Schaalvergroting vloeide voort uit huwelijkspolitiek en in mindere mate uit strijd. De Vlaamse Graven, Diederick en Filips van de Elzas streefden het meest naar een internationale rol en namen daartoe onder andere deel aan kruistochten en Filips kon de voogdij van de Franse kroonprins krijgen, net als de voogdij over zijn echtgenote en later kon hij huwen met een Portugese prinses. Dit alles vormt een bewijs van het voortleven van feodale ambitie en belangen. Daarenboven kende deze tijd een economische dynamiek en beide graven wisten daar hun voordeel uit te halen, zo stichtten ze steden, drongen hun recht op, … . Bovendien hadden ze meer financiële middelen, waardoor ze ambtenaren in dienst konden nemen en overigens gingen ze graven zich bezig houden met rechtspraak. Deze veranderingen duiden op de overgang van een feodaal gewest naar een ministaat. Deze overgang vond in de andere landsheerlijkheden pas veel later plaats. Tegen 1191, toen Filips van den Elzas kinderloos stierf, was Vlaanderen een modern bestuur gebied. Zijn opvolgers mengden zich in de internationale politiek en Vlaanderen verzwakte verder en het werd ingehaald door andere landsheerlijkheden.
De Graven van Vlaanderen hebben altijd moeite gehad met hun ambitieuze steden. In Brabant was deze verhouding altijd soepeler door de lage ontwikkelingsgraad van de steden en de kleinere macht van de hertogen. Brabant werd echter steeds machtiger, terwijl de macht in Vlaanderen afnam door een economische crisis.
De geschiedenis van Holland begint in de vroege 11de eeuw wanneer een graaf troepen van het Duitse Rijk versloeg. De macht van het geslacht nam toe met de verdere ontwikkeling van het gebied; het beheersen van water en het vruchtbaar maken van gronden. Het is de vraag in hoeverre landsheren rekening hielden met de bevolking. In Holland kunnen de waterstaatswerken als positief worden gezien, maar ze eisten veel van de bevolking. Het stichten van steden in de 13de eeuw, zorgde voor de ontplooiing van Holland, maar daarvan waren de edelen de verliezers, tenzij de steden niet zo sterk stonden.
Algemeen gezien kwam er meer en meer macht voor de burgers. Er kwamen meer en meer patriciers in het bestuur die zich gingen mengen in benoemingen. Overal kwam er dus een feodaal en maatschappelijk maatschappijpatroon, behalve in Friesland. Daar deelden de boeren de macht. De vorming van territoria berust dus op toeval.