Identiteit, Grootte, Gelijke intervallen, Werkelijk nulpunt
Ratio = getalsverhouding die vergelijkingen makkelijker maakt. Dit is een schaal die goed past op het getalssysteem, zoals gewicht, afstand, lengte, volume, etc.
Het heet een ratioschaal omdat het verdelen van een punt op een schaal door een ander punt op de schaal (een ratio nemen uit waarden), een legitieme en betekenisvolle waarde geeft. Produceert score gegevens
Identiteit, Magnitude, Gelijke intervallen
Interval schalen komen bij overeen met het wiskundige getallensysteem, maar niet helemaal; ze hebben geen echt nulpunt. Het bekendste voorbeeld is de Celcius schaal. Ze hebben gelijke intervallen (het verschillen tussen 10 en 20 graden is hetzelfde als tussen 40 en 50 graden).
De meeste test scores zijn niet echte interval schalen, maar het is gebruikelijk dat we ze behandelen als interval schalen omdat de schaal dichter bij interval dan bij nominaal komt.
De meetschalen, zoals de levels van constraint, overlappen elkaar eerder dan dat ze afzonderlijk iets zijn.
Voorbeeld: variabele tevredenheid
1= zeer ontevreden, 2= ontevreden tot 5 zeer tevreden 1____2____3____4____5
Meet een variabele in volgorde van grootte. In ordinale schalen representeren nummers een ordening, met grotere nummers die meer representeren van de variabele dan kleinere nummers. Hoeveel meer, is onduidelijk in ordinale schaal.
Data gemeten op ordinale schaal, heten georderde data. Een volgorde van onderdelen plaatsen indiceert welk onderdeel eerst is, welke tweede is, etc. Maar we kunnen de plaatsen niet gebruiken om vast te stellen hoeveel elk onderdeel verschilt van het volgende.
De grootte van de tussenstappen zijn dus niet duidelijk, alleen de rangorde wordt bepaald.
Het verschil tussen onderdeel 1 en onderdeel 2 is groter dan het verschil tussen onderdeel
12 en onderdeel 13. Het zijn ordinale gegevens. Intervallen in ordinale schaal zijn niet per se gelijk.
Laagste niveau van het meten. Ze passen niet perfect in het numerieke systeem.
Nominal scales are ‘naming scales’. We schrijven nummers toe om verschillende categorieën te representeren. Voorbeelden van categorieën: diagnostische categorieën, politieke voorkeuren, plaats van geboorte, merk van auto, etc. De verschillen tussen nominale schalen zijn kwalitatief, niet kwantitatief. De enige eigenschap die het nominale systeem kent uit het abstracte getallenstelsel, is ‘identiteit’. Geen nulplunt, kunnen niet geordend worden van hoog naar laag en hebben geen gelijke intervallen tussen categorieën. Met de nominale
Stuvia.com - The Marketplace to Buy and Sell your Study Material schaal, tellen we de frequentie van participanten in elke categorie. We noemen de date nominale data of categorische data.
De restauratiedienst van de VU zou graag willen weten welke maaltijden de voorkeur genieten van studenten.
Om dit te laten onderzoeken, geven zij een opdracht aan een onderzoeksbureau.
Dit bureau voert een groot onderzoek uit waarin studenten door invulling van een vragenlijst aangegeven in hoeverre zij bepaalde maaltijden lekker vinden (door middel van een 5-puntsschaal, waarbij 1 correspondeerde tot heel erg onsmakelijk en
5 correspondeerde tot heel erg lekker). Aan het einde van het onderzoek bleek dat bami gemiddeld een score van 4 had terwijl spaghetti slechts een score van 2 had. De onderzoekers concludeerden dat studenten bami gemiddeld twee maal zo lekker vinden als spaghetti.
Is deze conclusie juist? NEE - het is ordinaal niveau en daarbij kunnen de plaatsen niet gebruiken om vast te stellen hoeveel elk onderdeel verschilt van het volgende
Gebaseerd op de mate van overeenkomst tussen meetschaal en werkelijke getalssysteem
Meetschalen (Stevens, 1946, 1957): N.O.I.R. (nominatie = benoeming, ordinaal = rangorde, interval = tussenperiode, ratio = verhouding)
Nominale schaal - verschillen Ordinale schaal - ordening
Interval schaal - gelijke intervallen (optellen/aftrekken) Ratio schaal - absoluut nulpunt (verhoudingen)
Identiteit: Elk nummer betekent iets bijzonders.
Grootte (magnitude): Getallen zijn te ordenen van klein naar groot.
Gelijke intervallen: Verschil tussen eenheden hetzelfde ongeacht positie op de schaal. Werkelijk nulpunt: Nul= de variabele geeft niets aan.
Deceptie - (bedrog, misleiding) doelbewust misleiding van de participanten. Dit mag alleen als :
- Duidelijk wordt gemaakt door de onderzoeker dat dit geen serieuze of lange-termijn risico’s heeft.
- Als de ware natuur van de misleiding wordt uitgelegd in een debriefing van de participant die het onderzoek/de studie volgt. Invasions of privacy
- Als de onderzoeker gevoelige issues examineert. Zoals seks, emoties, privé gedachten, vertrouwelijke records van patiënten in ziekenhuizen of kinderen op scholen. Hoe bescherm je de proefpersoon? - Vertrouwelijkheid (confidentiality) en anonimiteit
Stuvia.com - The Marketplace to Buy and Sell your Study Material
Informed consent (Geïnformeerde toestemming) - Verzamelen van data mag niet beginnen voordat proefpersoenen duidelijke toestemming geven. Informed consent betekent dat onderzoekers participanten moeten leveren met genoeg informatie over het onderzoek zo dat ze redelijke, geïnformeerde keuzes kunnen maken over hun deelname.
Variabelen kunnen op verschillende manier onderverdeeld worden. ----A---- zijn observeerbare responsen van een organisme. Deze variabelen worden het vaakst onderzocht in psychologisch onderzoek. ----B---- variabelen zijn de kenmerken van de omgeving waarin het gedrag geobserveerd wordt. ----C---- of subject variabelen zijn karakteristieken van de proefpersoon, zoals lengte, opleidingsniveau, etc.
Sommige van deze organismische variabelen kunnen direct (rechtstreeks) geobserveerd worden en worden daarom ----D---- organismische variabelen genoemd. Andere organismische variabelen kunnen niet rechtstreeks geobserveerd worden (bijvoorbeeld intelligentie). Deze worden ----
E---- organismische variabelen genoemd. Deze variabelen worden ook wel ----F---- genoemd; rationele ideeën geconstrueerd door de onderzoeker.
A. Gedragsvariabelen. B. Stimulusvariabelen. C. Organistische variabelen. D. Geobserveerde.
E. Respons-geconcludeerde organistische variabelen. F. Construct
A. een organismische variabele. B. een storende variabele. C. een stimulus variabele. D. een gedragsvariabele.
