijand

- Samen onderdrukt / benadeeld voelen

  • Voorbeelden

- Frans Nationalisme  gaat sterk terug op de gemeenschappelijke geschiedenis

- Duitsland  deed beroep op het volkse element

- Vlaamse Beweging  vooral de taal speelde een rol

- Ierse bevrijdingsbeweging  godsdienst stond centraal

>>> Patriottisme heeft vooral betrekking op de herdenking van oorlogen waarbij het samenhorigheidsgevoel van oud-strijders een rol speelt

  • Actieve en strijdende vormen

Gaan terug op het besef dat men samen onrecht aangedaan wordt

Bv: kolonialisme = oorsprong van het nationalisme in de gekoloniseerde landen

Bv: zionisme: heel belangrijke rol van het gemeenschappelijk lijden

  • Nationalisme, liberalisme en socialisme
  • Nationalisme X Liberalisme

Eerste principe van nationalisme (zelfbeschikkingsrecht) is heel goed in overeenstemming te brengen met de liberale principes van vrijheid.

MAAR: liberalen zoals Locke hebben het moeilijk het tweede principe (de primauteit van de natie tegenover het individu) te aanvaarden

  • Nationalisme X Socialisme

Kunnen samengaan door de nadruk op solidariteit van het Nationalisme.

Bv: Giuseppe Mazini (een van de eerste theoretici van het nationalisme)

Bv: marxistische vorm van zionisme

Bv: ontwikkelingslanden: combinatie van nationalisme en socialisme

  • Achttiende eeuw

Nationalisme = sinds XVIII sterke drijfveer voor oorlogen en vrijheidsbewegingen

 voorkomen extreme vormen:

- Nationalisme gekoppeld met negatie van het individu (“du bist nichts, dein Volk ist alles”)

- Irrationele opvatting over eigen volkskarakter, ras,…

- Conservatieve houding tegenover de maatschappijstructuur

- Angstreflex tegenover confrontatie met mensen van een andere cultuur

Lees meer...

Anarchisme wijsbegeerte

- “mens is in wezen goed en wordt slecht gemaakt door een staatsapparaat”

- Schijnbaar staatsstructuur nodig = gevolg van onrechtvaardigheid en ongelijkheid tussen mens, die ontstaat uit eigendoms - en klassenverschillen

- Geen staatsstructuren meer  mensen komen vanzelf tot een verantwoordelijke vorm van vrijheid en samenwerking met anderen

- Franse Revolutie: ‘anarchisme’ = scheldwoord voor al diegenen die ingrijpende economische veranderingen voorstonden

  • Proudhon

- “Qu’est – ce – que la propriété?” (1840)

- ‘eigendom is diefstal’

- Aanvaardde beperkte vorm van eigendomsrecht

- Maatschappij zonder regering

- Kleine communiteiten als grondslag van nieuwe maatschappij

- Duidelijke afkeer van het gebruik van het staatapparaat en van politieke middelen bij het strevennaar de uiteindelijke gelijkheid onder de mensen

= MUTUALISTISCH ANARCHISME

  • Michael Bakunin

- Niet het individu als basiselement van de maatschappij

- Maatschappij is opgebouwd uit groepen van arbeiders die een eenheid vormen door collectieve verantwoordelijkheid

- Zeer aparte vorm van anarchisme: einde XIX, gekenmerkt door daden van terrorisme en moorden op vooraanstaande figuren  beeld van de bommengooiende anarchist

= COLLECTIVISTISCH ANARCHISME

  • Peter Kropotkin

- Vreedzame, utopische vorm van anarchisme

- “La conquête du pain” (1892)

- Verdeling van goederen: niet op grond van de prestaties die men levert, maar op grond van de behoeften

  • Vernieuwde belangstelling : mei ‘68

Cf. “Il est interdit d’interdire »

‘’ l’âge d’or était l’âge où l’or ne reignait pas ‘’

  • De ecologische beweging

= Deel van het gedachtegoed van de beweging rond 1968

- Tendens naar directe democratie en actiegroepen

- Wijkcomités

- Eis voor referendums

- Afkeur voor de staatsmacht, voorkeur voor het kleinschalige

- Breuk met zowel liberalisme en socialisme: er wordt afstand gedaan van een onvoorwaardelijk wetenschappelijk – technologisch optimisme en van een ongenuanceerd antropocentrisme

Lees meer...

Socialisme wijsbegeerte

  • De term

Verwijst naar theorieën van Saint – Simon, Fourier en Owen,die, in de plaats van het bestaande economische stelsel, vormen van samenleving en productie voorstellen die die meer een beroep doen op samenwerking onder de mensen dan op onderlinge competitie.

  • Als ideologie

Socialisme = nogal omvangrijk conglomeraat van overtuigingen en opties betreffende de structurering van de maatschappij

 hebben gemeenschappelijke basis, maar lopen verder nogal sterk uiteen (communisme, anarchisme, syndicalisme, mutualisme, reformisme)

    • Socialisme > liberalisme

- Humanitaire idealen: * Gelijkheid onder de mensen

* Recht op geluk

- Liberalisme  vrijheid als centraal thema

- Socialisme  rechtvaardigheid als centraal thema

- Aufklärungsgeloof: mogelijkheid van een betere wereld

- Realiseren van de politieke vrijheid alleen, heeft de wereld niet beter gemaakt

    • Eerste belangrijke stelling

Kapitalistische wereldorde, gebaseerd op economisch liberalisme, brengt een maatschappij voort die onrechtvaardig is en moreel verwerpelijk

DUS: streven naar een betere wereld = strijd tegen kapitalisme en opbouwen van nieuw maatschappelijk stelsel van productie en distributie van goederen

    • Grondprincipe van nieuwe m’pij

≠ concurrentie tussen de individuen

= samenwerking en solidariteit onder de mensen

 alle socialisten willen een grondige hervorming van de maatschappij,

MAAR: worden het moeilijk eens over: * het type maatschappij dat moet tot stand komen

* methode die men moet volgen om de hervormingen te realiseren

    • Internationalistisch karakter

Socialistische beweging kan alleen resultaat hebben wanneer de arbeiders van alle landen samenwerken om de bestaande structuren omver te werpen

  • Ontwikkeling van de Socialistische Ideologie
    • Gracchus Babeuf

- “Analyse de la doctrine” (1796)

- Socialisme gaat terug op aantal tendensen van het liberalisme en de Revolutie

- Mens heeft recht op een gelijk aandeel in elk bezit

- Revolutie is nog niet volledig: alle goed dingen van het leven worden genomen door de rijken (dictators) en de armen zwoegen in miserie zoals slaven

    • Owen, Fourier en Proudhon

= Utopisch – socialisten (= (niet volledig correcte) term die Marx gebruikt om al zijn voorlopers aan te duiden)

Socialistische maatschappij:

- verzameling van kleine gemeenschappen

- volledige samenwerking bestaat op het gebied van landbouw en industrie

- winsten op (bijna) gelijke wijze verdeeld

- tussen gemeenschappen: vrije interactie en coöperatie is mogelijk

- rol van centrale autoriteit / staatsgezag tot minimum gereduceerd

    • Saint – Simon

= vertegenwoordiger van het wetenschappelijk socialisme

- Maatschappij moet gepland worden op grond van wetenschappelijke en technologische inzichten

è Vooruitgang van wetenschap en techniek vereist dit

è geen geknoei van onwetende politici of zinloze concurrentiestrijd meer

- centrale organisatie van de productiemiddelen

- voortdurende bevordering van het wetenschappelijk onderzoek

- beheer van dit alles door mensen die de noodzakelijke wetenschappelijke en zakenkennis hebben (géén politici!)

- centraal doel = materiële en intellectuele verbetering van het lot van de armen

    • Marx

- “Communistisch Manifest” (1848)

- Nadruk op belang van de maatschappijanalyse

- Toekomstvisie = gebaseerd op historisch materialisme

- Bestaande m’pij = moreel aanvaarbaar

EN

= gedoemd om te verdwijnen op grond van de historische wetmatigheden

- Grote terughoudendheid als het erop aankomt in concreto de toekomstige maatschappij te beschrijven (“proletariaat zal zelf wel de goede weg vinden”)

- Grootste invloed van Marx: duidelijke polarisatie van het sociaal probleem als een strijd tussen proletariaat en bourgeoisie die moet uitlopen op de omverwerping van het kapitalistisch systeem

- Marx incorporeert en synthetiseert de waardevolle inzichten van zijn voorgangers: “de communistische maatschappij kan slechts via een socialistische worden gerealiseerd”

- “Proletariërs aller landen, verenigt u!” = internationaal aspect

  • Het reformisme

= sociaal – democratie

= revisionisme

Socialistische en communistische partijen: succes bij verkiezingen : komen in regeringen  hervormingen en lotsverbeteringen van de arbeider

>>> droegen zo toe tot het consolideren van de kapitalistische staatsstructuur, in plaats van ze omver te werpen !

onzekerheid in de ideologie: princiepsverklaringen bleven revolutionair, maar waren in praktijk reformistisch

>>> concrete formulering van het reformisme als ideologie door Edward Bernstein en door de Fabian Society

    • Bernstein

Marxistische doctrine moet worden herzien omdat de ‘steeds groter wordende verarming van het proletariaat’, de ‘uitschakeling van de middenklasse’ en de ‘ineenstorting van het kapitalisme’ zich niet voordeden.

    • Fabian Society

- Oa: Sidney Webb en Georges Bernard Shaw

- Progressieve hervormingen: * nationalisatie van de industrieën

* omvormen van de staat tot een welvaartsstaat

- Tractaten Fabian Society = goed geïnformeerd

- Grote invloed op de verdere politiek van de Labour Party

    • Hendrik de Man

- Belg

- Deed poging om vanuit zijn vorm van socialisme een oplossing te brengen voor de problemen gesteld door de grote economische crisis

  • Twee groepen socialisten

Strikt Marxistische – Leninistische socialisten  reformistische socialisten

Marxisten en Leninisten

 Sterke partijdiscipline

Reformisten

 laten zich beïnvloeden door pragmatische en electorale overwegingen, zodat de ideologische grondslag minder en minder duidelijk wordt

Lees meer...

Conservatisme wijsbegeerte

= ideologie die de verdediging van het Ancien Régime als hoofddoel stelt en meer bepaald is gegroeid uit een protest tegen de Revolutie en tegen elke drastische hervorming van de maatschappelijke structuren

  • Edmond Burke

= theoretisch grondlegger van het conservatisme: “Reflections on the French Revolution”

  • Theorie

- Overtuiging van revolutionairen dat ze de wereld kunnen veranderen berust op te groot vertrouwen in rationele mogelijkheden van het menselijk individu

revolutionairen: “gebruik van de rede volstaat om een maatschappij te organiseren die het mensdom naar welzijn en geluk moet leiden”

- Mens is niet alleen rationeel wezen, maar ook passioneel

- Drift – aspect is zo groot dat de mens louter op grond van zijn rede de passie niet kan beheersen

 als hij aan zichzelf wordt overgelaten, zal hij zichzelf en anderen vernietigen

DUS: inperken van irrationele impulsen is nodig mbv:

* instituties

* autoritaire regering

* steun van een staatskerk

WANT: als deze instituties tot in de wortel worden aangetast, moet men geen vooruitgang verwachten, maar een terugvallen in de barbaarsheid

- Typisch voor conservatisme: maatschappij is vatbaar voor verbetering in een langzaam en continu maatschappelijk proces

- Mens kan niet in één klap een m’pij uitdenken die superieur zou zijn aan datgene wat in de loop der tijden langzaam werd opgebouwd

- Individuen kunnen binnen de perken van hun eigen bevoegdheid kleine verbeteringen aanbrengen  deze kleine verbeteringen samen worden op termijn belangrijk

  • Betekenis van Burke

Gaf aan diegenen die in het diepste van hun wezen het nieuwe (het liberalisme) niet konden aanvaarden, de kans te geven om hun overtuigingen op een rationele manier te formuleren.

  • Joseph de Maistre en Louis de Bonald

= traditionalisten

- Revolutie = aantasting van de maatschappijordening die door God is ingericht  * macht van de Koning

* eenheid van de familie

* hiërarchie van de standen

= door God gewild om de stabiliteit van het land te verzekeren

- NIET: willen voorkomen dat er in de verder maatschappijontwikkeling onverantwoorde sprongen zouden gemaakt worden

- WEL: eisen terugkeer tot het katholieke regime van voor de Revolutie

- Vertegenwoordigen bij hun tijdgenoten volledige terugkeer naar het Ancien Régime en de reactie tegen elke vernieuwing

  • Karl R. Popper

- Latere conservatisme

- Formeel analoog aan Burke

- Inhoudelijk verschillend: liberale principes hebben grondig de maatschappijstructuren doordrongen

 conservatisme = vasthouden aan deze principes en zich verzetten tegen drastische wijzigingen van deze maatschappij (cf. socialisten)

- Formele overeenkomst: conservatief is van mening dat de grondige en plotse wijzigingen in de maatschappijstructuur veeleer een achteruitgang en een vervallen in wanorde tot gevolg zullen hebben, dan een verbetering

Lees meer...

Liberalisme wijsbegeerte

  • Aparte plaats onder de ideologieën

- Eerste alternatief tegenover het Ancien Régime dat in de praktijk gerealiseerd werd

- 18de – eeuwse vorm: vooral gericht op het omverwerpen van de bestaande orde

- Afstand tussen de geïdealiseerde principeverklaringen en de feitelijke opvattingen

tegenstrijdige tendensen binnen het Liberalisme

  1. humanitair ideaal  inhumane gevolgen van bepaalde liberale beginselen op het gebied van de economie
  2. interne inconsequenties van een ideologie die zich als universeel menselijk voordoet, maar in feiten gedragen wordt door een maatschappelijke klasse, namelijk de burgerij

bv. Locke: ziet geen bezwaar in de slavernij in de koloniën (= Marx’ vals bewustzijn)

  • Ontstaan in de XVIII

- Ontstaan als toepassing van de algemene Aufklärungsideeën op de maatschappijstructuur

- Voornaamste auteurs: Locke, Montesquieu, Jefferson en Rousseau

- Rousseau ziet privé – eigendom als een bron van talloze kwalen ( andere auteurs die dit als een elementair menselijk recht beschouwen)

- Nadruk op de gelijkheid van de mensen en hun recht op leven, vrijheid en nastreven van geluk

 regeringen zijn gevormd om deze rechten te garanderen !

- Nadruk op het ideaal van de individuele vrijheid en non – interventie van de staat

- Twee belangrijke strekkingen: * politiek liberalisme

* economisch liberalisme

  • Politiek Liberalisme

 Locke, Voltaire, Montesquieu en Jefferson

  • Negatief

Opvatting dat de voorrechten van de absolute vorst, van de Kerk en van de adel moesten worden afgeschaft

  • Positief

Individuele vrijheid op maximale wijze waarborgen: vrijheid van denken, spreken, vereniging, arbeid, handelen en godsdienst

 vrijheid = natuurlijk recht van de mens en mag alleen worden beperkt door regelingen die noodzakelijk zijn voor het algemeen welzijn

Concrete staatsordening

- Streven naar grondwet waarin de rechten van de burger worden geformuleerd waardoor hij wordt beschermt tegen machtsmisbruik

- Soevereiniteit berust bij het volk  parlementair regime

- Scheiding van de machten

Engelse liberalen (Locke)

- Nadruk op de niet – interventie vanwege de staatsorganen

- Parlementair regime ≠ werkelijke realisatie van de volkssoevereiniteit: er wordt niet gedacht aan algemeen stemrecht

- Meest uitvoerige en radicale formulering van de vrijheidsgedachte in dit liberalisme = “On Liberty” van John Stuart Mill

Franse Revolutie

Volkssoevereiniteit en eis van actieve ingreep van de staat bij de bevrijding van de mens zal een veel sterkere rol spelen

Einde XIX

Matthew Arnold en T.H. Green:

- Vrijheidsconcept op een bredere wijze interpreteren

- Taak van de liberalen = mens bevrijden van ellende en onwetendheid

- Eisen grotere staatsinmenging

  • Economisch Liberalisme

- Moet niet noodzakelijk samenvallen met het politiek Liberalisme

- Laissez faire, laissez aller = in strijd met de opvatting dat de regeringen tot taak hebben leven, vrijheid en geluksstreven optimaal te bevorderen

  • Adam Smith

“Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations” (1776)

- Grondslag van economische groei = arbeidsverdeling (maakt verbetering van de technieken mogelijk  verhoogde productiviteit)

- Gemeenschappelijk welzijn wordt het best gediend door mensen die elk hun eigen belangen als primair doeleinde voor ogen houden

- Enige morele norm = rechtvaardigheid die door de staat moet worden gegarandeerd

- Economische groei wordt afgeremd door privileges en monopolies die de onderlinge compositie reduceren of onmogelijk maken

- Staat moet zich onthouden van actief in het economisch proces in te grijpen

 taak = proces mogelijk maken door de rechtvaardigheid te garanderen en door voorzieningen van algemeen nut

  • Jeremy Bentham en John Stuart Mill

Poging om politiek en economisch liberalisme in overeenstemming te brengen en beide een filosofische onderbouw te geven

- Uitganspunt = utilitarisme

- Ideaal = grootste geluk voor het grootste aantal

- Probleem van democratie in het liberalisme = incoherentie tussen opvattingen over de soevereiniteit van het volk en de politieke structuren die liberalen voorstonden

- Bentham: “democratische meerderheidsprincipe had de beste van alle mogelijke regeringen tot gevolg”

- John Stuart Mill: gevaren : massa’s kunnen hun macht gebruiken om de vrijheid van het individu te beperken en een toestand van algemene mediocriteit te realiseren

 ware democratie moet steunen op een ‘verlicht electoraat’

- Door volksopvoeding moet een progressieve uitbreiding van het stemrecht mogelijk worden

  • Veranderingen in houding

- Enerzijds: democratisch aspect van het politiek liberalisme werd in de 20ste eeuw in belangrijke mate gerealiseerd

- Anderzijds: aantal typische kenmerken van het economisch liberalisme werden opgegeven:

- Naweeën van WO I + crisis van jaren ’30  fundamenten van het politiek liberalisme werden aangetast: * volkssoevereiniteit

* parlementaire democratie

* scheiding der machten

GEVOLG: ontstaan van fascinatie voor autoritaire bewegingen (fascisme, nazisme)

- Recente crisisperiode: * blaam werpen op Keynesiaans economisch liberalisme

* oplossing = radicale terugkeer naar vroeg – negentiende - eeuwse economisch liberalisme: drastische inperking van de staatsinterventie

- Aanpassingen in het model zijn nodig (cf. ecologische problematiek en achterstand in de Derde Wereld

Lees meer...

DE IDEOLOGIEËN: Beeld van de maatschappij

    • Mythen

- Men stelt zich voor het netwerk van menselijke relaties ineensteekt en waar het vandaan komt

- Functie= bijdragen tot het in stand houden van deze ordening  maatschappijbeeld is een systeembevestigend mechanisme

    • Griekse filosofen

Overtuiging dat het traditionele niet noodzakelijk het beste is, en dat het mogelijk is op rationele gronden de maatschappij te organiseren

    • Na IV v. C.

Het geloof in concrete realisatiekansen van een dergelijke rationele planning verdwijnt opnieuw

 filosofische bespiegelingen over maatschappij worden weer systeembevestigend en hebben de functie bij conflicten 1 van de partijen te steunen

    • Renaissance

Bedenken van zeer hypothetische toekomstvisies (cf. Utopia’s)

    • XVIII

Overtuiging dat men de bestaande structuren kan afbreken en dat de mensengemeenschap op een meer rationele wijze kan worden georganiseerd (leidt nog niet tot heel concrete plannen voor maatschappij – ordening)

polarisatie:

- Degenen die de instellingen van het Ancien Régime in stand willen houden

- Zij die , vooral in naam van de vrijheid en de rede, zoveel mogelijk willen vernieuwen

    • Franse Revolutie

Oude structuur wordt effectief afgebroken en er ontstaat een vacuüm : men beschikt niet over een coherent ontwerp, maar eerder over een nogal heterogeen conglomeraat van opvattingen

 grondslag van de opbloei van de ideologieën !

  1. behoefte aan concrete maar tevens veelomvattende ontwerpen voor maatschappij – ordening
  2. ontwerpen hoeven geen utopieën te blijven, maar kunnen werkelijkheid worden
  3. niet alleen geleerden maar ook brede lagen van de bevolking worden ertoe gebracht in deze problematiek positie te kiezen

  • De term ideologie

= een wetenschappelijke discipline die de menselijke ideeën zou bestuderen, hun ontstaan en hun samenhang met biologische, psychische en sociale fenomenen

- Geïntroduceerd door Destutt de Tracy in 1796

- Misprijzende connotatie van denkers met onpraktische, utopische ideeën over de maatschappij

  • Definiëren

Ideologie = min of meer samenhangende verzameling van overtuigingen betreffende de wijze waarop de menselijke maatschappij (in de breedste zin van het woord) moet worden georganiseerd

 Veronderstelt organisatie van: - economie

- opvoeding

- rechtsspraak

- staatsstructuur

    • Ideologie ≠ filosofie

- Niet noodzakelijk op een expliciete systematische wijze geformuleerd

- Voor brede lagen van de bevolking toegankelijk

- Niet ingebouwd in een algemeen kennistheoretisch en metafysisch systeem

    • Doctrine

= ideologie die door groepen of partijen op een bondige en op de praktijk gerichte wijze wordt geëxpliciteerd

    • Wereldbeschouwing

= meer strikt persoonlijke verzameling van opvattingen die niet beperkt blijft tot een visie op de maatschappij, maar ook betrekking heeft op de totale werkelijkheid en de individuele existentie

  • Connotatie van Marx

- Ideologie = negatief: vals bewustzijn dat een maatschappij over zichzelf heeft

- Functie = systeembevestigend werken

- Gevolg van klassenoppositie : heersende klasse ontwikkelt een theorie met de bedoeling haar handelingen en de maatschappelijke toestanden die hieruit voortvloeien te verklaren, en vooral te rechtvaardigen

wij zullen dit gebruik van de term hier niet volgen omdat:

  1. het Marxisme zelf dan niet in de eigenlijke zin als een ideologie kan worden beschouwd
  2. 2. termen waarmee men aan wetenschappelijk onderzoek doet niet waardegeladen mogen zijn
Lees meer...

Verdere afbraak van de Aufklärungswaarden: het nihilisme

  • Max Stirner

= 1 van de grondleggers van het nihilisme

- Zelfvervreemdingen van de mens afbreken  alle traditionele waarden van de geschiedenis op de helling zetten en alleen het eigen Ik als laatste waarde te poneren

- Ziet zichzelf als eindpunt van een historische evolutie: mens poogt telkens opnieuw zichzelf te realiseren in gedachteconstructies die hem vreemd zijn

- Gedachteconstructies komen steeds dichter en dichter bij het eigenlijke doel, namelijk het Ik zelf

    • Der Einzige und sein Eigentum

- Tot nu toe: men moet zich inzetten voor ‘de goede zaak’

= * God

* de Geest

* Vorst

* Vaderland

* Volk

>>> ideaal is altijd iets wat uitsluitend voor zichzelf staat

- Stirner: “eerste werkelijkheid waarmee ik geconfronteerd ben, dat ben ikzelf en kan de eerste waarde die ik mij te poneren heb niet anders zijn dan mijzelf: mijn eigen zaak”

  • Tegen andere links – Hegelianen

- Plaatsten na hun afbraak van de godsidee als vervanging een ander waanbeeld in de plaats

- God moest bij de anderen gewoon plaats maken voor de mens  Stirner: voor elke individuele mens is zijn Ik de enige waarde

- Niet alleen God maar ook de mens moet overwonnen worden, opdat alleen het Ik als waarde zou overblijven

 zijn zaak is noch goddelijk, noch menselijk

  • Nihilisme

= soort materialisme dat gepaard ging met een revolte tegen de bestaande sociale orde waarbij elke autoriteit zowel van de staat, de Kerk als de familie genegeerd werd

  • Rusland (term ontstond er)

- Toergenjev – “Vaders en zonen”: verspreiding van het begrip

- Dostojevski: combinatie van nihilisme en anarchisme

  • Twee betekenissen
  1. doctrine volgens dewelke morele normen niet op redelijke gronden kunnen gebaseerd worden
  2. gevoel van wanhoop over de leegte en zinledigheid van het menselijke bestaan (cf. existentialisme als vorm van nihilisme)

Lees meer...

Algemeen overzicht van de leer

  • Filosofie als praxis

Filosofie mag geen theorie blijven: ze moet ageren door maatschappijverandering als centrale eis te stellen en zelf een bijdrage tot deze verandering willen brengen

  • Het dialectisch materialisme

- Wereld is in ontwikkeling als evolutie van de materie

- Neemt afstand van het vulgair materialisme = opvatting dat de werkelijkheid zou kunnen verklaard worden door middel van louter mechanische, fysische wetten

- Dialectiek speelt grote rol in evolutie van de werkelijkheid

- Werkelijkheid maakt discontinue overgangen mee die het resultaat zijn van de conflictwerking tussen contradictorische krachten

  • Het historisch materialisme

= economische theorie van de geschiedenis

    • Basisprincipe

Verandering en ontwikkeling van de maatschappij gebeurt op grond van objectieve wetten

    • Formulering historisch materialisme
  1. mensen treden in bepaalde productieverhoudingen
  2. productieverhoudingen beantwoorden aan een bepaalde ontwikkelingsfase van hun materiële productiekrachten
  3. geheel van productieverhoudingen = economische structuur van de maatschappij: basis waarom zich een juridische en politieke bovenbouw verheft
  4. productiewijze van het materiële leven conditioneert leefpatroon en het maatschappelijk zijn dat hun bewustzijn bepaalt
    • Verdere duiding begrippen

- Productie van het materiële leven = activiteiten die de mens uitvoert om zich als biologisch organisme in stand te houden

- Bewustzijn = beeld dat de mens of maatschappij bij middel van voorstellingen en begrippen over zichzelf ontwerptµ

 dergelijk bewustzijn is vals: dient om zichzelf te rechtvaardigen

    • Verschil mens – dier

- Essentieel onderscheid: mens produceert zijn bestaansmiddelen

- Productie geeft aanleiding tot het ontstaan van sociale relaties

- Sociale relaties geven aanleiding tot instituties en bepaalde wijzen van conceptvorming

- Wanneer zich verandering voordoen in de productiewijzen, zullen er nieuwe sociale relaties en bijgevolg nieuwe instituties en concepten ontstaan

  • Economische theorie
    • Waarde van de economische goederen

- Goed heeft waarde als het menselijke behoeften bevredigd

- Goed behoort tot economisch proces als het ook een ruilwaarde heeft

- Goederen met dezelfde ruilwaarde hebben iets gemeenschappelijks

 volgens Marx: gemeenschappelijke = beiden product van menselijke arbeid

- Kwantitatieve maatstaf van de waarde van een goed = minimumtijd die arbeiders nodig hebben om dit goed te produceren

- Als de productiviteit toeneemt in de loop der tijden, dan wordt ook de waarde van dit goed kleiner

= ARBEIDSWAARDETHEORIE

    • Arbeid als economisch goed

- Arbeider verkoopt zijn arbeid aan de kapitalist

- Waarde van de arbeidskracht is bepaald door arbeidstijd nodig voor de productie ervan

- Arbeidskracht wordt geproduceerd door zijn bestaansmiddelen

- Waarde van de arbeid ligt in de arbeidstijd die nodig is om deze bestaansmiddelen te produceren

- Productiviteit van de arbeidskracht stijgt  arbeider is in staat in minder tijd meer te produceren dan nodig om in zijn levensonderhoud te voorzien

- Kapitalist: laat arbeider langer werken

- Kapitalist eigent zich de meerwaarde die de arbeider produceert toe

- Kapitalist kan zijn kapitaal aan machines weer verder uitbreiden om nog meer meerwaarde te realiseren enzoverder…

= UITBUITINGS - / EXPLOITATIETHEORIE

    • Grotere rol van machines

Meerwaarde voor de kapitalist wordt op de rug van de arbeid gerealiseerd en de aanbreng hiervan wordt proportioneel geringer, dus moet in the long run de winstmarge van de kapitalist dalen.

Oplossingen: - verhoogde uitbuiting (vrouwen en kinderen)

- meer kapitaal accumuleren

 strijd tussen kapitalisten: zwakkeren worden opgeslorpt door de sterken

kapitaal in handen van steeds minder kapitalisten

    • Interne contradictie

Daar de koopkracht van steeds grotere massa’s tot een minimum wordt gereduceerd, zijn er onvoldoende mensen die de geproduceerde waarden kunnen kopen

gevolgen: - overproductie

- crisissen

- strijd tussen arbeidersklasse en bourgeoisie

- ineenstorting van het kapitalistisch systeem

    • Na de overwinning van het proletariaat

- Eerst: periode van socialisme: productiemiddelen beheerd door de staat

- Later: klassenloze communistische maatschappij: productiemiddelen worden door samenwerkende gemeenschappen beheerd

  • De humanitaire ondertoon
    • Vervreemding met betrekking tot de arbeid

- Voorwerp dat door de arbeider wordt geproduceerd komt hem tegenover te staan als een vreemd wezen

- Arbeid als activiteit is geen zelfrealisatie, maar leidt tot fysieke uitputting en geestelijke verdwazing

- Vervreemding van de medemens in het algemeen: als menselijke relatie blijft slecht die over tussen arbeider en zijn verdrukker

    • Godsdienst

- Godsdienst is het zelfbewustzijn van de mens die zichzelf nog niet gevonden heeft, ofwel zichzelf weer verloren heeft (Feuerbach)

- Maatschappij brengt godsdienst voort als een verkeerd wereldbewustzijn omdat zij een verkeerde wereld is

  • Opmerkingen
    • Dialectisch materialisme als zwakste schakel

Begrip opbrengen voor dialectiek is heel moeilijk:

- Zodra men de wereld materialistisch interpreteert is het onbegrijpelijk waarom dialectiek, die een wetmatigheid is van het subject en zijn denken, daar nog enige rol zou kunnen spelen

- Er is geen reden waarom de natuur zich zou gedragen volgens het simplistisch schema van these, antithese en synthese

    • Historisch materialisme: heel vruchtbaar

- Marx wees op onderzoeksterrein waarvoor historici op onbegrijpelijke wijze blind waren geweest

- totaalbeschrijving maatschappij  relaties onderzoeken tussen de economische infrastructuur en de superstructuur van institutionele en ideologische aard

    • Economische theorie: moeilijk geval

- Belangrijk deel van dit systeem staat of valt met de arbeidswaardetheorie

- Probleem: precieze definitie en afbakening van het begrip ‘arbeid’ is niet duidelijk

- Opvatting dat alleen menselijke arbeid waarde genereert is moeilijk vol te houden

- Op theorie van arbeidswaarde (die niet vol te houden is) si die van de meerwaarde en uitbuiting gebaseerd

- Positief: betrekkelijk nauwkeurige voorspellingen over de verdere ontwikkeling van de maatschappij

    • Ambivalent karakter van het Marxisme

= men voelt zich tegelijkertijd ertoe aangetrokken en afgestoten

- Grondslag van het Marxisme: humanistische ethiek die de mens wil bevrijden

- Historisch – economische theorie  redelijke, wetenschappelijke visie op de ontwikkeling van de maatschappij

- Vereniging ethisch en wetenschappelijk aspect in soort maatschappij waarin de mens volledig vrij zou kunnen zijn

- Wezenlijke betekenis van Marxisme: voortdurende aansporing om het ethisch streven naar een nieuwe maatschappij te combineren met wetenschappelijke analyse

- Eenheid van Sein en Sollen wordt vaak als wishful thinking aan de kant geschoven

 enerzijds: vaststelling van zwakheden van de theorie

 anderzijds: theorie als motor voor een onmiskenbare belangrijke revolutie

Lees meer...

Leven en werken (Trier 1818, Londen 1883)

Leven

Opleiding en milieu

  • Vader was joods advocaat
  • Familie werd protestants op opportunistische redenen
  • Studeerde rechtswetenschappen, wijsbegeerte en geschiedenis
  • Schreef zijn thesis over Epicurus en de analoge positie van de Jong - Hegelianen

Parijs: Franse socialisten

  • Confrontatie met nieuwe maatschappijvormen
  • Krijgt inzicht in de mogelijkheden van revolutionaire actie
  • Zwakheid: ontwikkelen maatschappijvisie naar eigen wensen
  • Marx: objectieve analyse van de geschiedenis om de ware evolutie – tendensen te achterhalen

Friedrich Engels

  • Brengt Marx in contact met klassieke Engelse economisten
  • Grondig door Marx beïnvloed
  • Legde sterkere nadruk op de metafysische aspecten van het dialectisch materialisme
  • Paste dialectiek toe op natuur (Marx: mensheid)

Houding tegenover Hegel

Gelijkenissen

  • Wereld is onderworpen aan dialectische ontwikkelingswetten, waar het menselijk individu geen greep op heeft
  • Geschiedenis als vooruitgang naar hogere vrijheid
  • Antropocentrisme
  • Behoefte om het in de filosofie over de reële mens te hebben

Verschillen

  • Wereldvisie is materialistisch ipv idealistisch
  • Staatsfilosofie: minacht opvatting van de eindtijd waarin vrijheid gerealiseerd zou zijn

REDEN: ziet afgrond tussen vrijheid waarover het idealistisch systeem spreekt en de reële situatie van de grote massa van de mensen

Werken

  • 1846: Misère de la Philosophie
  • 1848: Manifest der kommunistischen Partei
  • 1859: Zur kritik der politischen Ökonomie
  • 1867: eerste deel van Das Kapital (deel 2 en 3 postuum uitgegeven in 1885 en 1886)
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen