Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Monumentum Germaniae Historica

  • wordt nog altijd gebruikt voor vele middeleeuwse bronnen, pionier van het uitgeversbedrijf: goeie kritische editie
  • is een wereldkroniek door Beda Venerabilis: voor ieder jaar heeft hij wel iets te vertellen, het wordt zelfs een obsessie
  • 527: “in uiterste nood vallen ze geheel Italië binnen, bezetten ze de stad Rome en toen regeerde koning Albinus”

- probleem: hij vertelt niet de reden/oorzaak waardoor de Langobarden de stad binnenvallen: geen voorgeschiedenis

  • Latijnse cijfers links: indictie-tijdrekening: zeer ingewikkeld (jaren van Romeinse consuls)

Arabische cijfers rechts: moderne tijdrekening

  • 534: “Paus Gregorius reist naar de Heer”: overlijden
Lees meer...

Isidori Hispalensis Episcopi

  • 7e eeuw, etymologisch woordenboek: oorsprong van het woord + heel verhaaltje errond
  • [Index Librorum]

Dit is ongewoon voor een vroegmiddeleeuws werk: indexen/inhoudstafels werden pas

gebruikt in het onderwijssysteem vanaf de 12e eeuw.

Hij heeft het over de verschillende disciplines van de wetenschap: associatief: alles wat hij

denkt en erbij denkt staat in de inhoudstafel.

  • [Capitula Librorum]

Zeer lange onderverdeling van de tekst

  • [Cui dono lepidum…]

XIV “over bibliothecarissen en hun instrumenten. Bibliothecarissen werden voorheen aangeduid als bibliopola. Want Grieken duiden ‘boek’ aan als ‘biblion’. Men duidt hen ook aan als (). Maar () zijn zij die over het oude schrijven en () zijn zij die over het nieuwe schrijven.”

- verzamelwerken waarin men alles wil zeggen, cfr wereldkroniek

Lees meer...

Politieke en maatschappelijke spanningen in het begin van de 21ste eeuw

In de lange aanloop tot de verkiezingen van mei 2002 meldde zich een nieuwkomer in de politiek, Pim Fortuyn. Hij was een populist die kritiek had op het paarse kabinet Kok, de bureaucratie, de falende overheid, het overheersende eigenbelang van de politici, de onveiligheid in arbeiderswijken in de steden, de voortdurende immigratie van ‘buitenlanders’ die van de sociale voorzieningen profiteerden en daarmee de sociale zekerheid van de ‘echte Nederlanders’ uitholde. Van dit alles was het kabinet Kok de schuld. Fortuyn nam met een persoonlijke lijst deel aan de verkiezingen: Lijst Pim Fortuyn (LPF).

Het kabinet Kok trad een maand voor de verkiezingen af na een historisch-wetenschappelijk onderzoek naar de betrokkenheid van Nederland bij de massamoord in Srebrenica. Tien dagen voor de verkiezingen werd Pim Fortuyn vermoord door een individueel opererende radicale milieuactivist. Politieke moord was nog niet voorgekomen. De verkiezingsuitslag was sensationeel: Lijst Pim Fortuyn haalde in één klap 15%, PvdA en VVD vielen sterk terug, terwijl CDA opnieuw klom.

De nieuwe minister-president werd de nieuwe leider van de CDA J.P. Balkenende. De coalitie bestond uit CDA, VVD en LPF. Dit kabinet viel na enkele maanden uiteen na onenigheid in het LPF. De nieuwe uitgeschreven verkiezingen van 2003. De CDA bleef hoog, de PvdA herstelde zich en de VVD enigszins ook. De lijst Pim Fortuyn werd van de kaart geveegd. Het kabinet Balkenende II werd gevormd met CDA, VVD en D66.

In 2004 werd dan de spraakmakende, dikwijls grof provocerende filmmaker en columnist Theo van Gogh door een moslimextremist vermoord. Het publiek was geschokt, dit was een tweede moord op iemand die in het publiek debat een opvallende rol speelde. Versterkt door het internationaal terrorisme sprak een publicist van een ‘multicultureel drama’.

Verder werd in 2005 de Europese grondwet in een referendum afgekeurd, terwijl alle grote politieke partijen voor waren. Dit illustreert hoe groot de kloof tussen de politiek-bestuurlijke elite en de massa bevolking is. Blijkbaar was er vrees voor verlies van de Nederlandse identiteit en zelfstandigheid.

Nederland staat net zoals de meeste westerse landen voor lastige problemen waarvoor de oplossingen zich niet zomaar aandienen. Ook de internationale verhoudingen zijn door het internationale terrorisme en soms bloedige conflicten chaotisch.

Als men de twee eeuwen geschiedenis bekijkt, valt op dat hoe groot de conflicten ook waren er zeer weinig bloedvergieten aan te pas kwam. De vijf jaar Duitse bezetting zijn daarop een uitzondering. Drie factoren lijken ter verklaring van deze relatief gematigde en geweldsarme ontwikkeling.

Nederland was een klein land die van internationale ambities had afgezien. Voorts was het een relatief rijk land, dat zijn welvaart kon gebruiken om interne problemen op te lossen. Tenslotte wist Nederland steeds een traditie van compromissen te handhaven.

Lees meer...

Nieuwe problemen in het laatste kwart van de twintigste eeuw

De PvdA geïnspireerd door Nieuw Links en olv J.M. den Uyl probeerde zich op te werpen als de partij die vorm kon geven aan de vernieuwing. In 1973 kwam het na een moeizame formatie tot kabinet den Uyl dat naast de PvdA ook steunde op D66 en Politiek Partij Radicalen. Dit kabinet wou bijdragen tot de vernieuwing van de samenleving waarbij eerlijker verdelen van inkomen, kennis en macht een grote rol zou spelen. De realisatie ervan bleek moeilijk door de internationale oliecrisis. De Arabische olieproducerende landen riepen bovendien een embargo uit tegen de VS, Denemarken en Nederland wegens hun pro-Israëlische houding tijdens de oorlog tussen Israël en Egypte/Syrië. Dit leidde tot enkele autoloze zondagen in Nederland, maar echte schaarste kwam er niet.

In de economie bleven vooral energie-intensieve en kapitaalintensieve procesindustrieën en de gaswinning sterk. Daarnaast bleven de zuivelproducten en tuinbouw in de agrarische sector belangrijk voor de export. Ook de Nederlandse positie als internationaal centrum voor distributie en dienstverlening was van fundamenteel belang. Rotterdam bleef één van de grootste havens ter wereld.

Dit nam toch niet weg dat er economische problemen waren die gevolgen hadden voor de verzorgingsstaat. Ook de inflatie kon niet onder bedwang gehouden worden. Dit leidde tot grote werkloosheid terwijl men niet lang ervoor nog op grote schaal ongeschoolde arbeiders van elders had aangetrokken.

Naast financiële problemen had het kabinet den Uyl ook praktische problemen. Het beleid resulteerde veelal in overheidsbemoeienis wat het optreden van actiegroepen weer vermeerderde. De anti-kernwapenbeweging kon grote volksmassa’s op de been brengen. Dit tastte in feite het buitenlandse beleid niet aan. Ze bleven de NAVO steunen en deden ook mee aan de economische Europese integratie. De val van de Muur schiep wel een nieuwe situatie, maar actieve deelname aan de Europese eenwording en het verlenen van ontwikkelingshulp bleven belangrijk.

Aandacht voor de mensenrechten leidde tot enkele militaire vredesmissies van Nederland. In het voormalige Joegoslavië eindigde dit met een tragedie. Srebrenica in Bosnië was door de VN uitgeroepen tot safe area en een Nederlands bataljon werd er gelegerd. Toch werden duizenden moslims vermoord nadat het in 1995 door het Bosnisch-Servische leger werd overrompeld.

De vrouwenbeweging bleef strijden voor gelijkheid en verscheidene doelstellingen werden officieel regeringsbeleid, toch veranderde de positie van de vrouwen minder dan ze hadden gehoopt.

Ook milieubescherming werd een zeer belangrijk punt. In 1972 wees de Club van Rome de wereld op de ernstige problemen voor het milieu en de grondstoffenvoorraden bij onbeperkte groei van de wereldeconomie. Dit leidde tot activiteiten tot bescherming van het milieu dat ernstig vervuild was geraakt. De Nederlandse overheid nam een en ander direct serieus, maar het uitvoeren van bepaalde regels maakte het soms moeilijk door de internationale dimensie.

Ook de kabinetten na den Uyl kampten met het probleem van adequaat en slagvaardig op te treden. De kabinetten werden tot 1994 gedomineerd door de CDA en hadden ook minister-presidenten uit die partij. (1977-1982: A.A.M. van Agt, 1982-1994: R.F. Lubbers). Tot 1989 was met een korte verbreking in 1981/82 de VVD steeds de partner, daarna de PvdA. In 1994 werd sinds 1918 weer een kabinet gevormd zonder confessionelen. Het was ook 40 jaar geleden dat de VVD en de PvdA samen in een kabinet werkten. Aan deze paarse coalitie van W. Kok waar ook D66 aan deelnam kwam in 2002 een einde. De kabinetten Kok kenmerkten zich door een sterk pragmatisch beleid gericht op sanering van de overheidsfinanciën en bevordering van de economische groei. Dit was bijna een voortzetting van de kabinetten Lubbers.

Financieel-economisch was dit beleid succesvol. Door de verdergaande Europese integratie kwam er ook een uitbreiding van de Europese instellingen wat soms sterk bureaucratische effecten heeft. Voor de individuele burger verschijnt de overheid daardoor meer en meer als een serie anonieme bureaucratische instellingen. De grote politieke partijen lijken bovendien steeds minder van elkaar te verschillen. Kortstondige issues en televisiegenieke personen zijn daardoor meer en meer de toon gaan aangeven in de publieke presentatie.

In het bijzonder de sociaal-democratie is in een ernstige crisis geraakt. Dit werd gemaskeerd door het succesverhaal van Kok, maar na 2002 bleken de problemen groot. Voor de christen-democratie gold ongeveer hetzelfde. Het succes van premier Lubbers was wel een tegenwicht voor de voortgaande secularisering en ontzuiling. Sinds 1994 verkeerden ze in een openlijk ernstige politieke crisis. In 2002 traden ze wel weer toe tot het kabinet. De liberalen hebben minder problemen want de samenleving beantwoordt in hoge mate aan hun wensen. In het algemeen is de politieke belangstelling sinds de jaren 60 en 70 wel afgenomen.

Begin 21ste eeuw is ongeveer 20% allochtoon in Nederland. Immigratie is geen nieuw verschijnsel. Rond 1600 kwamen er al uitwijkelingen uit het zuiden, joden en hugenoten tijdens de Republiek, ook een economisch gemotiveerde instroom uit Duitsland door de eeuwen heen. Er rijzen wel problemen op. Er is een religieus verschil en bovendien zijn de niet-westers immigranten meestal laag geschoold en hebben ze daarom een zwakke positie. Er zijn tekenen die wijzen op de vorming van een nieuwe onderklasse en op culturele en politieke stigmatisering ervan.

Lees meer...

Balans: ontzuiling en meer nadruk op individuele ontplooiing

Er waren belangrijke veranderingen gebeurd door de vernieuwingsbeweging van de jaren zestig. Dit uitte zich in ontzuiling en meer nadruk op individuele ontplooiing.

Ontzuiling was het verdwijnen van het vanzelfsprekende gevoel te behoren tot één van de grote levensbeschouwelijke groeperingen, waarmee de ontkerkelijking in verband staat. Bij de verkiezingen leidde dit tot grotere wisselvalligheden en een verzwakking van de confessionele partijen. Verschuivingen van vijf tot 20 zetels kwamen nu voor. De KVP en de CHU verloren sterk en in 1977 trokken ze samen naar de kiezer als Christen Democratisch Appèl. In 1980 kwam ook de ARP daarbij. De grondslag van de nieuwe partij hield enkel een algemene verwijzing in naar evangelie en Christendom. Er was een heropleving in de jaren 80 die in de jaren 90 alweer gestopt werd.

Ook de PvdA viel in de jaren 60 sterk terug, waarna ze zich met ups en downs herstelden. De VVD leek in de jaren 70 de grote winnaar, in de jaren 90 haalden ze zelfs hun beste score sinds het algemeen enkelvoudig stemrecht in 1917. Van de vele nieuwe partijen kon alleen D66 zich handhaven. Deze werd als een moderne variant van de VDB gezien. Ook de communistische partij haalde winst in de jaren 70, maar zakte later zeer ver terug. Verscheidene linkse partijen gingen eind jaren 80 samen in GroenLinks die tot 5% haalde. In het linkse spectrum kwam ook de Socialistische Partij (SP) op. Deze van oorsprong maoïstische partij onderging een gedaanteverwisseling olv Jan Marijnissen. De kleine orthodoxe-protestantse partijen vertoonden een licht stijgende tendens. De verkiezingsuitslagen werden bovendien onzeker door de afschaffing van de opkomstplicht in 1970. Verder was er weinig veranderd, de roep naar vernieuwing leidde niet tot wijzigingen van het staatsrechtelijk bestel.

Ontzuiling betekende ook het verdwijnen van de verzuilde organisaties. De fusie in de politiek van de confessionele partijen verschilde sterk van die van de vakbeweging waar het sociaal-democratische NVV en het katholieke NKV fuseerden tot de Federatie Nederlandse Vakverenigingen (FNV, 1975). Het CNV deed niet mee aan die fusie, zij waren gematigder en trokken leden uit andere beroepsgroepen.

De meeste kranten maakten zich los van de zuilen. Een goed voorbeeld is de Volkskrant, oorspronkelijk van de katholieke arbeiders. Ook Trouw van de orthodoxe protestanten onderging een transformatie. De liberale bladen Nieuwe Rotterdamse Courant en Algemeen handelsblad fuseerden tot NRC-Handelsblad en wilden de kwaliteitskrant van Nederland worden. Andere bladen konden de omslag moeilijk maken en verdwenen.

In de omroepwereld bleven de vier grote organisaties AVRO, KRO, NCRV en VARA bestaan. Enkel de kleine VPRO veranderde van karakter, van vrijzinnig protestants werd ze de spreekbuis van de culturele avant-garde. Er ontstonden nieuwe omroeporganisaties die op massavermaak gericht waren, vb TROS, Veronica. Ook was er een Evangelische Omroep die de NCRV onvoldoende protestants vond. Ook werden nu buitenlandse zenders ontvangen.

De verzuilde organisaties bleven sterk in het onderwijs en in de gezondheidszorg. Het onderwijs verschilde naar vorm en inhoud nauwelijks meer tussen openbare en bijzondere scholen. Verschillende pedagogische systemen kwamen in beiden voor. De levensbeschouwelijke basis was ook niet meer belangrijk voor de keuze van de school. Het opkomen van een beperkt aantal islamitische scholen staat wel haaks op deze ontwikkeling.

De propaganda van de permissive society had succes. Individuele ontplooiing had gevolgen voor de demografie en de seksuele moraal. Homoseksualiteit werd meer geaccepteerd wat leidde tot de mogelijkheid van trouwen. Het geboortepatroon veranderde, twee kinderen werd min of meer het model. Echtscheiding werd ook een gewoon verschijnsel.

In de permissive society zijn er geen opgelegde geformaliseerde gedragsregels meer, maar informele en subtiele gedragscodes. Ondanks al deze verschuivingen kan men de Nederlandse maatschappij nog steeds burgerlijk noemen. Middengroepen uit de burgerij blijven de samenleving domineren. Nederland kende sedert de late middeleeuwen nimmer een sterke adellijk-feodale bovenlaag en de aristocratie had steeds burgerlijke trekken behouden.

Politiek bleef het parlementair democratische stelsel en overleefde de constitutionele monarchie. De populariteit van het huis van Oranje werd niet aangetast. Ook niet door de problemen rond het huwelijk van kroonprins Willem Alexander die de dochter van een hoge politieke functionaris in het door velen verafschuwde Argentijnse regime van Videla als bruid verkoos.

Lees meer...

De vernieuwingsbeweging van de jaren zestig

In 1966 trouwde kroonprinses Beatrix. Tijdens de trouwstoet ontplofte er een rookbom. Dit incident bleek het begin van een bewogen jaar. Amsterdam was het toneel van rellen, demonstraties en openbare manifestaties. Het kabinet viel na een lang debat ‘de nacht van Schmelzer’ genoemd naar de fractieleider van de KVP. De Democraten werden opgericht die een fundamentele democratisering wensten. In de PvdA roerden jonge intellectuelen zich, verenigd als Nieuw Links om een radicaal partijbeleid op te stellen. Verder waren er kleine anarchistische, revolutionaire groepjes actief. Bij de katholieken verscheen een Nieuwe Katechismus als uiting van een andere koers.

Er waren veel gebeurtenissen, maar veel dat als volkomen nieuw gezien werd, had stevige wortels in het verleden. Al het oude leek te hebben afgedaan. De bevolking schudde de volgzaamheid van zich af.

Vanaf eind de jaren ’50 was er een ware welvaartsexplosie. Door de loonsverhogingen was er veel materiële luxe. De levensstijl veranderde en materiële welvaart werd als vanzelfsprekend geacht. Hier spreekt men van het ontstaan van de consumptiemaatschappij. De vondsten van aardgas in Nederlandse bodem versterkte het gevoel van een onbezorgde toekomst. Steeds meer kwam de uitvoering van sociale maatregelen in handen van de staat zoals de in 1963 aangenomen Algemene Bijstandswet (ABW). De band tussen de bevolking en de verzuilde organisaties verminderde en de sociale controle nam af.

Voor zover de verzuilde organisaties nog macht hadden, waren er interne problemen. In de maatschappelijke zorg begonnen pedagogische en psychologische wetenschappelijke inzichten door te breken. Ook inzichten uit de sociologie en de politieke wetenschap konden tot botsingen leiden met de traditionele zuilenelites.

In de jaren ’50 was een rijke jeugdcultuur opgekomen die zich afzette van de volwassenen. Er was een sterk consumptief ingestelde kleding- en muziekcultuur en voorts ook een anti-establishment-cultuur die deels aansloot bij anarchisme en revolutionair socialisme. Tenslotte ontstond een underground-cultuur. Dit alles vond soms aansluiting bij de avant-garde stromingen in kunst. Cobraschilder Karel Appel en Vijftiger Lucebert werden beroemdheden. Verschillende kunstenaars en schrijvers zoals Harry Mulisch waren actief in deze beweging. Men keek ook erg naar het buitenland. Vooral de hippie- en flower powercultuur in de VS en de politieke acties tegen de Vietnamoorlog sprongen in het oog.

De straat ging meer een rol spelen in het maatschappelijke leven. Relletjes, stakingen, demonstraties,… kwamen steeds meer voor. Zo was er in 1966 nog de Maagdenhuisbezetting: radicale studenten die het onderwijs wensten te democratiseren bezetten het administratieve centrum van de Amsterdamse Universiteit. De acties hadden ook effect, de elite gaf er aan toe. De politie en de autoriteit vonden pas na enkele jaren nieuwe omgangsvormen met het publiek.

Geweldige politieke terreuracties waren er naast twee treinkapingen in 1975 en 1977 en enkele acties van de radicale Zuid-Molukse jongeren niet. De politie botste wel nog met de kraakbeweging. Zij ijverden voor genoeg en betaalbare woonruimte. Meestal kraakten ze leegstaande panden om hun punt te verduidelijken. Bij de ontruiming van deze panden ging het er soms gewelddadig aan toe. Ook voerden ze actie op de kroning van Beatrix als koningin in 1980 met de leuze ‘geen woning, geen kroning’.

Zo kwam de permissive-society tot stand. Ieder moest juist voor zichzelf bepalen hoe hij of zij zich wenste te gedragen. Ook de vrouwenbeweging formuleerde nieuwe eisen. In 1968 werd Man-Vrouw-Maatschappij opgericht met Joke Kool-Smit als inspiratrice. In 1970 trad de radicale groep Dolle Mina op. Het kernpunt was nog steeds gelijke behandeling van vrouwen en mannen.

Ook was er een nieuwe seksuele moraal waarin seksuele vrijheid centraal stond, wat bijvoorbeeld inhield dat het taboe op homoseksualiteit werd doorbroken. Ook de introductie van ‘de pil’ was een doorbraak. Het recht op abortus werd een belangrijk thema. Velen hadden zich trouwens al eerder een grotere seksuele vrijheid verworven.

Ook het koningshuis bleef er niet buiten. Er werden principiële republikeinse pleidooien gehouden en de aandacht ging naar de huwelijksplannen van de oudste twee prinsessen. Beatrix wou een Duitser huwen en rakelde daarmee herinneringen op aan de bezettingstijd. Irene koos de pretendent van de Spaanse troon en werd katholiek, wat ook een gevoelig punt was bij de Nederlanders. Irene zag in 1964 af van haar recht op de troon.

De buitenlandse politiek was ook onderworpen aan hevige discussies. Ontwikkelingshulp werd voor sommigen noodzakelijk geacht, want in de nieuwe onafhankelijke staten heerste er armoede. Ook het veiligheidsbeleid kwam ter discussie. Er was verzet tegen de koude oorlog en men streefde naar ontwapening.

Er was voortgaande ontkerkelijking. Aan het begin van de 21ste eeuw rekende de helft van de bevolking (16 miljoen) zich niet tot een kerkgenootschap. De islam kende wel een opgang, 5% van de bevolking rekende zich hierbij. Alle kerkgenootschappen kregen te maken met interne radicalisering, in de vorm van gelijkheidselementen in geloof en leer. In 2004 werd het samengaan van de Hervormde, Gereformeerde en Lutherse kerken geformaliseerd in de oprichting van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN).

Olv kardinaal B. Alfrink deed de katholieke kerk pogingen om aan de eisen van de moderne tijd tegemoet te komen. Latijn verdween uit de mis en er was overleg met de gelovigen. Op een Pastoraal Concilie (1968-1970) kregen leken de mogelijkheid om zich te laten horen. Ook werd er veel meer ruimte aan de gelovigen gegeven. Pogingen van katholieken om dit moderniseringsproces te stoppen, lukte niet.

De massamedia speelde in het moderniseringsproces een belangrijke rol. Ze werden onafhankelijke instituties op zoek naar politiek en maatschappelijke waarheid. Er was een nieuw soort journalistiek waarvan actievoerders en autoriteiten voordelen konden uithalen.

Het is moeilijk om in dit proces oorzaak en gevolg van elkaar te onderscheiden. Er was wederzijdse beïnvloeding van de recente materiële welvaart die in verband stond met de détente in de Oost-Westverhoudingen. Langer lopende processen waren de ontplooiing van de verzorgingsstaat en de verwetenschappelijking van de samenleving. Het gemiddeld opleidingspeil van de bevolking steeg en er was ook meer vrije tijd.

Lees meer...

Verhoudingen en vooruitzichten aan het einde van de jaren vijftig

Nederland bleef na de oorlog een burgerlijk-verzuilde samenleving waar lang niet iedereen voorstander van was: de liberalen waren er nooit voor geweest en sociaal-democraten wilden de confessionele barrières verbreken. Wetenschap en kunst hadden zich nooit in de zuilen gevoegd. Het experimenteren en uitwisseling van gedachten stonden daar centraal. De avant-gardistische richtingen waren er ook tegen gekant. Het publiek had voor de moderne kunst meestal weinig waardering. Dat gold bijvoorbeeld voor de groep rond De Stijl in de jaren ’20 met architecten als J.P. Oud en Gerrit Rietveld en schilders Theo van Doesburg en Piet Mondriaan. Het gold ook voor de experimentele schilders, dichters en schrijvers van Cobra en de vijftigers rond 1950: Karel Appel, Constant, Lucebert, Gerrit Kouwenaar en Simon Vinkenoog. Andere belangrijke schrijvers waren Menno Ter Braak, E. du Perron, Carry van Bruggen, H. Marsman en J. Slauerhoff voor de oorlog en W.F. Hermans en G.K. van het Reve daarna. De lezers bevonden zich vooral in het hoger opgeleide deel van de bevolking. Zij krijgen over het algemeen veel waardering. Cobra en de Vijftigers hadden zelfs een uitgesproken revolutionaire dimensie.

Lees meer...

Buitenlandse politiek en dekolonisatie

De Nederlandse neutraliteitspolitiek had gefaald en Nederland koos na de oorlog dan ook om deel te nemen met de Verenigde Naties, alsook aan de Europese en Atlantische allianties. In het bijzonder met België en Luxemburg verbeterden de relaties. Er was al eens een ontwerpverdrag voor onderlinge samenwerking geweest in 1927, maar dit was gesneuveld in de Eerste Kamer. In 1944 werd door de regeringen in ballingschap in Londen de grondslag gelegd voor verdergaande samenwerking in de Benelux.

Deze nieuwe internationale politiek kwam ook door economische overwegingen en vrees voor de SU. De integratie van Europa was nodig voor het verdelen van de Marshallhulp en de SU werd gezien als een agressieve staat. Dit was ook een extra argument voor het sociale beleid: armoede zag men immers als voedingsbodem voor sociale onrust en communisme.

In Azië was Nederlands-Indië snel door Japan veroverd. Dit had grote politieke en sociale effecten. Voor WOII was er nationalisme gegroeid die zich keerde tegen de kolonisator. Nederland reageerde hierop met het toekennen van bepaalde rechten zoals een Volksraad, maar ook met onderdrukking en gezagshandhaving. Twee dagen na de Japanse capitulatie werd op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië uitgeroepen door A. Soekarno, die met de Japanse bezetter had samengewerkt en Mohammed Hatta.

Bij terugkeer stuitten de Nederlandse autoriteiten olv luitenant-gouverneur-generaal H.J. van Mook op gewapende tegenstand. Er ontstond een militair conflict dat Nederland verloor. Eind 1949 werd de soevereiniteit overgedragen aan een federaal Indonesië dat een eenheidsstaat onder president Soekarno bleek te zijn. Nederland had nooit gezien hoe breed de steun voor onafhankelijkheid bleek te zijn (zoals de VS) en hoe weinig men op militair vlak kan uitrichten in Indonesië. Ook werden een aantal diplomatieke oplossingen verkwanseld. In 1963 werd ook nog Nieuw Guinea aan Indonesië overgedragen. Een volksraadpleging in 1969 bevestigde de soevereiniteitsoverdracht.

Met de kleine en weinig betekenisvolle bezittingen in Midden-Amerika, Suriname en de Nederlandse Antillen, was er een rustiger contact. Na ingewikkelde besprekingen werd Suriname in 1975 onafhankelijk. Met de Nederlandse Antillen die een grote mate van zelfstandigheid hebben duren de gesprekken nog altijd voort.

Voor de Europeanen in Indonesië kwam de periode net na de onafhankelijkheid (de bersiap-periode) hard aan. Jeugdige en ongedisciplineerde groepen nationalisten traden zeer gewelddadig op en de meeste integreerden weer in de Nederlandse samenleving. Dit gold minder voor de Zuid-Molukkers die vanuit Nederland voor een onafhankelijke Zuid-Molukse Republiek streden. Het verlies van Indonesië was voor de Nederlandse economie een harde slag, maar het kon worden opgevangen

Lees meer...

Nederland onder Duitse bezetting

Net zoals in Duitsland waren er fascistische partijen in Nederland. De belangrijkste was de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van Anton Mussert. Dit had een relatief gering succes door de hoge verzuildheid in Nederland. De kerken en politieke partijen reageerden ook afwijzend tegen de nieuwe partij.

Tijdens de bezetting werd Nederland vijf jaar lang bestuurd door een speciaal ingesteld nationaal-socialistisch bestuur olv reichskommissar A. Seyss-Inquart. Ten eerste wilden ze Nederland exploiteren voor de Duitse oorlogsvoering en economie, waar ze ook in slaagden. De meeste werkten onvrijwillig op grote schaal voor Duitsland. Eerst kon dit de weggevallen internationale handel opvangen, daarna werd het meer plundering en mensenroof. De bevolking was zeer verarmd op het einde van de oorlog. Ten tweede wou men Nederland nazificeren. Heel veel joden werden uit de samenleving verwijderd. 75% werd uit Nederland gedeporteerd en de overige joden doken onder of vluchtten waarmee ze eigenlijk ook waren verwijderd uit de samenleving.

Het bestuur verving veel verzuilde instellingen door eenheidsorganisaties zoals het Nederlands Arbeidsfront voor arbeiders, de Landstand vor boeren en de Kultuurkamer voor kunstenaars. De bevolking bleef in feite de eigen zuil trouw. De bezetter verbood alle partijen, uitgenomen de NSB. De kerken lieten ze ongemoeid om een kerkstrijd te vermijden.

In 1940 werd de Nederlands Unie opgericht om meer eenheid te brengen onder de Nederlanders. Deze sloot aan bij ideeën voor de oorlog om de verzuilde verhoudingen te doorbreken. Er was veel enthousiasme, maar in 1941 werd ze verboden door de bezetters.

Geleidelijk aan verdween de gematigdheid van het bestuur en ook de bevolking verzette zich meer. Dit was soms georganiseerd en er werden ook illegale bladen uitgegeven zoals Het Parool, Trouw, Vrij Nederland en De Waarheid. Het onderduiken van mensen werd ook georganiseerd. Verder was er in 1943 een algemene staking doordat het voormalige Nederlandse leger naar Duitsland werd afgevoerd. Deze werd neergeslagen, maar het was wel een ommekeer. Er kwam steeds meer verzet, ook een spoorwegstaking in 1944 die de verbindingen verstoorde, maar waardoor er ook grote hongersnood uitbrak in de strenge winter.

Na de oorlog wensten sommige de samenleving te reorganiseren. De bevolking radicaliseerde en in 1946 hadden de communisten 10% van de stemmen. De Amerikanen maakten zich hier druk over, maar de Nederlandse Volksbeweging, aansluitend bij de Nederlandse Unie uit de bezettingstijd die de verzuilde kaders wou doorbreken, leek meer succes te hebben. Toch voegden de meeste mensen zich opnieuw in hun vertrouwde zuilen.

Lees meer...

Economie, sociale problemen en overheidsingrijpen

Rond 1900 was de sociale kwestie een politiek vraagstuk geworden, wat geleid had tot toenemend overheidsingrijpen. In 1919 werd een invaliditeitsverzekering en de achturendag ingevoerd. Ook de werkloosheidssteun werd geregeld. Het overleg tussen werkgevers en werknemersorganisaties kreeg vorm. Er waren wel nog stakingen en oproer, maar er was vooral overleg wat nauw samenhing met de overlegcultuur in de politiek.

Er kwam veel economische macht bij de ondernemers en investeerders te liggen, omdat de overheid terughoudend was. De verzuilde instellingen wensten weinig bemoeienis en dit was ook in strijd met de liberale beginselen. De NV ontwikkelde zich tot de dominerende economische organisatievorm, terwijl ook de banken belangrijker werden. De kleine middenstand voelde zich soms bedreigd, maar verdiende goed. Ook de arbeiders profiteerde van de vraag naar arbeid.

In Nederland was er grote werkloosheid door de depressie van de jaren ’30, ook de lange duur van de crisis viel op. Het behoudende economische beleid van de kabinetten Colijn kwamen zwaar onder vuur te liggen. Er kwam vraag naar een goed uitgebouwd sociaal stelsel. In 1939 vonden katholieken en sociaal-democraten elkaar op dit terrein. Door de oorlog kwam de uitvoering van dit beleid pas in 1945.

Er was veel overheidsoptreden na de oorlog, om de wederopbouw en het herstel goed te leiden. Er werd zelfs een stelsel van publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie ontwikkeld waarin elementen uit het katholieke corporatisme en het sociaal-democratische plandenken werden opgenomen. Belangrijke sturende rollen waren voor de Sociaal-economische Raad (SER) en het Centraal Planbureau olv J. Tinbergen. De Nederlandse staat kreeg neo-corporatieve trekken wat gepaard ging met uitbreiding van de bureaucratie zowel bij de overheid als bij de zuilen. Belangrijke doeleinden van het sociaal-economisch beleid waren volledige werkgelegenheid, economische groei en sociale zekerheid.

De economie herstelde zich in de jaren ’50. Dit kwam oa door de Marshallhulp, de nieuwe golf van industrialisering en toepassing van nieuwe technieken. Er werden investeringen gedaan en een nieuwe serie sociale wetten gemaakt, voorbeeld de noodvoorziening-Drees voor bejaarden uit 1947 die de Algemene Ouderdomswet werd in 1957. In 1952 werd een apart ministerie voor Maatschappelijk Werk opgericht. Er kwam een breed opgevatte verzorgingsstaat.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen