Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Constanten in het civilisatieproces

  • Verlaging pijnlijkheidgrens

Zowel bij diegenen die de gedragingen waarnamen als bij diegenen die zich niet aan de standaarden konden houden nam het schaamtegevoel toe. Het zien, ruiken, horen en aanraken van lichaamsproducten werd voortaan als pijnlijk ervaren. Die taboeëring strekte zich gaandeweg ook uit over de taal. Zo ontstond de ‘Bann des Schweigens’ of verhullende en wetenschappelijke taal (vb. penis).

  • Achter de coulissen plaatsen

Alles wat herinnert aan de biologische herkomst van de mens werd verlegd achter de coulissen van het maatschappelijke bestaan (vb. mensen eten dieren, naakt werd uit de publieke sfeer gebannen,…).

  • Individualisering

Er trad individualisering op (vb. individuele bedden, lepels,…)

Lees meer...

Inleiding

Norbert Elias probeert in Über den Prozess der Zivilisation de langetermijnsverschuiving van het gedragstandaarden in een bepaalde richting te verklaren. Deze verschuiving noemen wij ‘civilisering’ en gebeurt in het Westen tussen de 8ste en de 20ste eeuw.

Methode: etiquette- en opvoedingsboekjes

Lees meer...

Van een ‘bezield’ naar een mechanisch universum:

  • Deze open wereld werd gedemythiseerd en gemechaniseerd door de nieuwe fysica van Galilei.
  • Newton (1687): verklaarde zowel de aardse als de hemelse verschijnselen met dezelfde wetten.
  • Descartes (1596-1650): alle processen in de materiële wereld konden door middel van mechanica worden verklaard. (zie site slides!)
  • Vesalius (1543): “Dehumani corporis fabrica”: creëerde een nieuwe mensvisie: met zijn lichaam behoort hij tot de mechanische wereld, met zijn geest is hij in staat de wereld te begrijpen en eventueel te veranderen. Dit is de grond van de menselijke rede. (zie site slides)
  • Harvey(1628): (zie site slides)
  • Van uitzonderlijk naar een schakel in de evolutie:
  • Darwin (1858): On the origin op species
  • Freud (20ste eeuw)
Lees meer...

Dit alles resulteert in een dubbele verandering in de wereldvisie

  • Van een gesloten naar een open wereldbeeld:

In de middeleeuwen werd het heelal beschouwd als een bol waarbinnen zich concentrisch andere bollen bevonden. Het centrum daarvan was de aarde (geocentrisme). Ales in de wereld had een vaste plaats: de sterren, de zon, de aarde… De mens bevond zich in het centrum maar was opgesloten in het ondermaanse. Deze gesloten hiërarchie van sferen werd als positief aanzien. Men sprak over de ‘hiërarchie der sferen’.Ongetwijfeld was er een analogie tussen dit wereldbeeld en het statische mens- en maatschappijbeeld van die tijd.

Door ontwikkelingen in de 16de eeuw werd dit gesloten wereldbeeld opengebroken:

  • In 1543 door Copernicus met revolutionibus orbium caelestium:

het heliocentrisme met de zon als centrum, de sfeer van sterren blijft bestaan.

  • In 1583 door Bruno met zijn De l’infinito: het heelal is oneindig met een oneindig aantal zonnestelsels. De mens is het middelpunt en is een onooglijk stipje. Deze gedachten moest Bruno echter bekopen met de brandstapel. Later bewezen Galilei en Kepler deze visie.

Lees meer...

Het nieuwe wereldbeeld

Rond de 17de eeuw ontstaat er een nieuwe mentaliteit. Deze mentaliteit ontstaat uit de overtuiging dat men een nieuwe methode (New Learning) heeft ontdekt om kennis te verwerven. Dit uit zich vooral in de rede. Tevens ontstaat er een afkeer tov het middeleeuwse denken en tov opvattingen die niet op eigen onderzoek maar op autoriteit zijn gebaseerd. Vanaf nu moet de wetenschap zich bezighouden met onze ervaarbare wereld. Deze nieuwe denkwijze werd voor het eerst verwoord in het werk van Francis Bacon: Novum Organum (naam boek Aristoteles).

Lees meer...

Kennistheoretische reflectie op de Nieuwe Methode

1. Deze nieuwe methode heeft 2 karakteristieken:

- een wiskundige theorie: biedt een formulering van de relaties ts de grootheden

- experimenten: die bij benadering moeten beantwoorden aan de waarden die door de wiskundige wet werden voorspeld.

Men heeft lang geredetwist over wat nu het essentiële is van de theorie. Het heeft lang geduurd voor men het experiment als evenwaardig ging aanzien tov het wiskundige (Boyle was daarin de eerste).

2. Ook vroeg men zich af waar de bewijskracht van de theorie lag.

Dit is een vraag die nog niet definitief is opgelost.

Het zekerheidskarakter van een wetenschap berust op haar kwetsbaarheid: als de theorie fout is dan is dat gemakkelijk vaststelbaar.

Lees meer...

De wetenschappelijke revolutie

De experimentele methode heeft een explosief en een cumulatief karakter.

  • De nieuwe werkwijze is niet het gevolg van het voorafgaandelijk uitdenken van een nieuwe methodologie. Hij is ontstaan door de nieuwe problemen, theorieën en experimenten sinds de 1e studies van Galilei.
  • De grondslag van de experimentele methode ligt in de Archimedische werkwijze (= de neiging om wiskunde toe te passen op fysische problemen).
  • Dit werd succesvol gedaan door Galilei in de mechanica (= probleem van de val en de worp). Maar hier kan het mathematisch model niet op een intuïtieve manier ontstaan (te complex). Daardoor moeten de resultaten aan de feiten worden getoetst. Dit betekent dat de ‘Archimedische werkwijze’, zodra ze op de mechanica wordt toegepast, de onderzoeker bijna vanzelf tot de experimentele methode dwingt. Daardoor komt men tot het besefs dat het verificatieaspect van even groot belang is als het wiskundige.
Lees meer...

Inleiding

  • Aristotoles: legde de nadruk op de rol van de ervaring als bron van kennis. Maar in zijn ogen is ervaring (empeira) niet gepland,: ze denken dat men vanzelf ondervinding opdoet, door voldoende lang te leven.

Samenvattend kan men zeggen dat de Oudheid en de Middeleeuwen methodologisch in grote mate door Aristoteles bepaald werden en ons een aantal juiste observatiegegevens bezorgd hebben; maar daarnaast werden theorieën vooropgesteld die totaal verkeerd waren en niet getoetst.

  • De Griekse wiskunde (de systematische wiskunde) zorgde voor het ontstaan van enkele exacte theorieën van natuurwetenschappelijke aard: astronomie, statica, hydrostatica en begin van optica.

Deze theorieën bevatten algemene wetten die toelaten te voorspellen wat zich in een groot aantal particuliere gevallen zal voordien. Doordat deze wetten in een coherente axiomatische theorie worden afgeleid bieden ze ook een verklaring voor deze fenomenen.

We stellen vast dat deze theorieën wel interne limieten vertoonden. Deze theorieën geven dan ook geen aanleiding tot een verdere expansie van de natuurwetenschap.

Lees meer...

De wijsgerige kennisverwerving

Wijsbegeerte:

  • vorm van kennisverwerving wanneer men de eis van betrouwbaarheid stelt en dus kritisch wordt.

De wijsgerige houding is ontstaan in Griekenland vanaf de 6e eeuw v.C.

Men had de overtuiging opgedaan dat bewijsvoeringen wel degelijk mogelijk waren. Thales was zowel 1e wiskunde als 1e wijsgeer.

  • Het verschil met de mythische benadering ligt in de overtuiging dat deze laatste niet bevredigend is; dat discussie en controle nodig is en dat de definitiemethodes verbeterd moeten worden.
  • Wijsgeren hebben de al verworven resultaten van wetenschappen in hun denken geïncorporeerd. Wat hen van wetenschapsmensen onderscheidt is dat zij, ondanks de methodische tekorten, telkens opnieuw de totaliteit van vragen blijven stellen.
  • Ze gaan streven naar rationaliteit; rationeel denken.
  • In de brede wijsgerige zin van het woord is de rationele benadering gekenmerkt door de eis betrouwbare antwoorden te zoeken op alle vragen of zo dicht mogelijk te benaderen (wetensch. versoepelen)

→ Wijsbegeerte, rationaliteit in brede zin, heeft dus voor op de wetenschap dat de totaliteit van de grote vragen wordt gesteld, maar daardoor moet de betrouwbaarheid van de antwoorden enigszins in gedrang komen!!

Lees meer...

De wetenschappelijke kennisverwerving

a. In de mythen beleven de afzonderlijke volkeren een eigen wereld a.h.w. groepsdromen. Uit de openbaringsgodsdiensten kennen we een aantal wereldgodsdiensten die alle de waarheid beweren te hebben, maar een gemeenschappelijke ontbreekt.

De mensheid moet dus een methode vinden om betrouwbare kennis te bereiken. Een dergelijke methode noemen we wetenschap. In de zoektocht hiernaar zijn 2 periodes onderscheidbaar:

  • In de zesde eeuw voor Christus werd door Thales en zijn navolgers de wiskunde ontwikkeld. Hier slaagde men erin om eigenschappen van mathematische objecten te formuleren en bovendien te bewijzen. Deze kennisverwerving was zonder dwang en leidde tot universele erkenning. Dit leidde rond 300 v.C. tot het werk van Euklides (zie site slides!) die het geheel van stellingen op axiomatische wijze synthetiseerde.

De kennis is betrouwbaar, maar slechts een kennis van constructies van onze geest. (denkoperaties).

  • In de Oudheid werden wetenschappen ontwikkeld die betrekking hadden op de ervaarbare wereld. (statica, optica, astronomie) Een algemene methode om betrouwbare kennis over de wereld te bekomen, was er niet. Dit veranderde toen Galilei (zie sites slide!) de wetten van de val en de worp wou onderzoeken. Hij probeerde een wiskundige formulering te vinden voor deze fenomenen maar door de complexiteit ervan werd hij gedwongen om deze experimenteelte toetsen.
  • Zo ontstond de experimentele methode als een combinatie van de wiskundige methode en het experiment. De resultaten leiden tot universele erkenning. De methode om betrouwbare kennis over de wereld te krijgen was ontdekt, ze is gekenmerkt door ondubbelzinnige formulering en strenge controle.

b. De mechanica van Galilei en de planetentheorie van Kepler werden door Newton gesynthetiseerd, zo ontstond de natuurkunde (17e eeuw). In de 18e eeuw werd de grondslag gelegd voor de scheikunde. En in de 19e eeuw werden de diverse natuurwetenschappen als autonome disciplines ontwikkeld, hetzelfde gebeurde met de mens- en cultuurwetenschappen. Ook de toegepaste wetenschappen werden uitgebouw in verband met technische ontwikkelingen.

c. Na deze ontzaglijke vooruitgang heeft men een zeer grote betrouwbaarheid over wat men weet, toch is er een geen universeel beeld over de totale werkelijkheid ontstaan dat tot spontane instemming leidt.

Normaal zou de wetenschappelijke methode de mythes en de godsdiensten moeten doen uitsterven want voor alles zou dit een verklaring moeten kunnen vinden maar de sektes blijven bestaan (USA, Iran).

Door middel van de wetenschappelijke methode probeerde men over een middel te beschikken om aloude vragen op te lossen maar dit is niet het geval:

  • Doordat de wetenschap zodanig complex is geworden beheerst niemand meer een totaalbeeld ervan en is de wetenschap uiteengevallen in specialismen. Er is niemand die het geheel kan overzien en de oude vraag van iedere mens nar een totaalbeeld van zijn wereld krijgt dus zelden een volwaardig wetenschappelijk antwoord. Daardoor zal de wetenschap meestal nog voor gedeelten van zijn wereldbeeld beroep doen op mythen of dogmatische systemen.
  • Omdat het oorspronkelijk doel dat de kennis als antwoord op nood aan verklaring niet ongeschonden bewaard is gebleven. De wetenschap is verdeeld is grote organisaties en de doeleinden worden gegeven in functie van die deelsystemen en niet in functie van de mens of de mensheid.
  • Ondanks diverse pogingen is de wetenschap er niet in geslaagd de vragen betreffende waarden en normen (ethische en politieke vragen) zo te benaderen dat een totale consensus ontstaat.

d. De resultaten van de wetenschap brengen ook gevaren mee voor de mensheid. Doordat het universaliteitideaal niet volledig is bereikt ontstond de antiwetenschappelijke of pseudo-wetenschappelijke stromingen → fundamentalisme stromingen en nieuwe godsdienstige en pseudo-godsdienstige sekten, die ermee dreigen grote aantallen mensen te bedwelmen in nieuwe droomwerelden.

De eis tot betrouwbare kennis moet niet verworpen worden maar men moet ze in volle oorspronkelijkheid herstellen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen