Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Distantie t.a.v. de maatschappij; maatschappij als niet-geplande vervlechting

Hooggeïndustrialiseerde landen: hoge distantie tegenover natuur
Maar we zijn nog niet toe aan een distantie tegenover de maatschappij. We kunnen niet dezelfde distantie opleggen tegenover samenleving, gezin, enz. Sociologen hebben het heel moeilijk om afstand te verwerven tegenover sociale verschijnselen (drang om meningen, standpunten, …).
BIJ de verklaring van menselijke handelingen wordt hun zienswijze vaak vertroebeld door emotionele opwellingen en standplaatsgebondenheid → Gevolg:Huidige mensen niet in staat om de sociale verbanden met een nuchtere, gedeëmotioneerde blik te bekijken. Indien ze een grotere distantie t.a.v. sociale processen zouden leren innemen, zouden zij zien dat de sociale vervlechtingen waar zij deel van uitmaken door niemand echt gepland zijn + dat deze vervlechtingen wel een eigen patroon hebben, met een eigen logica. Maar het hele vervlechtingpatroon kan niet volledig vanuit die handelingen of plannen begrepen worden. Het heeft een eigen orde en relatieve autonomie.

Lees meer...

Staatsbindingen

Eenvoudige samenlevingen (KORTE interdependentieketens) → Valenties van het persoonlijke type. De affectieve behoeften worden bevredigd in concrete sociale verhoudingen met andere mensen.
Grotere en complexere samenlevingen → nieuwe vormen van emotionele bindingen. Mensen gaan zich niet enkel emotioneel hechten aan andere mensen, maar ook steeds meer aan symbolen van de groteren sociale eenheden waartoe ze behoren: binden aan vlaggen, gevoelsgeladen begrippen of bijzondere plaats, … op die manier hechten ze zich affectief aan de grotere sociale gehelen (zoals staten) die door die symbolen worden belichaamd. Die affectieve binding kan even hecht zijn als een face-to-face binding.

→ Waarom voorrang van emotionele bindingen aan staatssamenlevingen op bindingen aan andere figuraties (beroep, stad, dorp, …) in de 19de en 20ste eeuw? Elias: mensen hechten zich in een bepaalde historische context emotioneel het meest aan de figuratie die een verbod oplegt tot het gebruik van geweld tegen de eigen leden en tezelfdertijd de verplichting kan opleggen op het gebruik tot geweld tegen de leden van de andere figuratie. Dus: de figuratie die bescherming biedt tegen de lijfelijke vernietiging door buitenstaanders → Figuratie als overlevingseenheden:
Vroeger: stadsstaten of de bewoners van een burcht.
NU: nationale steden: we krijgen leven van de staat door wetten enz. veel mensen geven ook hun leven aan de staat, trots vaderland, …
Morgen misschien de integratie-eenheden van verschillende voormalige nationale staten.
→ Grootte verandert, Functie blijft dezelfde.

Distantie
Men kan ‘betrokkenheid’ en ‘distantie’ beschouwen als twee uitersten. Deze balans is weer heel verschillende qua samenleving en periode. Bvb onze samenleving: hoge graad van industrialisatie en beheersing niet-menselijke natuurkrachten → hoge distantie t.a.v. de natuur. We zijn relatief weinig affectief betrokken bij de natuur.

Evolutie houding tegenover de natuur: toont het nauwe verband tussen distantie en beheersing. Hoe meer mensen er in slagen distantie te behouden t.a.v. een verschijnsel uit hun omgeving, hoe groter de kans dat zij dat verschijnsel zullen kunnen beheersen. Omgekeerd: Emotionaliteit vermindert een realistische kijk op de dingen en vergroot het onvermogen tot beheersing.

Vroeger: mensen hadden een erg kleine voorraad van neutrale (niet affectief geladen) kennis. Hun denkwijzen waren doortrokken van hun eigen affecten, wensen en angsten. Voor hen was de wereld levend, ook de dingen.Deze persoonlijke omgang met de natuur belemmert een beheersing ervan maar zorgt wel voor een diepe emotionele bevrediging. De mensen raakten liever emotioneel betrokken door allerlei fantasieën, dan de fantasieën te laten en de realiteit te ontdekken. Bij het eerste voelen we ons aangesproken.
→ Ommezwaai: Om de wetenschap te verklaren, moeten we NIET teruggrijpen op emotionele verklaringen.

Overschakeling naar wetenschappelijk wensbeeld is niet vanzelfsprekend. De wetenschappelijke houding vereist dat men zijn emoties bedwingt in de omgang met de natuur.

Hoe kon de distantie tegenover de natuur ↑?
Besef dat de aarde niet in het centrum van het zonnestelsel staat, en zonnestelsel niet in het midden van de Melkweg, enz. In de ME was dit verschrikkelijk om te beseffen dat we niet in het centrum stonden. Zij vonden het altijd zo geruststellend dat alles is zoals het moest zijn. Ze hadden een wereldbeeld van orde en stabiliteit.
→ Elias: soms levert het voordelen op om niet het eerste het beste te geloven. Je moet jezelf soms pijn doen. De wetenschap heeft geen snelle verklaring, tegenover de mythen (verklaring voor je de vraag stelt) → Controle over de natuur!

Paradox: hoe meer ze ons in staat stellen om onze behoeften te bevredigen, hoe minder we de natuur kunnen controleren.

Voorbeeld: de copernicaanse revolutie: zie boek

Lees meer...

Affecthuishouding = geheel van al of niet verzadigde affectieve valenties.

! Het gevoelsleven wordt nooit op zichzelf bekeken, maar wordt altijd gesitueerd binnen de figuratie waar iemand deel van uitmaakt. Dus: wijzigingen in de sociale figuraties (dus in de bindingen die iemand heeft aangeknoopt) → verandering van de affecthuishouding. Vb. dood in boek

Studie Het Civilisatieproces: Wijzigingen van de figuraties (verlenging interpendentieketens) → verandering affecthuishouding (versterking van gevoelens van gêne en schaamte, ↑ impulsbeheersing)

Nota’s: overdracht van affecten op symbolen. Vb. vlag in brand steken → groep waartoe iemand behoort wordt symbolisch vernietigd = bindingen aan niet-menselijke, symbolische elementen.

Lees meer...

Distantie en betrokkenheid

Het is noodzakelijk om emoties en affecten bij de analyse te betrekken. Emoties: datgene dat ons drijft vb. schrikken bij een klap. Gevoelens: emoties + verbeeldingswereld

Affectieve bindingen
Freud ↔ Elias: ‘Je kunt ervan uitgaan dat emoties in elkaar omzetbaar zijn’ Vb: Liefde → haat, emoties kunnen dus omzwaaien.

Houdt zich bezig met de vraag: Wat maak het dat mensen op elkaar aangewezen zijn en dus van elkaar afhankelijk zijn? Dit verschilt van samenleving tot samenleving, en van historische periode tot historische periode. Maar: er zijn enkele ‘universele afhankelijkheden’:
Mensen zijn in eerste plaats op elkaar aangewezen voor de bevrediging van een heel scala aan gevoelsbevredigingen. MENS = een wezen met vele op andere mensen gerichte VALENTIES.
Valentie =
‘verbindingskracht’ of ‘verbindingswaarde’, de sociale aanknopingspunten waarover iemand beschikt. Men kan een mens dus voorstellen als een entiteit met tal van affectieve (en andere) valenties, waarvan er sommige verzadigd (voor zover er sociale bindingen op dat vlak werden aangeknoopt) zijn en andere niet (voor zover er geen sociale bindingen werden aangeknoopt).

Freud ↔ Elias: Seksuele valenties slechts een beperkt domein van de totale affectieve valenties.

Lees meer...

Modellen van vervlechting

Spelmodellen: tonen de dynamiek aan van vervlechtingen van onderling afhankelijke mensen.

Spel van twee personen (ongelijk)
Een spel met twee ongelijke spelers. A heeft een grotere speelsterkte dan B. A controleert in grote mate B. A heeft tegelijkertijd een hoge mate van controle over het spel als zodanig. Hij kan het spelverloop en de uitkomst voorspellen. Typerend is dus de hoge mate van controle over het spel door de machtige speler.

Spel van twee personen (gelijk)
Ongeveer gelijke speelsterkte. Er wordt een spel gespeeld, maar het is een spel dat niet langer wordt bepaald door de bedoelingen en plannen v/d spelers. Het is een toevallige spelfiguratie en onmogelijk om te bepalen wie wint. Uit de vervlechting van twee afzonderlijke mensen resulteert een spelproces dat geen van beide spelers beoogd heeft.

Spel van meerdere personen op meer niveaus
Een spel met vele personen en het aantal neemt voortdurend toe. De individuele speler dreigt zijn oriëntatie te verliezen want de figuratie wordt steeds ondoorzichtiger en moeilijker te beheersen. Drie mogelijke ontwikkelingen:

  • De figuratie desintegreert.
  • Er ontstaat een nieuwe figuratie van interdependente kleinere groepen, waarvan ieder afzonderlijk een min of meer autonoom spel speelt, hoewel ze toch met elkaar verbonden blijven als rivalen.
  • De figuratie valt niet uiteen maar wordt complexer en kan zich handhaven op een hoger integratieniveau.

In dit laatste geval blijven alle spelers wederzijds afhankelijk, maar spelen niet meer rechtstreeks met elkaar. Het spel wordt vertegenwoordigd door vertegenwoordigers of afgevaardigden. De figuratie is minder overzichtelijk, zodat de spelers zich opnieuw kunnen oriënteren.
Verschillen tussen een spelfiguratie waar de spelers zich op hetzelfde niveau bevinden, en een spelfiguratie van twee of meer niveau. In het eerste geval is de machtbalans symmetrisch: de aard v/d spelers aan beide kanten v/d balans is gelijk. Een spelfiguratie op twee niveaus geeft een combinatie van symmetrische en asymmetrische machtsbalansen. (zie figuren in boek).
Er zijn vier verschillende soorten van machtsbalansen (zie boek).

Zodra een figuratie uit meer dan één niveau bestaat, wordt zij overzichtelijker en beheersbaar. De machtsbalansen zitten immers in elkaar verweven. Daarbij kunnen tal van constellaties ontstaan. Naarmate de verdeling v/d machtsgewichten minder ongelijk en diffuser wordt, wordt het ook duidelijker hoe weinig het spelverloop vanuit de positie van individuele spelers of groepen spelers gecontroleerd kan worden.

Lees meer...

De belangrijkste kenmerken van figuraties

1. Figuraties zijn sociale verandering. Voortdurende verandering inherent aan sociale processen. Elementaire begrippen sociologie zijn statisch, verhullen procesmatige karakter menselijk leven (toestandsreductionisme).

2. De vervlechting van mensen verandert, als de verdeling v/d machtsgewichten verandert. De verschuivingen in de machtsbalansen zijn de drijvende kracht van figuratieprocessen.
Vb. Moeder – baby balans. Wanneer baby opgroeit tot kickbokser die zijn moeder financieel onderhoudt, verandert hun onderlinge relatie.
3. Figuraties verlopen grotendeels opgepland, ze zijn niet te voorspellen. Zij hebben een relatieve autonomie tav de plannen en de bedoelingen v/d mensen die er deel uitmaken. Hoe ingewikkelder het vervlechtingproces, hoe minder gemakkelijk om er controle over uit te oefenen.

4. Geen nut van momentopnames van figuratie. Ze zijn procesmatig en moeten dus historisch, vanuit hun wording bekeken worden. Het brengt een LT perspectief met zich mee. Ze zijn het resultaat van een langdurige ontwikkeling. Vb. man-vrouw balans is veranderd doordat vrouwen zelfstandiger zijn geworden, mannen ook meer complexen. Vroeger was de balans anders.
5. Het sociaal vervlechtingproces omvat een dubbele wordingsproces: de wording v/d maatschappelijke structuren (sociogenese) en de wording van persoonlijkheidsstructuren (psychogenese). In feite gaat het om één en hetzelfde wordingsproces want de wording van persoonlijkheids- en maatschappijstructuren voltrekt zich in een onlosmakelijke onderlinge samenhang. Sociogenese: interdependentieprocessen àvervlechtingspatroon = maatschappelijke structuur. Psychogenese: affecthouding en cognitieve uitrusting (persoonlijkheidstructuren) krijgen vorm binnen figuratieprocessen.

Lees meer...

Figuraties als machtsbalansen

Waar mensen met elkaar in betrekking staan, is er sprake van krachtmeting. Iedere figuratie bestaat uit machtsbalansen, gaande van één eenvoudige balans (tweepolig) tot zeer complexe constellaties van machtsbalansen (meerpolig). Macht is een structuurkenmerk van menselijke betrekkingen. Macht is een proces, een uitwisseling van dwang binnen een relatie. Figuraties bestaan meestal uit een ingewikkeld samenspel van machtsverhoudingen, die elkaar doorkruisen en wederzijds beïnvloeden.

Macht is een relatief begrip: het is geen eigenschap of bezit van een individu. Iedereen heeft macht, iedereen in het netwerk kan een bepaalde mate van macht uitoefenen. Macht is ook wederzijds. Mensen in een figuratie hebben elkaar nodig en zullen proberen de anderen te bewegen om in hun eigen voordeel te handelen. De mate waarin iemand een ander tot iets kan dwingen is de speelsterkte. Dit kan zeer ongelijk zijn maar is zelden nul. (machtsbegrip van Elias komt overeen met Faceault).

Vb. Springkasteel. Wanneer er één iemand springt, hobbelen alle andere mensen mee. Niet iedereen heeft echter evenveel effect. Het springen van een man van 120 kg heeft meer effect dan wanneer er een klein kind springt.

De bronnen van machtsuitoefening zijn velerlei. Iedere reden waarom mensen op elkaar aangewezen zijn, iedere wederzijdse afhankelijkheid, roept een machtsbalans in het leven.

Lees meer...

Het figuratiebegrip

Figuratie: het patroon dat interdependente mensen, als groepen of als individuen, met elkaar vormen. Dus een netwerk van relaties: een vervlechtingnetwerk. Het gedrag van mensen kan nooit als op zichzelf worden gezien, altijd een geheel van interdependenties. Het begrip figuratie neemt noch het individu, noch de maatschappij als uitgangspunt, maar het steeds veranderende patroon van sociale vervlechtingen waarin mensen zijn opgenomen.

Elias heeft zijn theorie tamelijk geïsoleerd geformuleerd. Als hij het symbolisch interactionisme en het pragmatisme had gekend had hij zich wel daarbij aangesloten.

Lees meer...

Intellectuele invloeden Freud Weber Huizinga

Steunt op verschillende wetenschappelijke tradities: geschiedenis, sociologie en psychologie. De volgende wetenschappers hadden een belangrijke invloed op hem:

Huizinga
Historisch-sociologisch denken, benadering die verschijnselen begrijpt binnen hun historische context,liefst in LT-perspectief. Steunt vooral op geschiedenis van het alledaagse leven en de mentaliteiten van de mensen. Huizinga is tegen eenzijdige economisch-politieke benadering van de geschiedenis. Meer sociologisch perspectief, wederzijdse positie verschillende sociale groepen en sentimenten die binnen die relaties worden opgewekt.

Weber
Elias werk moet gelezen worden tegen de achtergrond van Webers opvattingen over de Westerse geschiedenis als rationalisatieproces. Rationalisatie (toename van zelfcontrole, planmatig proberen controleren van andermans handelingen en toekomst, wetenschappelijke houding) ~ civilisatieproces. Verschil: verklaring. Weber cultuur-sociologisch (geloofsopvattingen) ↔ Elias: sociale bindingen, toenemende vervlechting van individuen en groepen.

Freud
Elias legt de nadruk op de complementariteit van sociogenetische en psychogenetische processen. Individuele gevoelens en emoties zijn volgens hem aspecten van sociale processen. Sociale en psychische processen zijn elkaars keerzijde van hetzelfde. Neemt ook driftenenergieën ter verklaring van menselijk gedrag van Freud over. Het ruwe driftmateriaal wordt sociaal gemodelleerd en het krijgt vorm binnen de maatschappelijke vervlechtingmechanismen

Lees meer...

NORBERT ELIAS

1 Biografie
Geboren in 1937 in Breslau, Duitsland. Is jood. Vader had kledingatelier. Studeerde geneeskunde, filosofie en psychologie. Later medewerker van Alfred Weber, socioloog, assistent van Karl Mannheim. In 1933 vlucht hij naar Parijs, later Londen. Schrijft daar zijn belangrijkste werk: Ueber den Prowess der Zivilisation in 1939, weinig succes. In 1969 her uitgegeven, veel succes.
Docent hoger onderwijs, later post aan de universiteit van Leicester, hoogleraar in Ghana. Amalfi prijs voor de sociologie. Eindigt in Amsterdam. Dood in 1990.

Mag gezien worden als grondlegger van de sociologie. Hij ontwikkelde zijn eigen begrippenkader want vond de huidige taal te beperkt om de sociologische processen te beschrijven.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen