Bij het verlaten van de middeleeuwen à ontstaan moderne filosofie
- Het Rationalisme (17e-18e eeuw/periode van Verlichting)
- Neemt aan dat we de waarheid door ons verstand, ratio, kunnen vinden
- Dit wil niet zeggen dat zij niet gelovig waren, maar dat geloof had in principe niets met hun denken te maken (zoals sedert William van Ockham)
- Vooral Franse en Duitse denkers
- René Descartes (17e eeuw)
- Beroemde werken: ‘Discours de la methode’ & ‘Méditations’
- uitgangspunt: methodische twijfel omtrent zintuiglijke waarnemingen (twijfel als methode, als weg om tot waarheid te komen)
-Als je aan alles twijfelt kan je niet meer twijfelen aan het feit dat je twijfelt ‘Ik denk, dus ik besta’
- Om te denken heb je een ziel nodig, dus ook zonder lichaam zou ik nog kunnen denken en dus bestaan.
- Waar kan je zeker van zijn dat het bestaat?
-‘des idées claires et distinctes’ :
- Het bestaan van het denken (cogitatio)
- Het bestaan van god (het godsidee kan ik mezelf niet gegeven hebben want ze bevat de volmaakte realiteit, die ik niet bezit. Het idee van God is dus het bewijs van Zijn bestaan)
- Het bestaan van de materiële wereld (extensio) (we hebben een klare en duidelijke voorstelling van deze wereld dus bestaat ze, god zou ons niet bedriegen)
- dualisme: de mens als ‘denkend ding’ , hij is verdeeld tussen 2 werelden (lichaam;extensio en geest;cogitatio)
-mind/body problematiek: Hoe kan de geest op het lichaam inwerken indien deze uit een andere materie met eigen wetmatigheden bestaat? Is er nog plaats voor een vrije wil bij ons handelen? (uitzicht)
- Het Engelse empirisme (17e - 18e eeuw)
- Kennisleer die alle inzicht uit de ervaring van de zintuigen afleidt.
- Grondlegger politieke en sociale wetenschappen
- Grondlegger empirische kennisleer ‘Essay concern human understanding’:
De mens begint als een onbeschreven blad, door zintuiglijke ervaringen krijgt ons bewustzijn een inhoud, deze inhoud noemt hij ‘ideeën’
Iedereen heeft andere ervaringen en dus ook andere ideeën, als er toch overeenkomsten zijn ligt dit aan de gewoonte en de natuur
Onze ervaring is tweeledig
1) uiterlijke zintuiglijke ervaring (sensation)
-primaire eigenschappen (bv grootte, vorm, positie,…)à objectief
-secundaire eigenschappen (bv kleur, geur, smaak,...) à subjectief
2) innerlijke zintuiglijke ervaring (reflection)
- Net zoals Descartes: - het bestaan is een zekerheid
- ook god bestaat
voor de rest gelooft hij niet in absolute zekerheden en stelt hij alles in twijfel
- Deze twijfel leidde hem in de politiek tot religieuze tolerantie, parlementaire democratie en laisser-faire economische theorieën
- Een grondige opvoeding is de voorwaarde voor een tolerante maatschappij (beseffen dat niet iedereen dezelfde ervaringen heeft en dus ook niet dezelfde ideeën), mensen met minder kennis zijn minder verdraagzaam
- George Berkeley (begin 18e eeuw)
- Extreme stelling:
- Hij verwerpt het bestaan van de materiële wereld
- Esse = percipi (het zijn = het waargenomen worden)
- Het bestaan van de materiële wereld is alleen omdat we die waarnemen nog niet bewezen) vb: warme en koude hand in lauw water à verschillende waarnemingen
Hitte en koude zijn dus slechts waarnemingen van ons bewustzijn, die niets met een werkelijkheid erbuiten te maken hebben
vb: regenboogkleuren
- Niet enkel secundaire eigenschappen zijn subjectief (zoals bij Locke) ook van primaire eigenschappen zijn we niet zeker
vb: eenzelfde voorwerp is van dichtbij groot en van ver af klein
- ‘Treatise on Humane Nature’: boek over zijn kennisleer en moraalfilosofie
- moraalfilosofie: rechtvaardigheid is essentieel in een samenleving
1) een individu is aangewezen op samenwerking met anderen voor de bevrediging van zijn behoeften
2) men beschikt maar over een beperkte naastenliefde (men houdt vaak geen rekening met elkaar)
3) de goederen zijn schaars (een afbakening dringt zich op tussen wat de ene bezit en wat aan de ander toebehoort)
4) een redelijke verdeling is noodzakelijk aangezien we allen nood hebben aan ongeveer dezelfde basisbehoeften
- kennisleer: Alle kennis begint met indrukken (impressions), die ideeën veroorzaken
We zijn geneigd verbindingen te leggen tussen deze ideeën
vb: ‘God’ is de combinatie van oneindige wijsheid en goedheid
- Hij werd een groot scepticus: door ervaring en observatie kan je niets over de werkelijkheid te weten komen
- Kritiek van Immanuel Kant (18e eeuw)
- Vanuit de strijd tussen rationalisten en empiristen à hij slaat er een brug tussen
- Duitsland
- Kritik der reinen Vernunft
- De werkelijkheid op zich (das Ding-an-sich) zendt zintuiglijke waarnemingen uit die ons verstand bereiken (tot zover akkoord met de empiristen)
- Ons verstand is echter geen onbeschreven blad, maar een gestructureerd instrument dat die waarnemingen in aangeboren vakjes of categorieën plaatst (tijd en ruimte, kwaliteit, kwantiteit, relatie, modaliteit)
- Ons verstand vervormt dus automatisch de zintuiglijke ervaring, zodat we in feite niets over het Ding-an-sich kunnen weten (het wordt herleid tot een categorie)
-Ding-an-sich = Noumenon (wat niet via de zintuigen maar via de geest gekend wordt)
Ervaringen van de zintuigen = Fenomenen (verschijnselen)
- 2 sets van oordelen:
1) a. analytisch: het gezegde zit al in het onderwerp, ervaring speelt geen rol
vb: een hoge boom is een boom
b. synthetisch: legt een verband of brengt elementen uit de ervaring
vb: Antwerpen is een havenstad
2) a. empirisch: berust volledig op de ervaring
vb: dit is zoet
b. ‘a priori’: berust op meer dan louter zintuiglijke ervaring
vb: de sprong v.d. observatie van ‘twee appels en nog eens twee appels is vier appels’ op de formule 2+2=4 kan niet louter op observatie teruggaan
- Theorieën over het bestaan van God, de vrije wil of de onsterfelijkheid worden zinloos, er is geen verbinding tussen rede en ervaring. Het empirische ontbreekt.
à leidde in de Duitse Romantiek tot wanhoop en zelfmoord.
- Kritik der praktischen Vernunft
- Rechtvaardigheid is essentieel (zoals bij Hume)
- Om hiervoor te kiezen is er een vrije wil nodig
- We ervaren maar een beperkte rechtvaardigheid. Een complete rechtvaardigheid kan uiteindelijk alleen maar door God worden verzekerd à bewijst niet rationeel maar ‘moreel’ het bestaan van God en de onsterfelijkheid
- Dus: 2 verschillende niveaus inzake God, onsterfelijkheid, vrije wil,..
1) intellectueel niveau: een diepe onwetendheid (agnosticisme), maar dit is onhoudbaar voor het gewone leven
2) morele niveau: aanvaarding van het bestaan van God, vrije wil, e.d.
- Hegel en het Duitse Idealism
- Idealisme vs materialisme
Filosofie: de idee (geest) – de materie (de stof)
Kennistheoretisch: stelt het idee boven het zijn – de materie is het zijn
Ethiek: idealen als norm – bezitsdrang en egoïsme
- Logica, natuurfilosofie en filosofie van de geest
-Logica is bij hem hetzelfde als de ontologie (zijnsleer)
à God bestaat zonder enige innerlijke tegenstelling. Maar door de schepping (natuurfilosofie), waarbij God zich ‘vervreemde’ in de materiële wereld, ontstaat een grote contradictie tussen de zuivere geest en de stof. Deze contradictie zal de motor worden van elke verdere ontwikkeling. In de mens begint de terugkeer van de geest naar zijn oorsprong (filosofie van de geest)
- De evolutie van het individu is verbonden met de evolutie van de door mens geschapen instellingen, Hegel noemt dit de ‘objectieve geest’: het recht, de moraal, de zedelijkheid
- Dit culmineert in de moderne staat = de verschijnende God
Want god verenigt in zich het subjectieve (de individuele mensen) en het objectieve (de instellingen)
- Groot optimisme in zijn visie: we ontwikkelden onszelf en onze cultuur (instellingen) tot een steeds grotere rijkdom en vrijheid, om uiteindelijk, gedragen door de dynamiek van de Geest, terug te komen bij God
- Ontwikkeling moderne dialectiek: gaat uit van de grote contradictie tussen God (geest, idee) en Natuur (stof, materie)
- Schema: thesis – antithesis – synthese (vb: zijn – niet-zijn – worden) (p. 57)
à als je dit in een spiraal plaatst zie je hoe elk stadium tegelijk een herhaling is én een ontwikkeling van een vorige fase. Het is geen rechtlijnige ontwikkeling van A naar B naar C omdat alles berust op de wet van tegenspraak. Niets ‘is’, alles ‘wordt’.