zet om een staatsgreep voor te bereiden. In 1631 werd beslist een veldtocht langs de Maas te houden, waarbij de gouverneur van Gelre een belangrijke rol speelde: door zijn passieve opstelling zou het Staatse leger snel enkele maasvestingen in handen krijgen. De graaf van Warfusée (en bijgevolg zijn volgelingen en het leger) kozen voor de opstandelingen waardoor de Spanjaarden geen kans meer maakten. In 1632 riep graaf Van den Bergh op tot opstand, de hertog van Aarschot werd gevraagd leider te zijn, hij weigerde echter en de staatsgreep werd uitgesteld. De Staten-generaal werd samengeroepen. In Spanje was men ondertussen bang dat de Nederlanden zouden toegeven aan de republiek, dieIn 1578 keerden de Spaanse troepen onder bevel van de hertog van Parma naar de Nederlanden terug. Na het afsluiten van de Unie van Atrecht in januari 1579 startten Artesië, Henegouwen en Frans-Vlaanderen onderhandelingen met de hertog van Parma, wat zal uitmonden in de vrede van Atrecht waar verschillende voorwaarden in opgenomen worden voor de reconciliatie met Filips II: er moest vrijheid van godsdienst komen, de traditionele rol van de Staten-Generaal en de Raad van State in het centrale bestuur zou hersteld worden, (er was geen principieel verzet tegen de centralisatie), de oprichting van de juntas (bijzondere regeringscommissies) werd afgewezen. Verder moest de controle over de garnizoenstroepen in de Nederlanden aan de provinciegouverneurs van de Nederlanden overgedragen worden. Daarnaast was er verzet tegen de verdere aanwezigheid van het Spaanse leger in de Nederlanden (want men zag hierin een bedreiging voor de verspaansing van het bestuur) en werd er aangedrongen dat de provinciale staten hun fiscale bevoegdheden zouden behouden. Er kan dus gezegd worden dat geen van voorgaande hervormingen van Filips II werden behouden. Maar in de jaren nadien werd de koninklijke macht in delen van de Nederlanden hersteld. Dit mislukte echter voor Holland, Zeeland en Utrecht. De scheiding was een voldongen feit, er waren twee Nederlandse staten (Spaanse Zuidelijke Nederlanden en Verenigde provinciën, het Noorden) en de oorlog zou niet uitblijven. Door deze gewijzigde situatie zouden de bepalingen van Atrecht vervangen worden door een nieuw, ongeschreven modus vivendi, wat de basis zou vormen van de machtsdeling tussen vorst en bevoorrechte machten tot 1748.
Van de vooropgestelde voorwaarden, waartegenover de trouw aan Filips II stond, werden er maar weinig werkelijk in de praktijk gebracht.
Er kwam geen godsdienstvrijheid maar een herstelling van het katholicisme na 1579, evenmin verliet het Spaanse leger de Nederlanden. De juntas gingen verder met het bespreken van het buitenlands beleid en noch de Raad van State, noch de Staten-Generaal werden in de besluitvorming betrokken. (dit kon niet waargemaakt worden omdat de Nederlanden niet langer een geheel vormden) Enkel op provinciaal vlak werden de voorwaarden deels uitgevoerd: de gouverneurs kregen hun fiscale bevoegdheden terug, hun militaire niet.
De uitschakeling van de Staten-Generaal en de uitholling van de adellijke aanwezigheid in de Brusselse Raad van State moest een zelfstandig Nederlands buitenlands beleid voorkomen. Dit beleid moest immers in dienst staan van de internationale machtspositie van de Habsburgers en werd toegewezen aan de Consejo de Estado. Het verzet van de Nederlanden zou niet kunnen bedaard worden door enkele Nederlandse mensen in te schakelen in deze raad, hun verzet tegen dit beleid was er vooral omdat het tegen de belangen van de Nederlanden zelf inging: de machtsstrijd tussen Spanje en Frankrijk, die in de Nederlanden werd uitgevochten.
De hertog van Parma zette succesvol zijn belegering van de Nederlandse steden verder (Vlaanderen, Brabant, Antwerpen, Groningen, Overijsel). Maar de aanvallen werden onderbroken doordat de hertog van Parma aanvallen moest uitvoeren op de Engelse en Franse protestanten (deze missies zullen beiden mislukken en toen de Spanjaarden hun gevecht in de Nederlanden willen heropnemen was het reeds te laat). Intussen herveroverden de Verenigde provinciën de noordoostelijke gewesten ( de gebieden bleven als veroverde gebieden bestuurd door de Generaliteit en werden niet opgenomen in het bevrijd territorium). Vele historici vinden de jaren 1588-1598 cruciaal en vinden dat Filips II een fatale fout maakte door Parma nieuwe missies te geven.
De Nederlanden waren van militair belang voor de Habsburgers: ze hadden een grote strategische waarde want Spanje kon oorlog voeren met Frankrijk zonder dat haar eigen grenzen in gevaar kwamen, ze hadden bovendien een geschikte infrastructuur (bevoorrading verzekerd door hoge landbouwproductiviteit) en vele versterkte steden (wat handig is in een oorlog). Om nummer één te zijn had Spanje dus wel degelijk de Nederlanden nodig, waardoor het land zich dan ook zou vastklampen aan de Nederlanden.
In 1598 leek het even of Filips II de Nederlanden onafhankelijkheid zou verlenen. Maar hij droeg de soevereiniteit over aan Isabella en aartshertog Albrecht, ( dit zou voor een alliantie zorgen tussen de twee takken van het Habsburgse huis voor de komende twee eeuwen). Slechts tien van de zeventien gewesten namen deel aan hun inhuldigingsplechtigheid, wat nog maar eens de splitsing van de Nederlanden aangeeft. In vele handboeken wordt gezegd dat Filips II door deze overdracht aan de aartshertogen de eenheid van de Nederlanden wou herstellen. Dit handboek acht die stelling ongeloofwaardig: de stelling werd door Spanje zelf naar voor geschoven en was voor de Verenigde provinciën onaanvaardbaar. Met deze regeling konden de Spaanse Habsburgers de macht makkelijk terug winnen (ongeacht het kinderloos zijn) en vele elementen van Spanje bleven behouden: katholicisme is staatsgodsdienst, Nederlanden geen toegang tot kolonies en Spanje hield nog enkele garnizoensteden in zijn bezit. Waarom ging Spanje dan over tot deze daad? De gewesten begrepen dat een vreedzame hereniging niet in het verschiet lag en vreesden dat Spanje zijn leger zou laten begaan in de Nederlanden, waarop de Nederlanders sterk verlangden naar de voortzetting van de Spaanse financiële en militaire hulp. Spanje van zijn kant, kon niet meer alleen de financiering van de oorlog verder zetten, Vlaanderen en Brabant waren nodig. Deze gewesten aanzetten tot financiële bijdrages zou makkelijker gaan wanneer ze een grotere zelfstandigheid genoten. Er kwam een permanente belasting in de Habsburgse Nederlanden.
Maar de strijd tussen de Verenigde Provinciën en Spanje werd overzee en op het vasteland gewoon voort gezet. Met Frankrijk had Spanje in 1598 vrede gesloten en in 1604 met Engeland. De oorlog had voor Spanje niet langer het doel om de opstandige gewesten te onderwerpen, de nieuwe conflictpunten waren: het statuut van de Katholieken in de Verenigde Provinciën, de toegang tot kolonies en de controle van de Scheldemonding. In 1609 aanvaardde Spanje een wapenbestand : twaalfjarige vrede(wegens geldgebrek) waarbij de V. P. ‘vrije landen, staten en provincies’ werden, katholicisme geen staatsgodsdienst was en de toegang tot de haven niet werd hersteld.
De aartshertogen hielden voor bijna veertig jaar hun macht (tot beiden stierven), ze konden echter geen stempel drukken op hun beleid, maar schijnen wel een groot aandeel in de katholieke hervormingsbeweging te hebben gehad. (ook al was dat niet uitzonderlijk in vergelijking met andere landen en begon de reformatie al lang voor hun komst en ging ze door na hun dood) Ze gingen over tot vele toegevingen om de vrede te bewaren. Velen, en ook zij, hadden reeds aan de Madrid laten weten dat de situatie uitzichtloos was, de oorlog was een uitputtingsslag. De aartshertogen hadden wel hun zeg kunnen doen in het binnenlands bestuur. De Staten-Generaal werden slechts één keer in de crisisjaren 1632-1634 en éénmaal daarbuiten samengeroepen. De invloed van de hoge adel was uitgehold, de leden van de Brusselse regeringsraden werden buiten de oorlogsvoering gehouden (dit was voorbehouden aan de juntas) en de aartshertogen wouden hun wetgevende bevoegdheid bevestigen: geen nieuwe wetten maar gewoonterecht bekrachtigen en vorstelijke wetgeving uitvoeren. (o.a. Eeuwig Edict 1611 waarin het straf- en burgerlijke recht tot een geheel wordt gevormd). Verder kreeg de nieuwe modus vivendi tussen vorst en onderdanen geleidelijk een vaste vorm, wat een resultaat was van de machtsstrijd van de voorbije jaren.
In 1618 brak de Dertigjarige oorlog tussen protestanten en katholieken uit in het Duitse rijk, waardoor er geen verlenging van het twaalfjarig bestand zou komen in de Nederlanden. De Nederlanders wouden een verlenging, de Spanjaarden wouden de strijd terug opnemen. De Nederlanders hadden een beter beeld van wat er gebeurde in hun gebied, terwijl de Spanjaarden dachten dat hun wensen ginds steeds ook in de werkelijkheid werden uitgevoerd. Het was zo dat de Nederlanden vooral bang waren dat ze niet de nodige middelen zouden hebben om succesvol oorlog te voeren. De Spanjaarden dachten dat deze oorlog minder duur zou zijn dan de overzeese strijd (die tijdens de twaalf jaar was verder gezet).
Het ging eigelijk over de vraag: op welk front moeten de beschikbare middelen eerst ingezet worden en wat was aanvaardbaar voor een nieuw bestand of vrede?
Madrid stuurde aanvankelijk genoeg middelen voor de strijd, maar kon dit niet het lang genoeg volhouden opdat het militaire voordeel in een diplomatiek akkoord zou kunnen worden omgezet. Spinola, die Breda al had veroverd, trok naar Spanje om meer geld te vragen en weigerde om terug naar de Nederlanden te keren toen hij dat niet kreeg.
In 1632, na een catastrofale veldtocht, barstte de politieke crisis los. In 1621 had Spanje deze weten te voorkomen door continuïteit: continuïteit tussen het aartshertogelijk bewind en de landvoogdij van Isabella, door de overdracht van de onafhankelijkheid die in 1598 was uitgebleven. Verder waren ook de overgangsmaatregelen die de overgang van Albrecht naar Isabella, bij zijn dood, inluidden zo veel mogelijk uitgesteld.
De val van ’s Hertogenbosch in 1629 had de Nederlanden geschokt en enkele ontevreden edelen aange onafhankelijkheid wou van Filips IV. Men wist hier echter wel beter en door veel toegevingen voorkwam de landvoogdes dat de samenzweerders op lagere niveaus nog volgelingen zouden vinden. De onderhandelingen liepen vast doordat de republiek de katholieken geen godsdienstvrijheid wou geven en de Schelde niet wouden openen. (Dit bewijst dat de voortzetting van de oorlog niet de schuld van Spanje was.)
Doordat Madrid Roose aanstelde tot voorzitter van de geheime raad (één van de 3 collaterale raden) werd de Staten-Generaal snel ontbonden.
De crisis van 1632-1634 was de vuurproef voor de Spaanse Nederlanden, enkel buitenlandse problemen zouden hun bestaan nog kunnen bedreigen in de toekomst.
5.1.2) De Franse dreiging (1635-1748)
In 1635 werd er een offensief verbond gesloten tussen de Verenigde provinciën en Frankrijk. Beiden riepen op tot verzet maar het volk bood geen weerklank, wel wouden ze zich verzetten tegen de invallers: in de Verenigde Provinciën waren katholieken tweederangsburgers geworden. Bovendien wou de republiek de katholieke en protestantse gewesten niet verenigen tot één republiek, zoals Richelieu had voorgesteld. Integendeel, de republiek wou liefst splitsen van de Spaanse Nederlanden (wat niet zou gebeuren in 1635). De inmenging van Frankrijk in de oorlog zorgde voor een ommekeer in militaire machtsverhoudingen: Spanje kreeg het moeilijk doordat het vanaf 1640 ook in Catatonië en Portugal een oorlog uit te vechten had. De Nederlanders begrepen hieruit dat Spanje niet onoverwinnelijk was, en uit angst voor een Franse inval zocht het toenaderingen tot de Fransen. Dit liep goed af in Westfalen, waar ook andere mogendheden de dertigjarige oorlog beëindigden. In 1648 werd de vrede afgekondigd, 80j na de aanvang van de opstand. De oorlog met Frankrijk daarentegen ging gewoon verder, sinds 1635 was daar een nieuwe oorlog gestart.
De oorlog tussen de republiek en Spanje was een frontoorlog, een defensieve oorlog om de onafhankelijkheid. In de oorlog tussen Spanje en Frankrijk ging het vooral om de Franse weigering bij het einde van de 30jarige oorlog in 1648 ook de acties in de Nederlanden te stoppen. De Fransen wouden en zouden later, de Nederlanden innemen. In Frankrijk brak de Fronde (aristocratie had aan macht ingeboet en zaten niet meer in de Raad van Staten en riepen op tot verzet) uit, waardoor de Spanjaarden de kans hadden de oorlog in hun voordeel te laten uitdraaien. Maar de Fransen sloten een alliantie met de Engelsen, waardoor Spanje zware nederlagen te leden kreeg (o.a.in1658). Er kwam een vrede met Frankrijk waarbij de Spanjaarden verre territoriale toegevingen deden (vrede van de Pyreneeën). Hierbij trouwde Maria Theresia (dochter van Filips IV) met Lodewijk XIV.
In 1665 overleed Filips IV waardoor Lodewijk XIV zijn kans schoon zag om o.a. de Spaanse Nederlanden in handen te krijgen. Hij schuwde hierbij geen wapens. De Fransen waren onzeker de Nederlanden aan te hechten, maar Frankrijk veroverde vele steden, ook de grotere zoals Gent, in het binnenland.
Spanje was uitgeput, door de vrede van Westfalen had Spanje niet langer het overwicht in Europa. Frankrijk maakte een opmars en veranderde de Europese machtsverhoudingen. De Verenigde Provinciën waren bang van dit nabije land en sloten een vrede met Spanje in 1648, waarbij het bondgenootschap met Frankrijk uit 1635 werd verbroken. In het stadhouderloos tijdperk (1650-1672) was er een dubbel probleem: militaire dreiging uit Frankrijk en een economische dreiging uit Engeland. Men ging de confrontatie met Engeland aan. Willem III zou zich daarentegen niet van vijand vergissen: hij ging aankloppen bij Spanje en voorkwam zo de aanhechting van de Nederlanden bij Frankrijk. Hij trouwde met Mary Stuart, waardoor het verzet tegen de Franse expansie nog groter werd (ook in de verdere toekomst zou dit zo blijven
1692 werd Maximiliaan II Emmanuel van Beieren landvoogd van de Spaanse Nederlanden. Wat ook het einde van de macht van Spanje over de Nederlanden betekende want de landvoogd was niet van Spaanse afkomst. Deze nieuwe landvoogd ging over tot hervormingen (oorlog tegen Frankrijk immers gevoerd door hoge belastingen, bijdrages van andere mogendheden en burgerbevolking in de oorlogsgebieden) en hoopte zelf de soevereiniteit over het gebied te krijgen (wat niet zou gebeuren door de dood van zijn zoon).
In 1700 werd een akkoord over de Spaanse troonsopvolging gesloten, Aartshertog Karel zou opvolger van Karel II zijn. Maar bij zijn gebied hoorden de Italiaanse en Nederlandse gebieden niet langer. Volgens zijn testament zouden deze gaan naar Filips van Anjou (Filips V), kleinzoon van Lodewijk XIV. Maar deze gaf een volmacht aan zijn grootvader, de zonnekoning. De Verenigde provinciën lieten hun verdediging vallen. Het Nederlandse volk stond achter Filips V. Dit veranderde toen er een hoop Franse hervormingen plaats vonden. Oppositiepartij tegen Frankrijk: ‘kuirassiers’; partijgangers van Fr: karabiniers. (het volk werd dus opgesplitst). De Zeemogendheden lieten het hier niet bij en verklaarden oorlog aan Frankrijk in 1702. Engeland en de Verenigde provinciën steunden Karel III.
Engeland en de V.P. startten met de verovering van de Spaanse Nederlanden, wat geleidelijk aan lukte. In 1711 zou Filips V de soevereiniteit over de Nederlanden aan Maximiliaan Emmanuel overdragen, deze liet zich als hertog van Luxemburg en graaf van Namen huldigen. In 1713 eindigt zijn regering, bij de vrede van Utrecht.
Alles verandert wanneer Jozef I sterft en Karel III zich tot Karel IV in Wenen laat kronen. Noch de Nederlanden, noch de Engelsen zagen een herstel van het Habsburgs rijk zitten. Er moest dus dringend vrede met Frankrijk gesloten worden om meer verzet te kunnen bieden tegen dat herstel. De aanspraken van Filips V op de Spaanse troon mochten erkend worden, als hij afstand deed van zijn Franse troon. Italië en de Nederlanden zouden worden losgemaakt van Spanje en naar de Oostenrijkse Habsburgers gaan.
Het idee dat de Spaanse Nederlanden neutraal zouden worden, had nooit echt erkenning gekregen: Nederlanders en Engelsen waren er enkel voor als ze zelf in slechte papieren zaten, wat nooit op hetzelfde ogenblik was. In 1713 drongen de Fransen er tevergeefs op aan.
De Engelse en Staatse bezetting in de veroverde gebieden, beperkte zich tot Franse hervormingen afschaffen en lopende zaken afhandelen. In 1715 werden de Nederlanden aan de Oostenrijkers overgedragen waarbij er tevens een clausule van kracht werd waarin stond dat er niets meer veranderd mocht worden aan de machtsrelaties (tussen vorst en geprivilegieerde groepen) in de Nederlanden. Engeland had voor het voortbestaan van dit gebied gezorgd en keek erop toe dat lokale en provinciale overheden hun macht behielden zodat de centrale overheid geen economisch beleid kon uitvoeren. Maar Engeland had met zijn militaire aanwezigheid in dit gebied tevens het gebied bewust economisch verzwakt.
De grenzen van het gebied bij de overdracht van 1715 vallen grotendeels gelijk met de huidige grenzen van België (zie kaart p.190). Deze zijn te danken aan de Staatse en Franse veroveringen. Tussen 1668 en 1716 veranderden de grenzen bij ieder vredesverdrag. Door de overdracht aan de Oostenrijkers ontstond er een personele unie tussen het prinsbisdom Luik (dat bij het Duitse rijk hoorde) en de Nederlanden. Dit prinsbisdom gedurende behoorde tijdens de 16e en 17e eeuw steeds tot het Duitse rijk, en trachtte in een machtsstrijd zijn neutraliteit te bewaren (onsuccesvol). De overdracht wijzigde weliswaar niets aan de relatie tussen de gebieden.
Het beleid van Karel VI (1715-1740) was zoals reeds gezegd onderworpen aan het Barrièretraktaat. Het Engels-Staats condominiun (1706-1713) werd vervangen door een Oostenrijks-Staats condominium, na de vrede van Utrecht in 1713 wouden de Verenigde Provinciën de staatse barrière van 1697 langs de Franse grens herstellen. Hierdoor konden de Verenigde Provinciën Wenen dwingen tot het naleven van het Barrièretraktaat. Verder was Karel VI ook nog beperkt door de Europese mogendheden, die hun toestemming moesten geven over zijn opvolging door Maria Theresia. Ook de Oostendse Compagnie die onder hem werd opgericht moest ontbonden worden. De geprivilegieerden groepen (steden,…) grepen nog meer macht, bovenop de macht en bevoegdheden die ze al hadden.
Maria Theresia, de opvolgster, zou een oorlog tegen de andere Europese grootmachten moeten uitvechten, ‘Oostenrijkse successieoorlog’. Het condominium kon het Franse leger, dat steeds meer delen van de Nederlanden bezette, niet tegengaan. Een Franse bezetting was dus aanwezig tussen 1744-1748, waarna door interne kritiek Frankrijk de Nederlanden ontruimd. Er komt een vrede met Oostenrijk en zelfs een bondgenootschap. (Voor het eerst sinds 1635 was het Franse gevaar geweken.)