Staatsinstellingen en maatschappelijke ordening
- Gepubliceerd in Geschiedenis
Overwicht aan geweldsmiddelen was niet voldoende voor een duurzame machtsuitoefening, ook rust en stabiliteit zorgden daarvoor.
Overwicht aan geweldsmiddelen was niet voldoende voor een duurzame machtsuitoefening, ook rust en stabiliteit zorgden daarvoor.
Charles Tilly
Amerikaans historisch socioloog Charles Tilly zegt dat ‘oorlogen staten maakten en staten oorlog maakten’. Hiermee bedoelt hij dat d.m.v. oorlog de grenzen van een staat werden gevormd en dat instellingen binnen die staat gevormd werden door de onderlinge competitie tussen diverse politieke eenheden. Staten gebruikten anderzijds veruit het grootste deel van de middelen (financiële, materiële en diensten) om oorlogen te voeren.
Oorlog
De oorlog zorgde voor schulden en die schulden dienden met forse rente terugbetaald te worden. In deze ontwikkeling speelden ook belangengroepen een rol die, omdat ze baat hadden bij hun staat in oorlog, de besluitvorming in die richting stuurden.
Daarnaast komt nog de adel die steeds een drijvende kracht vormde achter de vanzelfsprekendheid waarmee oorlog werd beschouwd als een vast onderdeel van de aanhoudende politieke competitie.
Nieuw technieken
Op het slagveld deden nieuwe technieken zijn intrede:
- Condottiere: huurlingenleider die zijn compagnieën verhuurde aan de meest biedende partij.
- De boogschutters uit Wales die onder andere verantwoordelijk waren voor honderden Franse doden bij de slag van Grécy en daarmee het einde van het ridderleger als dusdanig inluidde.
- De bouw van muren rond de steden, die de belegeraars, die met grotere aantallen soldaten de stad moesten omsingelen, in de kosten deed jagen.
- Het kanon omstreeks 1330, dat dan op zijn beurt de muren van de stad bedreigde, maar wel nog duur was in fabricatie en bediening.
Toch konden degene die artillerie konden betalen om de meest geduchte concurrenten een definitieve slag toe te brengen. Opstanden waren in Frankrijk, de Nederlanden en Noord-Duitsland vaak de gelegenheid voor een vorst om met zijn militair overwicht de autonomie van grote steden te beknotten. Zo kwam in die tijd de offensieve actie weer in het voordeel, mits de militaire organisatie aangepast was aan de nieuwe uitdagingen.
Frankrijk
Wat ook modern was, was het feit dat de Franse koning 20.000 tot 25.000 soldaten en officieren in vast betaalde dienst had als gens d’armes. De oorlog werd immers meer en meer een permanent bedrijf dat constant inzetbare getrainde troepen vereiste.
Legitimatie
Naarmate meer onderdanen ingeschakeld werden bij de oorlogvoering, en er met het parlement of vergaderingen van steden en standen onderhandeld moest worden over troepenleveringen en subsidies, groeide de noodzaak deze inspanningen te rechtvaardigen. Een voor de hand liggende legitimatie was de religieuze. De cultus van een nationale heilige was een middel hiertoe (cf. Frankrijk: de heiligen Denijs en Michiel).
Wisselvalligheid van de dynastieke strijd
- droeg bij dat onderdanen hun loyaliteitsgevoelens in de eerste plaats richtten op hun lokale en regionale leefverbanden
- Daarnaast kwam op ruimer niveau het gezag van een heersend vorstenhuis.
- Heraldische symbolen, publieke ceremoniën, slogans en genealogische geschiedschrijving ondersteunden de banden tussen vorsten en onderdanen.
=> Zoiets abstracts als een staat drong maar langzaam door tot het collectieve bewustzijn.
Langdurige conflicten
Anderzijds wakkerden langdurige conflicten, omwille van opvolgingskwesties, zowel de wederzijdse vijandschap als de eigen identiteit van volkeren aan (cf. honderdjarige oorlog).
-Direct gevolg van de honderdjarige oorlog is het feit dat de Franse monarchie de meubelen heeft gered en dus versterkt uit het conflict is gekomen.
- In Engeland kon de kroon na 1420 roem noch gewin halen uit alle inspanningen en bleven het parlement en de baronnen geduchte tegenspelers.
Noord Italië
In sommige gebieden, alwaar de verstedelijking hoog was, stonden het economische en demografische gewicht van de burgers de concentratie van vorstelijke macht in de weg.
Het gezag dat de Duitse keizers opeisten over Noord-Italië was al in de twaalfde eeuw gestuit op de krachtige weerstand van de Lombardische steden.
In Noord-Italië controleerden de steden de omliggende gebieden. Plaatselijke adelgeslachten voerden er een militair getint gezag uit. Enkel in Venetië was er sprake van een republikeinse staatsvorm onder het bestuur van raden en een verkozen doge.
Het verschil tussen deze ‘stadstaten’ en monarchale staten is dat vanuit de traditie van lokale rechten de dominante steden aan de kleinere steden, waarover ze controleerden, geen eenvormig bestuurssysteem oplegden. Zo vormden zich enkele grote regionale staten onder leiding van Milaan, Venetië en Florence.
De laatmiddeleeuwse staten zijn het resultaat van de krachtmetingen tussen veel tegenstrijdige ambities, belangen en weerstanden.
Dynastieke ambities en mogelijkheden.
- aantal staatkundige eenheden in Europa werden kleiner (en die werden dus bijgevolg groter en machtiger) onder andere door het huwelijk
- door huwelijk en erfopvolging kwamen zonder veel moeite nieuwe gebieden bij elkaar. (vb. dubbelhuwelijk: twee dynastieën huwden telkens tegelijk een mannelijke en een vrouwelijke telg om op die manier de band tussen die huizen te versterken.)
De samenleving in een bepaald territorium.
- sociale differentiatie binnen het territorium werd groter
- bestond niet meer uit al dan niet horige boeren: meerdere sociale groepen op de voorgrond door:
* ontplooiing van de steden
* vrije boerengemeenten
* commercialisering van het platteland
* jonge industrialisering van dit platteland
- dit resulteerde dan weer in toenemende conflicten naar aanleiding van strijdige belangen van die verschillende groepen.
Verzet van de onderdanen
Al die verschillende sociale groepen werden meer bewust van hun rechten en gingen zich hechter organiseren. Zo ontstonden er instellingen die samen een staat vormden. Op die manier vormde zich dan ook een nationale loyaliteit, naast de lokale en dynastieke loyaliteit.
Uitbouw ambtenarenapparaat
- Uitdrukking van de openbare macht
- behoorde tot de kenmerken van de staatsstructuren in de late middeleeuwen
- vorst was gebonden aan wetten en instellingen. Gezagsuitoefening was complexer en minder persoonlijk geworden.
Te meer, sommige titels waren in realiteit niet meer dan lucht. Als keizer van het Heilig Roomse Rijk had men niet meer dan theoretische macht die in de praktijk weinig voorstelde.
De concrete macht lag in het feit dat die keizer zelf landsheer is en kon beroepen op zijn ‘Hausmacht’. Sommige steden hadden soms grotere inkomsten dan sommige vorsten.
- late ME: tegenstelling groter geworden
- In deze botsing werd de armoede verdedigd door sociaal bewogen predikanten uit de bedelorden:
* voorstanders van een aalmoezeneconomie
* fervent fanatiekeling: De fransiscaan San Bernardino van Siena, hij had communistische ideeën avant la lettre)
Girolamo Savonarola
- ventileerde soortgelijke ideeën: wilde economische rechten voor de armen
- voerde Monti di pietà in: kredietbaken waar behoeftigen tegen lage renten geld konden lenen
- ging echter te ver en er rees veel weerstand tegen zijn ideologie.
Poggio Bracciolini
- humanist
- verzamelen van geld ziet hij als een deugd
- In de vroegmoderne tijd nestelde de idee zich vast dat armen leeglopers waren.
In de eeuwen na 1000 waren er tov de armenzorg 2 verschuivingen waar te nemen:
- Religie: aangereikte bewustwording: armen zijn goed om twee redenen:
→ zij zijn het levende voorbeeld van hoe de mens eigenlijk moet leven.
→ Door het geven van aalmoezen werd de bezwaarde ziel ontlast en werd het verblijf in het vagevuur verkort.
- De gecommercialiseerde economie werkte een mentaliteit in de hand die arbeid als positief zag en armoede als gevolg van de onwil om te werken.
Vanaf het einde van de 12e eeuw was er de opkomst van de geïnstitutionaliseerde armenzorg.
Hiervoor was dit een zaak van kloosters en bisschoppen. Nu kwamen er meer leken in de armenzorg. Zij voorzagen in 2 types van voorzieningen:
1) Hospitalen en passantenhuizen.
2) Lokale armenkassen of tafels van de Heilige Geest. (nauw verbonden met de parochiekerk). Uitsluitend voor behoeftigen uit de eigen gemeenschap.
De middeleeuwse wereld was vol van schrijnende armoede. Armoede is geen eenduidig begrip. Er worden drie soorten armoede onderscheiden:
1) Fiscale armenà inwoners die te weinig vermogen hebben om belasting te betalen.
2) Armen die in aanmerking kwamen voor ondersteuning.
3) Marginalen, mensen zonder eigen middelen die aan de rand van de maatschappij leven.
Sociale spanningen
Vele sociale spanningen zowel in de landelijke als de stedelijke sfeer. Dit had drie factoren:
1) Structurele arbeidskrapte leidde tot spanningen tussen horigen en heren
2) Vorsten stelde snel groeiende fiscale eisen.
3) Roep om kerkhervorming.
Boerenoorlogen
Er zijn vele voorbeelden te noemen van boerenoorlogen.
Jacquerie
Peasant’s revolt
aanleiding was een door de Engelse boeren als onredelijk beschouwde herziening van de poll tax. Ze trokken daarop naar Londen. De eisen waren:
- definitieve afschaffing van de horigheid.
- Intrekking van de arbeidswetten van na de Zwarte Dood.
- Inspraak in het landsbestuur.
- De ontmanteling van de wereldlijke rijkdommen van de Engelse Kerk.
Boerenoorlog in Zuid- en Midden – Duitsland
Boerenoorlog in Zuid- en Midden-Duitsland. Deze had verschillende oorzaken:
- Veel boeren waren nog steeds horigen
- Ieder had te maken met de uitwassen van lokale gerechtsheerlijkheid.
=> Opmerkelijk: openlijke geweldpleging MET propaganda offensief. Drukpers was daarbij een handig hulpmiddel.
Catalaanse remensas – beweging
Hardnekkig protest tegen de politiek van de adellijke en geestelijke heren: in een tijd van neergaande inkomsten komen zij terug op de vrijkoping van allerlei heerlijke lasten die de boeren eerder hadden gekregen.
Stedelijke oproer
- 1378 in Florence.
- Onrust in de textielnijverheid was de aanleiding
- De vollers hadden namelijk geen enkele rechten. Ze gingen de straat op en wisten drie nieuwe gilden af te dwingen. Het effect was echter klein, daar de gilden erg klein waren.
→ de meeste sociale opstanden uit de late ME onderstrepen de eerder gesignaleerde tegenstellingen tussen stad en platteland.
Vlaamse opstand
1325-1328. Het was een protest tegen:
- De willekeur en de corruptie bij de belastingheffing.
- De Heren in het algemeen.
Steden
De invloed van de steden was heel belangrijk: Brugge sloot zich aan bij de rebellen, Gent bleef loyaal.
Aanvankelijk verliep de opstand met succes. Maar er kwam tegenstelling van Gent en er was een ingrijpen van de Franse koning, dit brak de opstandelingen op.
GEEN klassenstrijd
Om 3 redenen valt er niet te spreken van een klassenstrijd:
à de meeste boerenopstanden waren beter georganiseerd dan de stedelijke oproeren.
Opkomst van de steden heeft voor deze tegenstelling gezorgd. Het is door het stedelijk imperialisme dat de sociale en culturele kloof is verbreed. Onder de stedelijke elite bestond een diepe afkeer van alles wat boers was en die afkeer vertaalde zich in stereotypen.