Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

De grote wereldgodsdiensten

Bij openbaringsgodsdiensten (eerste millenium v.C.) kan men enkele aspecten onderscheiden:

  • Universaliteitaanspraak: de openbaringsgodsdiensten gaan zich richten op alle mensen. Mythische godsdiensten richtten zich op een volk.
  • Openbaring: de waarheden vinden hun oorsprong bij God of in de ‘hoogste werkelijkheid’ en ze worden geuit in boeken of door de prediking van een profeet. Het wordt gezien als de hoogste goddelijke waarheid. Nogal vlug wordt die ‘openbaring’ neergelegd in geschriften waarvan de tekst uiteraard niet voor discussie vatbaar kan zijn.
  • Dogmatisme: de basis van de geloofswaarden ligt onwrikbaar vast. Een dogma is iets dat men moet aannemen om als gelovige te worden beschouwd. Het geloof en het toetreden bepaalt nu of je ertoe behoort.
  • Verlossing: een godsdienst zegt dat de mens zich in een droevige conditie bevindt op deze aarde en het toetreden tot die godsdienst brengt een einde aan de zonde en ellende → verlossingsgodsdienst.

Historisch situeren ivm kennisverwerving over de wereld:

Vanaf het 3e millenium v.C leefden mensen in een complex geheel, met relaties

met relaties van diverse aard, zo ontstaan er taboe’s, riten en gebruiken.

Er ontstonden dan ook codices van rechtsregels (18e eeuw v.C.) en uit diverse

bronnen kon men afleiden dat ook morele normen en idealen werden gevormd.

Het indrukwekkendste van deze ethische voorschriften is de Gulden Regel die

in de meeste grote culturen terug te vinden is.

In negatieve zin: “Doe een ander niet aan wat je niet wenst dat jou zou worden aangedaan.” In positieve zin: “Doe voor de anderen wat je wenst dat jij voor jou zouden doen.”

Het probleem is dat dit ingaat tegen de neigingen van egoïsme en agressiviteit, dus is er nood aan een diepere fundering van dergelijke normen. Er moet een oplossing gevonden worden voor het basisprobleem van elke ethiek die zelfopoffering vraagt: het geluk dat de bozen vaak te beurt valt en het lijden dat de goeden treft.

Er zijn twee verschillende oplossingen: de Westerse (gaat uit van een dualistisch wereldbeeld goed ↔ kwaad) en de Indische (gaat uit van de zielsverhuizing, als men een goed leven leidt dan reïncarneert men in een betere vorm en omgekeerd). à details: zie cursus p. 15 - 16

Godsdiensten kunnen ook gezien worden als een bindmiddel om mensen van uiteenlopende stammen tot een grotere eenheid te brengen.

Dit is net zoals de mythes aan de verbeelding ontsproten.

Lees meer...

Oorspronkelijke vormen van kennis en gedragsregels

  • Taboe: met deze term worden objecten aangeduid die men niet mag aanraken en handelingen die men niet mag stellen. Die objecten zijn taboe wanneer ze door een associatie met gevaar of door aantasten maatschappij angst verwerken. Het contact met taboe wordt ervaren als een bezoedeling, vorm van onreinheid.
  • Magie: dit wordt gebruikt om zich te reinigen van bedoezeling. Dit is een geheel van stereotype handelingen (riten) en uitspraken (formules). Magie heeft drie voorname functies: de afweermagie (moet gevaren afwenden), de productieve magie (belangrijke menselijke noden worden hierdoor bevredigd) en de destructieve magie (men meent kwaad te berokkenen aan de vijand). De laatste twee noemt men ook tovenarij waarbij de positieve, witte magie genoemd wordt en de negatieve, zwarte magie.
  • Mythe: aan de hand van de mythe probeert men inzicht te verkrijgen in de wereld. Dit is een verhaal dat ontsproten is aan de fantasie waaraan men een zeker geloof hecht. Dit heeft de volgende functies: ze ordenen de wereld tot een samenhangend geheel, ze beiden een verklaring voor vreesaanjagende fenomenen en pijnlijke en revolterende toestanden en door te verklaren, rechtvaardigen ze bepaalde maatschappelijke situaties.

De methode van verklaren in de mythe bestaat erin duidelijk te maken hoe de dingen ontstaan zijn. Men onderscheidt kosmogonische mythen die het ontstaan van de wereld verklaren.

Lees meer...

De experimentele methode

  1. Inleiding
  • Kennis: elke voorstelling, denkbeeld of overtuiging, waarvan we aannemen dat die met een zekere werkelijkheid overeenkomt (= breder dan wettenschap)
  • Wetenschap:

1) een menselijke bedrijvigheid die erop gericht is tot gesystematiseerde en betrouwbare kennis te komen.

2) het resultaat van een bedrijvigheid in een bepaald gebied: een wetenschap is is dan een geheel van uitspraken, wetten of theorieën betreffende een enigszins samenhangend probleemgebied. Het voldoet aan de volgende eisen: mededeelbaar, systematisch (geordend), controleerbaar.

  1. Waarom zoeken wij kennis?

Wij gaan informatie uit de buitenwereld opdoen aan de hand van onze zintuigen.

Men kan het gebruik van deze zintuigen verbeteren door ermee te leren werken. Zo kan men dan voorstellingenbeginnenmaken. De mens is daar zo bedreven in dat zij die voorstellingen gaat associëren met elkaar en dankzij de taal kan men ze onthouden en meedelen, zo ontstaat cultuur.

Er zijn ook nadelen verbonden aan de uitbreiding van het kenvermogen:

  • Voorstellingen die voorkwamen in gevaarsituaties (vb. bloed) worden geassocieerd met gevaar. Zo ontstaan symbolen van gevaar, die angst oproepen, ook wanneer er geen gevaar is.
  • Men gaat alles wat vreemd is als angstwekkend gaan zien door de behoefte om een begrijpelijk beeld van de wereld te vormen.
  • Doordat de mens continu keuzes moet maken gaat het gevoel opsteken van het maken van de foute keuze. Het handelen gaat dus gepaard met een gevoel van onzekerheid.

Deze factoren maken begrijpelijk dat naast de behoefte naar praktische kennis de mens ook een nood voelt aan ruimere cognitieve inhouden en richtsnoeren voor het handelen, die de angst en het onbehagen moeten reduceren.

Lees meer...

Goede wetenschappelijke producten kan men herkennen aan de volgende criteria

  • Kracht op vlak van de ordening van waarnemingsgegevens:
  • Falsifieerbaarheid: theorieën zijn beter naarmate ze meer weerlegbaar zijn. Dit betekent dat de theorie iets te maken heeft met de werkelijkheid/feiten.
  • Empirische accuraatheid: als een theorie succes heeft op het vlak van voorspellen toont dit dat ze iets te maken heeft met de werkelijkheid/feiten.
  • Bereik: theorie heeft succes op het vlak van voorspellen van verschillende soorten gebeurtenissen.
  • Coherentie: theorie is niet in contradictie met wat wij weten uit andere wetenschappen. (ook interne consistentie)
  • De kracht van theorieën op vlak van de ordening van waarnemingsgegevens blijkt uit tests:
  • Eerlijke tests: confrontatie met alternatieve en wedijverende theorieën.
  • Onafhankelijke tests: testen van afzonderlijke hypothesen.
  • Kruistests: verschillende componenten van theorieën uit verschillende domeinen vergelijken/ tegen elkaar afwegen.
  • Verklaringskracht:
  • Causaal: aangeven van de oorzaken van gebeurtenissen.
  • Unifiërend: verschillende domeinen onder 1 noemer plaatsen.
  • Formele kracht:
  • De logico-mathematische formuleerbaarheid
  • De axiomatische formaliseerbaarheid

Het is niet omdat een theorie aan 1 van deze voorwaarden niet voldoet dat zij daarom slecht is: afwegingen en keuzes zijn nodig.

Zo kan men een contradictie in een theorie soms oplossen door een ad hoc-hypothese te formuleren (en de falsifieerbaarheid dus opofferen).

- Filosofie

  • Filosofie etymologisch: philia + sophia = vriendschap voor + wetenschap, kennis, praktische wijsheid

Zoeken naar waarheid (Plato, Gorgias).

Zoeker van de kennis versus bezitter van de kennis, de kunde.

  • Geen eigen studiegebied filosofie = soort onderzoeksactiviteit

Men bestudeert geen filosofie, men doet het.

  • Wat is filosofie?

Voorlopigheid van de resultaten: “Wat op dwingende gronden door iedereen wordt erkend, is meteen ook wetenschappelijke kennis geworden, is geen filosofie meer, maar gaat over een bepaald domein van het kenbare.”

Verschijnsel van de leegloop van de wijsbegeerte + creatie nieuwe domeinen.

Principiële bereidheid om vragen en antwoorden daarop kritisch te onderzoeken.

Ergo(dus): met respect voor de standaarden van rationele argumentatie.

Betrekking op ultieme vragen (vb. grondslagen van de kennis)

  • Ultieme vragen?

Ontoereikende wetenschappelijke methodes: niet beslisbaar door experiment, observatie.

Enkel reflectie over reeds aanwezige kennis als onderzoeksmethode.

Lees meer...

Kernpersoneel

  1. Subcontractors: vb voetballers en trainer in 1e klasse
  2. Klanten: neemt stuk van processen over, vb IKEA: zelf u kasten ineen steken, phonebanking...
  3. Tijdelijke en alternatieve contracten: interimjob (belangrijk bij schaarse markt)
  • Werk ó niet-werk: interface management.
Lees meer...

Veranderend psychologisch contract

Weegrave van post-job organisatie: Wat als er geen jobs meer zijn?

  • Flexibiliteit (belangrijk voor WG) ó Voorspelbaarheid (belangrijk voor WN)

Voorbeeld: oproepcontract (je wordt opgeroepen enkel als er veel werk is en enkel dan betaald) verboden: de flexibiliteit voor de WG brengt de voorspelbaarheid voor de WN in het gedrang.

* Uitzondering: - als je zowiezo voor 40 u per week gebeld wordt.

- als je ook betaald wordt om te wachten, vb brandweer.

=> maximale flexibiliteit voor WG

- maximale flexibiliteit voor WN: gaan werken wanneer je wil, is ook verboden!

Alles tussen die twee extremen is in zekere mate gereglementeerd.

  • Kernpersoneel (gelinkt aan kernactiviteiten) ó niet-kernpersoneel (subcontracten, je kan niet in alles expert zijn, vb toeleveranciers in autobedrijven)
  • De post-job organisatie = Chambrock organisatie:
Lees meer...

Veranderende “inzetbaarheid”:

  • Generalist (weet van alles een beetje) ó specialist (weet van één ding heel veel).

* tussen de twee: multispecialist: is thuis in verschillende vakgebieden

  • Individu ó Team

Doughnut-principe: zorg dat verplichtingen gescheiden zijn van elkaar, verantwoordelijkheden mogen overlappen

  • Kwaliteit van het bedrijf wordt voor een groot deel bepaald door het interface-management.
  • Sociale architectuur: spelregels hoe mensen moeten samenleven

Voorbeeld: FedEx: - Binnen een half uur moet er informatie gegeven worden, ook al is het probleem nog niet opgelost, dan maar informatie over de tussenstand

- De telefoon mag maximum 4 keer rinkelen.

  • Kloof: kader ó niet-kader: denkers ó niet-denkers.
  • Vergrijzing van de workforce: de workforce is een stud ouder geworden.
Lees meer...

Een veranderend functieconcept

  • Functieanalyse = een beschrijving van taken en verantwoordelijkheden van de functie.
  • Onzekerheid als zekerheid:
    • Onzekerheid over de mogelijkheden, beter geen beloftes doen.
  • Nood aan houvast: waardensysteem
    • Zekerheden uit het waardesysteem: loopbaanpaden veranderen, contracten van onbepaalde duur...
  • Doughnut-principe (Ch. Handy):

DUTY: ‘Wat’ is veel makkelijker vast te leggen dan ‘Hoe’ => ‘Hoe’ is niet steeds hetzelfde in tijd en ruimte ó ‘Wat’ verandert bijna niet. Voorbeeld: typen, nog steeds hetzelfde, maar vroeger via typmachine, nu via computer: ‘Hoe’ is verandert.

* Er wordt verwacht dat WN het ‘Hoe’ zelf ook kunnen invullen.

  • Staff-Lijn integratie: naast traditionele job ook aan een project werken.
  • Vlakke loopbaanpaden
  • “Dejobbing”: geen vaste job meer, maar een project. Als dit gedaan is krijg je een nieuw project. !! wel een arbeidscontract van onbepaalde duur, maar geen vaste job meer.
Lees meer...

Henri Mintzberg:

I => II = menselijke natuur: Elke mens houdt van een zekere mate complexiteit.

* Belangrijke assumptie: naarmate we meer kennis hebben worden we meer knowledgegericht (in een statische omgeving)

* Dynamisch en complex = moeilijke omgeving.

* Statische omgeving: Niet elk werkjaar is een ervaringsjaar.

* Dynamische omgeving: - kennis niet steeds cummuleerbaar, voorgaande kennis kan verblinden om opportuniteiten te zien (verouderde kennis)

- Belangrijk te weten welke kennis belangrijk is en welke je kan laten varan, voorbeeld onderschatting van de PC door IBM.

=> eens succesvol moet men steeds zoeken hoe het succes te behouden.

* In een dynamische omgeving is retentie belangrijk: Mensen kosten geld en aandacht.

*Taylor: - eenheid van bevel: maximum EN minimum 1 baas

- Scheiding van denken (hoofdarbeiders) en doen (handarbeiders).

=> Best in een statische omgeving: het probleem aan geschikte experten geven.

* Sommige bedrijven gaan in een dynamische, complexe omgeving de dynamiek onder controle houden door statische keuzes te maken (van IV naar II) => Controle en specificatie

* MacDonaldaniseren van de wereld: Eenvoudig maken (van II naar I). McDo=Beperkt in aanbod, constante kwaliteit, gestandaardiseerde processen (McDo University = zeer specifieke opleiding).

Voorbeeld: MacDonaldisering van de luchtvaartmaatschappij, vb (Jetair)/ Southwest: “lijnbus in de lucht”, “Aldiprincipe”: ander marktsegment, slechts beperkt aantal vluchten, voor de rest moet je maar naar de concurrent gaan. (Aldi heeft slechts 750 productnrs).

* IV: dynamish complex: spelers van deze markt worden verplicht dynamiek op te drijven. Voorbeeld: Benneton: 8 modes.

  • Nood aan “DATA”-mensen
    • Desire: Bezetenheid: - Passie: 8 uur werken of iets meer? Vandaag belangrijker dan competenties!!!

- Te ver gaan: vb journalist, hoe ver kan je gaan? Camera lokt ook nieuws uit dat er anders mss niet was...

  • Ability: Competenties:
  • Hoe vergankelijk zijn competenties? Belangrijkste basiscompetentie vandaag is Learn-ability: mogelijkheid om zich aan te passen aan een steeds veranderende context. 2 vragen: Bereidheid? & Snelheid?

(≠ studeren maar adapteren)

  • IQ ó EQ: IQ beïnvloedt snelheid van leren. EQ is belangrijk voor leidinggevenden.
  • Willingness is niet gecorreleerd met opleidingsniveau: het is niet omdat u hoger opgeleid bent dat u bereid bent meer te leren. Voorbeeld: beter niet zelfstandig worden met hoog diploma want als WN verdien je meer en het is makkelijker, maar het vereist wel een hoge willingness.
  • Vroeg of laat wordt je in iets expert: * door attributie: u bent een expert omdat anderen het vinden, dit blijkt als je voortdurend geconsulteerd wordt.

* op KT leer je steeds meer maar slechts in 1 vak, wat als dit vak er niet meer is? Voorbeeld SAP expert.

  • Temperamentally: Gedrag:

Voorbeeld: Virgin: “We hire attitudes but we train skills” => juiste spirit hebben om bij Virgin te vliegen.

Voorbeeld: Colruyt: gelijk welke job je komt doen, je moet eerst 3 weken rekken vullen, zo krijg je respect voor de andere werknemers.

Je kan het gedrag van de mensen veranderen maar niet de mensen zelf. Voorbeeld: Disney gaat humane processen uitdrukken in vastgelegde processen. Ze vertellen niepersoonlijkheid.

  • Assets: specifieke troeven:

Bepaalde vaardigheden die je nooit aangeleerd hebt, maar die je bijvoorbeeld uit je opvoeding mee hebt. Iets dat je met andere woorden voor hebt op iemand anders. Dit is ook afhankelijk van tijd en ruimte

Asset management: ken de feiten, treedt tijdig en juist op, kort op de bal spelen.

Lees meer...

Values

  • Waarden, moeten over verschillende niveaus uitgedragen worden.

Opmerking: sterke bedrijfsculturen zijn culturen waar een grotere consistentie is van de waarden over de verschillende lagen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen