Welk effect bemerkt men bij condensatie wat betreft warmteopname of –afgifte?
- Gepubliceerd in Mechanica
Bij condensatie komt warmte vrij.
Bij condensatie komt warmte vrij.
De overgang van de gasvormige naar de vloeibare fase.
Er zijn vaste stoffen die gelijk overgaan in damp. Dit heet sublimeren of vervluchtigen. Het overgaan van gas naar een vaste stof heet ook condenseren. Bekende voorbeelden van sublimeren is het verwarmen van joodkristallen, naftalineballetjes (mottenballetjes) die steeds kleiner worden en sneeuw dat weg vriest. Wanneer waterdamp in de vrieslucht in de vaste fase overgaat op takken van bomen, spreken we van rijpen.
Waterdamp zelf is onzichtbaar. Wanneer dit in aanraking komt met de lucht, kan het in kleine
waterdruppeltjes veranderen. Het overgaan van de dampvormige toestand in de vloeibare toestand
heet condenseren. Voor verdampen is warmte nodig, maar bij condenseren komt warmte vrij.
Het kookpunt van de stof.
Bij verdampen verdwijnen er alleen moleculen aan de oppervlakte van de vloeistof. Bij koken
vindt de verdamping overal in de vloeistof plaats.
Verdamping vindt plaats bij iedere temperatuur van die vloeistof. Verdamping vindt plaats aan de
oppervlakte. Wanneer een vloeistof kookt, vindt de verdamping overal in de vloeistof plaats.
Eau de cologne verdampt snel. Daarvoor is veel warmte nodig die aan de huid wordt onttrokken.
Door de poriën van de kruiken heen vindt verdamping plaats. De daarvoor benodigde warmte wordt
aan de vloeistof in de kruik onttrokken.
Voor het verdampen van transpiratievocht is energie nodig. Deze energie wordt van het lichaam onttrokken.