Boekhouden https://www.bronso.be Mon, 29 Apr 2024 09:14:46 +0000 nl-nl Semiotiek https://www.bronso.be/blog/boekhouden/semiotiek-1 https://www.bronso.be/blog/boekhouden/semiotiek-1

·De benadering van Saussure was zeer vruchtbaar. Opkomst van een algemene tekenleer (semiologie, semiotiek) Veel aspecten van het dagelijks leven (niet alleen van hoge kunst, maar ook van films, reclame enzovoorts) worden opgevat als uitdrukking van tekensystemen, van onderliggende structuren, van culturele conventies.

·Roland Barthes: je moet een tekst niet lezen als een product van een auteur met bedoelingen, maar als uitdrukking van een onbewust systeem van culturele conventies. Het teken in figuur 1 kan op één niveau staan voor ‘eikenboom’ en op een hoger niveau voor standvastigheid, kracht, traditie enzovoorts.

·De semiotiek breekt met het ‘Verstehen’ als methode, met de humanistische gedachte dat de mens oorsprong van betekenis is: leidt tot slogans als ‘de dood van het subject’, ‘de dood van de auteur’.

·De analyse van culturele conventies waarvan men niet bewust is, kan een maatschappijkritische of ontmaskerende functie hebben. Zo’n analyse wijst op onbewuste vooroordelen (mythologieën: stereotypen die bepaalde culturele gegevens voorstelt als natuurlijk).

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Fri, 06 Jun 2014 05:58:58 +0000
Demografische modellen https://www.bronso.be/blog/boekhouden/demografische-modellen https://www.bronso.be/blog/boekhouden/demografische-modellen

tot spanningen door:
1. Het voedselareaal
2. De opbrengst per hectare
8
Want: de productie stijgt trager dan de bevolking, wat leidt tot crisissen, perioden van (natuurlijke) op- en neergang in de economie: Two-phase movement. De fasen zijn langetermijnfasen (minimum 30 jaar) en ze volgen elkaar op, behalve wanneer men bewust ingrijpt = preventive checks.
Thomas Malthus: productiefactoren zijn schaars en de bevolking groeit natuurlijk.
Wilhelm Abel (begin 20ste eeuw) heeft er de prijzengeschiedenis aan gekoppeld: prijzen en lonen zijn ook afhankelijk van menselijk evolutie.
David Ricardo legde het belang van marginale productiekosten bij: de kosten van het laatst geproduceerde product in het productieproces. Iets dat je honderd keer produceert, wordt goedkoper aangezien je het materiaal meerdere keren kan gebruiken. Bij grond echter gebruikt men eerst de beste gronden. Hij stelt dat als de bevolking groeit, de normale goede landbouwgronden niet meer zullen voldoen om de bevolking in de basisbehoeften te voorzien. Men zal zich daarom verplicht moeten wenden tot minder bruikbare gronden, die duurder waren aangezien met eerst de grond bruikbaar moest maken. Hierdoor stijgen de prijzen en kan een crisis ontstaan.
Twee fasen:
A-fase: de eerste stimulans is een stijging van de bevolking.
B-fase: de eerste stimulans is een daling van de bevolking.
A-fase: de productie stijgt: meer gronden, meer arbeid, maar trager.
B-fase: de productie daalt.
A-fase: de productie per hoofd zal uiteindelijk dalen. De bedrijfsgrootte daalt en de bevolking stijgt. De gronden en dergelijke worden verdeeld (schaars goed): splitsen van het areaal (onder familieleden).Productiekosten gaan stijgen op het einde van de A-fase want de arbeidsproductiviteit (opbrengst per oppervlakte-eenheid per tijdseenheid) zal achteruitgaan .Men gaat met meer en meer mensen op kleinere oppervlakte werken. De kosten zullen stijgen (arbeiders worden duurder).
De prijzen en kosten stijgen. De spanning vraag-aanbod stijgt. Door een overschot aan arbeid dalen de reële lonen. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen reële en nominale lonen:
- reële lonen: houden rekening met inflatie. Het is gelijk aan het nominale loon uitgedrukt in consumptiegoederen (graan, brood).
Broodprijzen bepalen alle andere prijzen tot in de 19de eeuw. De prijzen stijgen lichtjes of blijven stabiel voor de luxeproducten, terwijl de prijzen voor basisproducten vlugger stijgen. Men kan dus spreken van schaarbewegingen: tegengestelde bewegingen binnen een fase.
B-fase: de prijzen dalen, de reële lonen stijgen, etc. (omgekeerde beweging van de A-fase).
Volgens de theorie kom je automatisch van een A-fase in een B-fase en andersom. De evoluties binnen één fase zorgen voor spanningen: voor een groot deel van de bevolking gaat op het einde van de A-fase de levensstandaard achteruit. Hierdoor krijgt men een zwakkere bevolking en komt men in een B-fase terecht.
Malthus sprak van een positive check (crisissen, ziekte, honger, etc.) en van een preventive check: kunstmatige afremming van de bevolkingsgroei (door later te huwen en dergelijke). In de praktijk was er wel afremming, maar geen daling (nooit gerealiseerd).
Enkele Neo-Malthusianen: George Duby (Annales-school, mentaliteitsgeschiedenis), Michael Pastan, Herman van der Wee (prof. economie in Leuven) en Emanuel Le Roy Ladurie.
De langstgekende A-fase start in de 9de eeuw, versnelt in de 12de eeuw en bereikt een hoogtepunt in/rond 1300. De 14de-15de eeuw wordt gekenmerkt door een B-fase tot ongeveer 1500. In de 16de eeuw, ook wel de “Welvarende 16de eeuw” genoemd, loopt een A-fase tot de godsdienstoorlogen. De 17de eeuw is er een B-fase, met uitzondering van de Noordelijke Nederlanden (“Gouden Eeuw”). Midden 18de eeuw krijgen we opnieuw een A-fase, op het einde van de 18de eeuw afgewisseld door een B-fase. De 19de eeuw is er opnieuw een A-fase, tot het midden van de 19de eeuw wanneer we opnieuw een B-fase hebben door de aardappelcrisis. In de jaren ’30 is er een overproductiecrisis. Al deze vermoedens zijn gebaseerd op indirecte gegevens, aangezien het BNP pas bekend is vanaf de 19de eeuw.

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Fri, 31 Jan 2014 08:57:11 +0000
Aristocratie. https://www.bronso.be/blog/boekhouden/aristocratie https://www.bronso.be/blog/boekhouden/aristocratie

‘macht van de beste burger’.
Bij een rurale economie bestaat de elite vnl. Uit grootgrondbezitters.
MAAR : De Grieks-Romeinse aristocratie was een stedelijke elite:
o Men woonde verplicht in de stad.
o Een persoon zijn status kwam overeen met diens positie in de stedelijke instellingen en
rijksinstellingen.
o Alle belangrijke monumenten zijn dan ook terug te vinden in de kernstad.
o Als raadslid hoorde je een residentie te hebben in de kernstad.
o ‘status expenditure’ vnl. in steden : je bent wat je uitgeeft.
o Politieke functies: enkel voor de hoogste census-klassen.
verplichte ‘vrijgevigheid’ voor rijken, raadsleden en magistraten (liturgieën / ‘munera’).
o Bv. Herstel theater.
o Bv. Spelen.
Keizertijd: erkenning de iure:
o ‘honestiores’ senatoren, ridders, stadsraadsleden (‘ordo decurionum’) en hun familie,
veteranen.
· Nooit lijfstraffen.
· Verbannen in plaats van de doodstraf.
o ‘humiliores’: de rest.
Sociale stratificatie aristocratie:
o Relatief open :
 enige formele vereisten: burgerrecht + vrijgeboren
 Vermogen (je kunt rijker worden)
 Enkel mannen mogen openbare functies bekleden, MAAR ook vrouwen kunnen
statuspositie bekleden.
· Door vrouw van/moeder van te zijn.
· Door het priesterschap.
· Door schenkingen te doen.
o Informele criteria :
 Opleiding (vnl. retoriek en letteren)
 Afkomst (aanzien ~ familie)
 Talent (noodzakelijk voor verkiezingen)
 …
Ideaalbeeld aristocraat: scoort hoog op alle criteria (rijk, van goede familie, gecultiveerd,
talentrijk, lid van stadsraad, …)
In de praktijk : veel ‘status dissonance’ (hoge score op één of enkele criteria, lage score op
andere criteria)
o Bv. rijke vrijgelatenen, keizerlijke slaven (familia caesaris), …

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Thu, 30 Jan 2014 17:53:42 +0000
Morris, B. https://www.bronso.be/blog/boekhouden/morris-b https://www.bronso.be/blog/boekhouden/morris-b

Morris Pappé en Schlaim, de 3 bekendste ‘new historians’ die zich nooit echt op een school hebben gevormd, hebben een zeer felle polemiek ontketend. Ze doorprikten met hun minutieuze, bijna positivistische analyse ‘wie es gewesen est’ van de concrete omstandigheden waarmee de joodse staat ten koste van de Palestijnse bewoners gevestigd werd, een aantal stichtingsmythes o ver Israël. De ondergroeven de pose van het in vergelijking met zijn Arabische buren moreel superieure land die Israël graag tegenover de buitenwereld aanneemt.

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Sat, 25 Jan 2014 17:46:52 +0000
WOII https://www.bronso.be/blog/boekhouden/woii https://www.bronso.be/blog/boekhouden/woii

- Duitsers annexeren westen van Polen

  • § Polen uit Duitsland naar west-Polen

- Russen annexeren oosten van Polen en Baltische staten

  • § 2 miljoen polen uit Oost-Polen naar Siberië gedeporteerd
  • § Vervangen door Russen en Oekraïners

- Vele Duitsers uit Baltische staten terug naar Duitsland

Na WOII:

- Polen verschuift na Yalta en Potsdam 200km westwaarts

- Duitsers uit Oost-Europa trekken naar Duitsland

- Polen trekken naar het nieuwe “poolse” deel in het Westen

- Polen uit Oekraïne trekken naar Polen

- Oekraïners en andere niet-Russische minderheden gedeporteerd naar Siberië

- DUS:

  • § Duitsers van Oost-Europa naar Duitsland
  • § Polen en Russen trekken westwaarts

Het Atlantische bondgenootschap

- 1949: °NAVO (Noord-Atlantische Vredesorganisatie)

  • § Militaire regelingen voor VSA en West-Europa
  • § Een aanval op een land betekent een aanval op alle landen
  • § Westers schild tegen de SU

- Truman Doctrine, Marshall-plan (cf. infra) en NAVO

  • § Westerse reactie tegen een potentiële Sovjet-expansie

- Werd door de SU als “aanvallend” beschouwd

- SU reageert

  • § 1949: ° Comecon (Raad voor wederkerige economische hulp) (tegenhanger Marshall-plan)
  • § 1955: ° Warschaupact (tegenhanger NAVO)

- Tegen 1950: rust @ Europa

  • § SU had afgezien van hun claim op Turkije
  • § Joegoslavië had zich gescheiden van de SU (uit de Cominform)
  • § Griekenland was gestabiliseerd (royalisten/nationalisten waren “gewonnen”)
  • § De blokkade van Berlijn was opgehoffen

- Europa was wel verder verdeeld in Oost en West

  • § Europa (O en W)
  • § Duitsland (O en W)
  • § Berlijn (O en W)

Herstel van Japan

- Japan wordt bezet door de VSA (1945 – 1952) (olv generaal MacArthur)

- Politiek

  • § Keizer blijft maar krijgt enkel ceremoniële functie
  • § Nieuwe grondwet
  • § Parlementaire regering

- Militair

  • § Beperkt
  • § Geld dat vroeger voor het leger werd gebruikt -> nu in industriële investeringen

- Economisch

  • § Moet herstelbetalingen betalen aan Aziatische staten die geleden hadden onder Japanse aanvallen
  • § Snel herstel

 hulp van VSA

  • § Weinig arbeiders

 daardoor snelle en grootschalige mechanisering

 pionier in geavanceerde technologie

  • § 1950: zo goed als hersteld, grote economische kracht

- SU ziet de bezetting door de VSA als een bedreiging (perceptie)

Insluiting in Azië: de Koreaanse oorlog

- Korea zou onafhankelijk worden na WOII (afspraak VSA en SU)

  • § Sinds 1910 onder Japanse macht

- Maar in 1945: regeling

  • § SU mag tijdelijk het noorden bezetten
  • § VSA tijdelijk het zuiden

- Noord-Korea

  • § Satellietstaat van de SU
  • § Communistisch leider: Kim Il Sung
  • § Sterke militaire macht wordt uitgebouwd

- Zuid-Korea

  • § Financiële en militaire steun van de VSA (invloedssfeer VSA)

- 1947: verkiezingen in Zuid-Korea

  • § Anticommunistisch regime (olv president Syngman Rhee)

 Autocraat! (anticommunisme is niet per se democratie)

  • § Troepen van de VSA gaan weg
  • § Economische en militaire steun blijft

- SU trekt weg uit Noord-Korea

  • § Laat een communistische staat achter met een sterk leger

- Situatie in Azië in 1950

  • § Japan hersteld en aan de kant van VSA
  • § China in 1949: Communistisch! (Chinese Volksrepubliek olv Mao Zedong)

 1950: sluit akkoord met SU (defensieve doeleinden)

 SU ijvert om de Volksrepubliek in de VN op te nemen ipv Nationalistisch China

 Lukt niet

 SU boycot de Veiligheidsraad hierom

- Juni 1950: Noord-Korea valt Zuid-Korea binnen

  • § Onverwacht door zowel VSA als SU

 SU wist niets, dus de CIA die er spioneerde ook niet

  • § Noord-Korea was tegen de verwestering van Zuid-Korea
  • § VN Veiligheidsraad veroordeelt de inval + militaire tussenkomst

 de SU boycotte de raad, dus kon veto niet gebruiken (cf. supra)

  • § De SU steunt Noord-Korea militair

- De VSA dacht dat de inval van Noord-Korea door de SU was opgezet (perceptie)

  • § SU moest worden tegengehouden
  • § De “VN” intervenieert (vooral VSA) (olv MacArthur)

- Eerste fase (tot Chinese tussenkomst)

  • § VN-troepen verliezen veel gebied, tot bijna het uiterste zuiden
  • § September 1950: MacArthur valt Korea binnen via het westen
  • § Wint terrein tot over 38e breedtegraad en zelfs tot aan grens van China

- Tweede fase (tot terugroeping vrede in 1951)

  • § Mao reageert en stuurt een “vrijwilligersleger”
  • § Drijven de VN-troepen terug tot onder de 38e breedtegraad

- De strijdlijn blijft heen een weer schommelen

- MacArthur dwingt Chinese en Noord-Koreaanse troepen zich terug te trekken

- Vredesonderhandelingen en staakt-het-vuren vanaf 1951

- 1953: wapenstilstand

- Noord-Korea

  • § Communistische dictatuur

- Zuid-Korea

  • § Kapitalistische economie

- Gevolgen van de Koreaanse oorlog

  • § 3 à 4 miljoen doden (vooral Koreanen)
  • § VSA dringt aan op herbewapening van Duitsland

 1955: Bondsrepubliek Duitsland (Westen) komt bij de NAVO

  • § Containment politek van Truman blijkt te werken
  • § Versnelde vrede met Japan (1951), niet door SU getekend

- Dus de twee grote verliezers van WOII (Duitsland en Japan) waren opnieuw machtig!

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Thu, 23 Jan 2014 16:27:55 +0000
Financieel management (punt 21 tot) https://www.bronso.be/blog/boekhouden/financieel-management-punt-21-tot https://www.bronso.be/blog/boekhouden/financieel-management-punt-21-tot

Financieel management legt zich toe op de in-, door, -en uitstroom van financiële middelen. Het heeft tot doel te waken over de financiële gezondheid van de organisatie. Het middel geld staat centraal.

21.1 Activiteiten

  • Het aantrekken en inbrengen van financiële middelen
  • Het concreet aanwenden, gebruiken en besten van deze middelen
  • Het administratief bijhouden van ingebrachte en aangewende middelen
  • Het onderzoeken van de financiële gezondheidstoestand
  • Het maken van prognoses en schattingen inzake toekomstige geldstromen
  • Het organiseren van de financiële managementtaken
  • Het opvolgen en aanpassen van het financieel management

22. Technieken, instrumenten, richtlijnen en principes

Elke activiteit binnen financieel management hanteert zijn eigen technieken, instrumenten, richtlijnen en principes.

22.1 Het inbrengen en aanwenden van financiële middelen en geld

  • Thesauriebeheer: opvolging van alle ingaande en uitgaande geldstromen
  • Kasbeheer: opvolging van alle ingaande en uitgaande liquide middelen waarover de organisatie onmiddellijk kan beschikken
  • Debiteurenbeheer: opvolging van alle inkomende geldstromen vanwege schuldenaars
  • Voorraadbeheer: opvolging van de in –en uitstroom verbonden aan de aankoop en het verbruik van voorraden
  • Het financieel beheer van investeringsprojecten: opvolging van de in –en uitstroom verbonden aan de te realiseren en gerealiseerde investeringen

Er wordt vaak ook stilgestaan bij ethische en juridische richtlijnen, zoals corporate governance (duurzaamheid en deugdelijkheid van bestuur).

22.2 Het onderzoeken van de financiële gezondheidstoestand

Het onderzoek wordt gerealiseerd aan de hand van een financiële analyse, die onder verschillende vormen voorkomen:

  • Rentabiliteitsanalyses: nagaan in hoeverre de gemaakte investeringen voldoende opbrengsten genereren
  • Solvabiliteitsanalyses: nagaan in hoeverre de organisatie haar langetermijnschulden kan betalen
  • Liquiditeitsanalyses: nagaan in hoeverre haar dagelijkse, operationele kosten kan betalen met liquide middelen
  • De terugverdientijd van investeringen: nagaan in hoeverre hoe lang het duurt voor een welbepaalde investering is terugverdiend
  • De analyse van de waarde van aandelen: berekenen van de waarde en de vergoeding/opbrengst voor de aandeelhouders

22.3 Het maken van prognoses en schattingen inzake toekomstige geldstromen

Technieken en instrumenten om dergelijke prognoses te maken vallen onder de noemer van begrotingen en budgetteringen. Het gaat hier telkens om mogelijke of verwachte inkomsten.

23. Relevante basisvakgebieden

  • Psychologie
  • Economie
  • Recht
  • Wiskunde & statistiek
  • Technologie

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Fri, 17 Jan 2014 14:12:39 +0000
Informatie -en communicatiemanagement (punt 18 tot 20) https://www.bronso.be/blog/boekhouden/informatie-en-communicatiemanagement-punt-18-tot-20 https://www.bronso.be/blog/boekhouden/informatie-en-communicatiemanagement-punt-18-tot-20

Informatie –en communicatiemanagement zijn specialistische managementdomeinen die beiden betrekking hebben op het middel informatie en de hieraan gekoppelde informatiestromen. Informatiemanagement, wat eerder technisch is, richt zich tot de vormgeving en het beheer van de informatiestromen. Communicatiemanagement heeft daarentegen betrekking op een welbepaald doel van informatiestromen, namelijk de communicatie of persoonsgebonden informatie-uitwisseling tussen mensen bewerkstelligen.

18.1 Activiteiten

18.1.1 Informatiemanagement

  • Het identificeren van functionele informatienoden
  • Het doorvertalen van functionele informatienoden naar technische informatienoden
  • Het ontwerpen van informatiesystemen
  • Het operationaliseren van informatiesystemen
  • Het beveiligen van informatiesystemen
  • Het organiseren van de informatiemanagementtaken
  • Het opvolgen en aanpassen van het informatiemanagement

18.1.2 Communicatiemanagement

  • Het identificeren en typeren van de betrokken mensen (zender, ontvanger, doelpubliek, …)
  • Het opstellen en uitwerken van het voorwerp van de communicatie (de boodschap)
  • Het kiezen van een communicatiekanaal: het medium
  • Het opbouwen van een relatie tussen zender en doelpubliek
  • Het organiseren van de communicatiemanagementtaken
  • Het opvolgen en desgewenst aanpassen van het communicatiemanagement

19. Technieken, instrumenten, richtlijnen en principes

Elke info/commu-activiteit hanteert zijn eigen technieken, instrumenten, richtlijnen en principes.

19.1 Het identificeren van functionele informatienoden

Om functionele informatienoden te identificeren kan de organisatie een beroep doen op een interne en een externe omgevingsanalyse. Bij de interne omgevingsanalyse kan er gebruik worden gemaakt van de toegevoegde waardeketting. Bij de omgevingsanalyse kan er gebruik gemaakt worden van diverse informatieverzamelingsmethoden –en technieken.

19.2 Het ontwerpen, operationaliseren en beveiligen van informatiesystemen

Het instrumentarium is zeer technisch van aard (IT). Naast de technische richtlijnen, worden er echter ook enkele juridische en ethische principes uiteengezet binnen het management:

  • Informatierechten –en plichten: o.a. privacy
  • Eigendomsrechten –en plichten: hoe wordt intellectuele eigendom beschermd?
  • Aansprakelijkheid: wie is er aansprakelijk indien de rechten worden geschonden?

19.3 Het identificeren en typeren van de betrokken mensen en partijen

Hier wordt grote aandacht aan besteed binnen management, aangezien het feit dat communicatieboodschappen steeds gecodeerd moeten worden door de zender van de informatie en dit kan leiden tot andere interpretaties bij de ontvanger dan de intenties die bedoeld waren. Dit noemt men ruis. De technieken die dit tegengaan zijn grotendeels vergelijkbaar met die van marketingmanagement.

19.4 Het opstellen en uitwerken van de boodschap

Communicatie, dat vaak spreek of schrijftechnisch is, moet ondubbelzinnig, helder en verstaanbaar zijn:

  • Kies een welbepaalde stijl conform de doelgroep
  • Wees selectief met woorden en kiest de beste passende
  • Maak samenhangende alinea’s
  • Kies voor bondige, efficiënte boodschappen

Tevens wordt er melding gemaakt van soorten boodschappen:

  • De routineboodschap
  • De slecht-nieuwsboodschap
  • De overredende boodschap
  • De zakelijke of informatie boodschap

19.5 Het kiezen van een informatiekanaal

Hieromtrent zijn er verschillende mogelijke communicatiekanalen: e-mail, een brief, …

20. Relevante basisvakgebieden

  • Psychologie
  • Sociologie
  • Economie
  • Recht
  • Technologie

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Fri, 17 Jan 2014 14:11:03 +0000
Human resource management (punt 15 tot 17) https://www.bronso.be/blog/boekhouden/human-resource-management-punt-15-tot-17 https://www.bronso.be/blog/boekhouden/human-resource-management-punt-15-tot-17

HRM heeft tot doel om de organisatie te voorzien van een gepast en geschikt personeelsbeleid. Met gepast bedoelen we zowel het noodzakelijk aantal medewerkers (kwantitatief) als de noodzakelijke kennis, kunde en ervaring (kwalitatief).

15.1 Het verschil tussen HRM en personeelsbeleid

Desondanks het feit dat deze termen sterk met elkaar verbonden zijn, is er toch nog een nuanceverschil. Om van HRM (= geïntegreerd personeelsbeleid) te spreken, moet er voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:

  • Het personeelsbeleid wordt in HRM expliciet gekoppeld aan de strategische bekrachtigen van de organisatie
  • Het personeelsbeleid moet intern consistent worden uitgewerkt en samenhangen
  • Het personeelsbeleid moet worden uitgewerkt in alle lijnfuncties

15.2 Activiteiten

  • Het ontwerp van functies en het in kaart brengen van de vereiste kennis, kunde en vaardigheden om het hieraan gekoppelde takenpakket succesvol te realiseren (functieprofiel of functiebeschrijving)
  • Het inventariseren van de kenmerken van het (huidige) personeelsbestand
  • Het inventariseren van de toekomstige personeelsbehoeften
  • Het aantrekken van voldoende/potentieel geschikte medewerkers voor de invulling van open vacatures (werving)
  • Het selecteren van de meest geschikte kandidaten per vacante functie
  • Het opleiden en trainen van personeel
  • Het beoordelen en evalueren van de geleverde prestaties
  • Het belonen of laten afvloeien van het personeel
  • Het uitstippelen van een toekomstig loopbaanpad voor het personeel
  • Het organiseren van de HRM-taken
  • Het opvolgen en bijsturen van het HRM-beleid

15.3 Speciale activiteiten

  • De relatie met de vakbonden en de arbeidersverhoudingen (industrial relations)
  • De inspraak en betrokkenheid van medewerkers
  • Beleid inzake werkomstandigheden (kwaliteit van de arbeid)

16. Technieken, instrumenten, richtlijnen en principes

Elke HRM-activiteit hanteert zijn eigen technieken, instrumenten, richtlijnen en principes.

16.1 Het opstellen van een functiebeschrijving of een functieprofiel

  • Een functiebeschrijving brengt in kaart welke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden er dienen opgenomen te worden. Tevens wordt de naam van de functie, de senioriteit en het aantal ondergeschikten e.d. aangegeven.
    • Dit is vaak slechts maar een algemeen beeld, vooral voor hoger management: takenpakketomschrijving is anders te groot.
  • Een functieprofiel vertaalt de functiebeschrijving in vereiste kennis, kunde en vaardigheden. Deze kunnen worden opgedeeld:
    • Technische vaardigheden: expertise of vakgebonden kennis
    • Socionormatieve vaardigheden: de gedragsmatige vaardigheden en attituden waarover de medewerker dient te beschikken
    • Competenties: direct inzetbare kennis, kunde en vaardigheden (combinatie)

16.2 Het inventariseren van toekomstige personeelsbehoeften

Om de personeelsbehoeften in kaart te brengen kan de organisatie gebruik maken van diverse omgevingsanalyses. Bij de omgevingsanalyses wordt gebruik gemaakt van diverse informatieverzamelingsmethoden – en technieken.

16.3 Het aantrekken van medewerkers of kandidaten

Om medewerkers aan te trekken moet de organisatie een wervingsboodschap opstellen. Deze is grotendeels geïnspireerd op de functiebeschrijving en het functieprofiel. Wel moet de wervingsboodschap voldoende aantrekkelijk zijn. Ze moet voldoen aan de IPM-criteria:

  • Heldere en realistische beschrijving van de organisatie + zakelijke beschrijving functie
  • Een korte toelichting van de arbeidsvoorwaarden
  • Een toelichting van de vereiste kennis en kunde
  • Duidelijke instructies over hoe te solliciteren
  • Een boodschap conform de lokale omgeving (bv. non-discriminatie)

Naast het opstellen van een wervingsboodschap gaan organisaties op zoek naar geschikte wervingskanalen (tabel 9.1, deze volgt later).

16.4 Het selecteren van de meest geschikte kandidaten

Hiervoor maakt de organisatie gebruik van selectiecriteria. Hiertoe kunnen organisaties verschillende instrumenten gebruiken (tabel 9.2)

Tabel 9.1

Wegens de grootte van deze tabel, worden hier enkel de mogelijke wervingskanalen opgesomd. De voor –en nadelen zijn terug te vinden op p. 374 van het handboek.

Soorten wervingskanalen

  • Intern recruteren
  • Personeelsadvertenties
  • Arbeidsbureaus
  • Uitzendorganisaties
  • Headhunterbureau’s

Tabel 9.2

Wegens de grootte van deze tabel, worden hier enkel de mogelijke selectie-instrumenten opgesomd. De evaluatie op het gebied van validiteit, betrouwbaarheid en gebruik kan men terugvinden op p. 374-375 van het handboek.

Soorten selectie-instrumenten

  • Het sollicitatieformulier
  • Schriftelijke kennistesten
  • Psychosociale testen
  • Mondelinge interviews
  • Assesment centre
  • Arbeidsproeven

16.5 Opleidingsbeleid

Diverse instrumenten of soorten van opleidingen staan ter beschikking van de organisatie:

  • On the job training: leren met vallen & opstaan
  • Mentorschap: via persoonlijke begeleiding en coaching
  • Interne bedrijfsopleiding: aparte opleiding, intern verzorgd
  • Externe opleiding: cursus aan erkende opleidingsinstelling, bv. universiteit
  • Zelfstudiepaketten: zelfstudie
  • Assessment centres: via gesimuleerde werksituaties met expliciete feedback

16.6 Het beoordelen & belonen van de geleverde prestaties

Er zijn verschillende mogelijkheden waarop de beoordeling kan gebeuren: een directe chef, een 360°-beoordeling (collega op een collega op een collega etc), enz. Er zijn bepaalde criteria waarop een beoordeling moet gebaseerd zijn:

  • Geleverde inspanningen, attitudes, … (functioneringsgesprek)
  • Geleverde prestaties t.o.v. doelen (prestatiebeoordelingsgesprek)
  • Potentiële capaciteiten voor de toekomst (potentieelbeoordelingsgesprek)

Belonen is erg belangrijk (beloningsbeleid) en door de jaren heen is er een diversiteit aan beloningen gecreëerd, wat heeft geleid tot de beloningsmix. Deze bestaat uit:

  • Een vast functiegebonden loon: afhankelijk van de plaats in het bedrijf
  • Een variabele prestatiegebonden loon
  • Een bonus: eenmalig of sporadisch toegekende financiële vergoeding
  • Een winstdeling: jaarlijks toegekende financiële vergoeding die rechtstreeks afhankelijk is van het geboekte resultaat van het bedrijf
  • Een fringe benefit: materiële beloningsvorm met een duidelijk inschatbare monetaire waarde
  • Een intrinsieke beloning: immateriële beloningsvorm zonder monetaire waarde

17. Relevante basisvakgebieden

  • Psychologie
  • Sociologie
  • Economie
  • Recht
  • Informatie & communicatie

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Fri, 17 Jan 2014 14:09:14 +0000
Marketingmanagement (punt 12 tot 14) https://www.bronso.be/blog/boekhouden/marketingmanagement-punt-12-tot-14 https://www.bronso.be/blog/boekhouden/marketingmanagement-punt-12-tot-14

Marketingmanagement heeft tot doel om een zodanige klantwaarde en klanttevredenheid te creëren dat de door de organisatie vervaardigde producten en diensten worden verkocht of afgenomen. Onder klantenwaarde verstaat men het vermogen van een product of dienst om de wensen en onderliggende behoeften van de klant te bevredigen.

12.1 Activiteiten

  • Het ontdekken van (nieuwe) behoeften en wensen van klanten, of de identificatie van de functionele product –en dienstverleningsvereisten (marktonderzoek)
  • Het evalueren en selecteren van behoeftes en wensen waarop de organisatie wenst in te gaan
  • Het beslissen over hoe de klant de desbetreffende producten en diensten kan aankopen of aanschaffen
  • Het realiseren van de verkoop
  • Het registreren van de klanttevredenheid
  • Het organiseren van de marketingtaken
  • Het opvolgen en bijsturen van het marketingbeleid

13. Technieken, instrumenten, richtlijnen en principes

Elke marketingactiviteit hanteert zijn eigen technieken, instrumenten, richtlijnen en principes.

13.1 Het realiseren van marktonderzoek

Via marktonderzoek gaat de organisatie op zoek naar interessante marktsegmenten. Marktonderzoek impliceert het opstellen en uitvoeren van omgevingsanalyses. Bij deze omgevingsanalyses kan er gebruik gemaakt worden van verschillende verzamelingsmethoden – en technieken.

13.2 Beslissen over hoe de klant de producten of diensten kan aankopen of aanschaffen

Alvorens men hierrond een studie kan doen, moet men goed consumentengedrag begrijpen. Verschillende sociale wetenschappen reiken ons modellen aan waarin de invloed van contigentiefactoren worden besproken. Deze factoren kunnen worden ingedeeld in de volgende groepen:

  • Culturele factoren
  • Persoonsgeboden factoren
  • Sociale factoren
  • Psychologische factoren

Deze modellen reiken ons ook kennis aan in verband met aankoopgedrag. We onderscheiden de volgende vormen van aankoopgedrag:

  • Complex aankoopgedrag: sterke emotionele verbondenheid met de aankoop en koper merkt grote verschillen op tussen verschillende merken
  • Gewoonte aankoopgedrag: geen emotionele verbondenheid en de koper merkt slechts hele kleine verschillen op tussen verschillende merken
  • Variatiezoekend koopgedrag: geen/weinig emotionele verbondenheid, maar wel verschillen opmerkend tussen de verschillende merken
  • Dissonantiereducerend koopgedrag: sterke emotionele verbondenheid met de aankoop, maar weinig verschillen merken

13.3 De marketingmix

  • Product(kenmerken): welke specifieke kenmerken heeft het product?
  • Prijs: aan welke prijs zal het verkocht worden? Wat is de prijs van de concurrentie?
  • Promotie: hoe gaan we de klanten overhalen om ons product te kopen?
  • Plaats: waar zal het product worden aangeboden?

13.4 Het organiseren van de taken en/of de marketingafdeling

Keuzes die gemaakt moeten worden: taakverdeling, departmentalisatie, coördinatie en gezagsverdeling. Het opvolgen gebeurt vooral aan de hand van prestatiemeetsystemen.

14. Relevante basisvakgebieden

  • Psychologie
  • Sociologie
  • Economie
  • Recht
  • Technologie
  • Informatie en communicatie

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Fri, 17 Jan 2014 14:07:56 +0000
Productie –of dienstenmanagement (punt 9 tot 11) https://www.bronso.be/blog/boekhouden/productie-of-dienstenmanagement-punt-9-tot-11 https://www.bronso.be/blog/boekhouden/productie-of-dienstenmanagement-punt-9-tot-11

Het doel van productiemanagement heeft betrekking op het maken van producten of het verstrekken van diensten. Het heeft volgens vele auteurs betrekking op de bestaansreden van de organisatie.

9.1 Activiteiten

  • Het uitdokteren van de benodigde technische handelingen/bewerkingen en de daarvoor benodigde middelen
  • Het bepalen van de nodige voorraden aan grondstoffen e.d.
  • Het bepalen en vastleggen van algemene productie – en dienstverleningsprincipes
  • Het installeren en operationeel maken van het productieapparaat of dienstverleningsproces
  • Het onderhoud van het machinepark
  • Het organiseren van de productie – en dienstverleningstaken
  • Het opvolgen en bijsturen van de productie/dienstverlening
  • Het voorzien van opslagruimtes voor afgewerkte producten

10. Technieken, instrumenten, richtlijnen en principes

Elke productie – of dienstverleningsactiviteit hanteert zijn eigen technieken, instrumenten, richtlijnen en principes.

10.1 Het bepalen en vastleggen van algemene productie- of dienstverleningsprincipes

  • Het outsourcing principe: organisaties gaan bepaalde taken niet zelf realiseren, maar uitbesteden aan partnerorganisaties
  • Het just in time principe: producten e.d. worden enkel geproduceerd na bestelling van de klant

  • Het gebruik van kwaliteitscontroles –en cirkels: op regelmatige tijdstippen worden controles gerealiseerd om na te gaan of voldaan is aan de technische kenmerken en vereisten. Kwaliteitscirkels zijn kleine groepen van max. 5 personen die op vrijwillige basis op zoek gaan naar oplossingen voor kwaliteitsproblemen.

10.2 Het Kaizen-principe

Kaizen (改善, Japans voor "veranderen naar beter" of "verbetering") is een aanpak in productiviteitsverbetering ontstaan uit de toepassing van het werk van Amerikaanse experts De doelstellingen van kaizen zijn: het elimineren van verspillingen, just in time leveringen, standaardisering van productie.

10.3 Het organiseren van de taken en/of de productieafdeling

Keuzes die gemaakt moeten worden: taakverdeling, departmentalisatie, coördinatie en gezagsverdeling. Het opvolgen gebeurt vooral aan de hand van prestatiemeetsystemen.

11. Relevante basisvakgebieden

  • Economie
  • Recht
  • Technologie
  • Wiskunde & statistiek
  • Informatie en communicatie

]]>
sofian@bronso.be (Sofian Bouazzaoui) Boekhouden Fri, 17 Jan 2014 14:06:33 +0000