Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

de gesteentekringloop

er zijn drie soorten gesteenten. De eerste groep, stollingsgesteenten , ontstaan door het afkoelen en stollen van magma. Deze worden weer onderverdeeld in dieptegesteenten en vulkanische gesteenten . Het verschil komt door de snelheid van de stolling. Sedimentgesteente ontstaat doordat verweringsmateriaal of resten van planten en dieren zich ergens ophopen, bedekt raken, ophopen en samengeperst worden. Ze hebben een vrij homogene samenstelling. Dit komt omdat het sediment wordt gesorteerd in de rivier. De derde groep is de metamorfe gesteenten.

Lees meer...

de vorming en afbraak van gebergten.

De energie die nodig is voor verwering komt indirect of direct af van de zon. Met behulp van deze energie komen vele processen op gang die tot uiting komen in weer en klimaat. Water verdampt uit de oceanen, wordt in wolken verplaatst en komt weer als neerslag naar beneden. De neersalg stroomt weer terug naar zee en de cyclus begint weer van voor af aan. Deze hydrolische kringloop zorgt er samen met verwering voor dat gebergten verslijten, verweringsproducten worden afgevoerd door rivieren, rivieren eroderen en laagvlakten en zeeën voorzien worden van pakken sediment.

Gebergten worden gevormd als een stuk continentale korst en een stuk oceanische korst botsen. Behalve de subductie en de trog ontstaat er voor het continent een ondiepe zee met dikke lagen sediment. Een klein deel hiervan wordt met de oceaanbodem mee de diepte in gesleurd en draag bij aan het explosieve vulkanisme en intrusies. De rest zal tijdens de botsing in de verdrukking komen. De sedimentlagen worden geplooid, opgeheven en aan het land vastgeplakt. Dankzij deze endogene processen groeien de continenten.

De meeste gebergten ontstaan gewoon bij botsingen tussen continent en oceaan. Sommige door continent tegen continent. Beiden gaan niet omlaag, enige uitweg is dus omhoog. Daarvoor is wel nog eerst een botsing tussen continent en oceaan. Zodra de oceaanbodem weg is kan dat gebeuren. Het huidige aardoppervlak is het resultaat van endogene en exogene processen. Continenten gaan al veel langer mee dan oceanen omdat ze niet wegzaken. In het midden van continent vindt je de oudste delen, het schild. Deze zijn tussen de 4000 en 500 miljoen jaar oud. Daarom zijn stukken bij gekomen tijdens plooiingsfasen.

Lees meer...

Van de bergen naar de zee

Het eindpunt van rivieren is in de meeste gevallen de zee. Vlak voor de rivier de zee in stroomt, stroomt hij door de vlakke benedenloop. Dit is geen dal meer maar een vlak gebied, de overstromingsvlakte. De stroomsnelheid is hier sterk afgenomen. Als de aanvoer van water hoog is, zal de rivier de kilometers brede overstromingsvlakte overstromen. Een groot deel sediment wordt dan afgezet. Zelfs de kleinste kleideeltjes vallen naar beneden. Zo wordt de bendenloop van rivieren langzaam opgehoogd met de dunne laagjes sediment. Hier ontstaat een soort waterpaslandschap. Dit geldt voor alle gebieden die zijn ontstaan door sedimentatie uit water.

Als de rivier de zee in komt vervoert hij nog steeds sediment. Als het in zee komt neemt de stroomsnelheid volledig af. Nu laat het vrijwel alle sediment vallen. Als het ophoopt zou na lange tijd en nieuw stuk land kunnen ontstaan. Dit worden ook wel delta’s genoemd. Als de stroming langs de kust erg groot is, kan dit niet. Bij een groot verschil tussen eb en vloed vormt zich een trechtervormige kustvorm die estuarium wordt genoemd.

Zodra lagen sediment een paar honderd meter zijn weggezakt, begint het proces van verstening. Allereerst worden de korrels dichter op elkaar geperst, en vervolgens aan elkaar geplakt. Zo ontstaat uit zand zandsteen, uit klei schalie en uit grind conglomeraat. Zulk sedimentgesteente kenmerkt zich door duidelijke gelaagdheid en kan fossielen bevatten. In zeeën waar geen sedimentatie plaatsvindt kunnen grote hoeveelheden schelpen of kalkskeletjes van micro-organismen zich ophopen. Op deze wijze wordt kalksteen gevormd.

Lees meer...

Gesloopt gesteente

fysische verwering van stenen is het zo vaak blootstaan aan afkoeling en opwarming, dat de steen uiteindelijk splijt. Er ontstaan twee aparte delen graniet. Ook is er sprake van inwerking van water en zuren. Mossen en algen geven zuren af die in combinatie met water zorgen dat sommige mineralen in het gesteente oplossen en wegspoelen. Dit is chemische verwering.

Verwering komt overal voor, maar niet overal even snel. Chemische verwering verloopt het snelst bij hogere temperaturen en veel beschikbare water. Fysische verwering verloopt het snelste wanneer ergens grote temperatuurveranderingen voorkomen of de grens van 0 graden wordt overschreden. Dit gebeurt vooral met stenen die onbedekt zijn, terwijl chemische verwering steeds verder de grond in trekt.

Kalksteen lost makkelijk op in water maar kan vervolgens ook makkelijk neerslaan. Druipsteengrotten zijn hier het gevolg van. Kalksteen lost in normaal water nauwelijks op, behalve als er in het water CO2 is opgelost. Dan krijg je:

CaCO3 +H2O + CO2 ↔ Ca2+ + 2HCO3-

dit gebeurt vooral onder de grond. Hierdoor ontstaan er steeds groten. Als de grotten steeds groter worden kan het bovenliggende gesteente instorten. De laagten die hierdoor in het landschap ontstaan heten dolines. Deze verschijnselen bij elkaar worden karstverschijnselen genoemd. Paragraaf 8 verweringsmateriaal in beweging.

De volgende aardverschuivingen worden onderscheiden

Lees meer...

Aardbevingen

zware aardbevingen ontstaan bij convergente en transforme plaatbewegingen. Het is het resultaat van jarenlange spanningsopbouw. Wanneer twee gesteentelagen klem zitten tegen elkaar, zal het gesteente langzaam vervormen of verbuigen. Er wordt hierbij veel spanning opgebouwd. Wanneer de spanning groter wordt dan de sterkte van het gesteente, breekt het gesteente plotseling. De spanning is weg, en de twee gesteentelagen zijn verschoven ten opzichte van elkaar. Hierbij ontstaan aardbevingen. De trillingen die bij een aardbevingen vrijkomen worden overal geregistreerd door seismografische station. Hoe groter de aardbeving, hoe groter de uitslag in het seismogram. De afstand tot het epicentrum van de aardbeving speelt daar wel een rol bij. Dit is het punt aan het aardoppervlak boven de plaats waar het gesteente heeft vastgezeten (de haard). Hoe dieper de haard, hoe minder je het voelt aan het aardoppervlak.

De verwoestende kracht zit enerzijds in de trillingen zelf. Daarnaast gaat om de ontstane processen als aardverschuivingen en tsunami's. Tsunami's ontstaan doordat plotselinge bewegingen van het oceaanbodem het zeewater in beweging brengen. De golven die hierbij ontstaan zijn erg verwoestend. Omdat het onvoorstelbaar is dat harde gesteentelagen zomaar verbuigen, wordt ervan uitgegaan dat het buigen op plooien van de lagen in de diepte heeft plaats gevonden. Hier kan bij grotere druk en temperatuur het gesteente makkelijker plastisch worden. Gesteente dat aan de oppervlakte ligt en uitgerekt of ingedrukt wordt, zal breken. Langs een breuk in de aardkorst zullen delen van de aardkorst, afhankelijk van de druk, omhoog geduwd worden of wegzakken. De omhoog geduwde gesteenten heten horst en de weg gezakte gesteenten heten slenk.

Op deze wijze ontstaan hele gebergten. Aan de randen van platen kunnen grote gebieden door de druk worden vervormd. Hierbij kunnen plooiingsgebergten en breukgebergten ontstaan. Voorbeeld van een plooiingsgebergten is de Alpen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen