Renovatio imperi Romanorum
- Gepubliceerd in Geschiedenis
hernieuwen van Romeinse rijk, was visie van keizer Justinianus.
hernieuwen van Romeinse rijk, was visie van keizer Justinianus.
term omonmiddellijk ondergeschikt hofpersoneel aan te duiden. Band van trouw aan die voorwaarde verbonden.
term die vaak gebruikt wordt tussen eind 8e en 11e eeuw. Betrekking op vrije mannen in een dienstrelatie tot een heer, en die als vergoeding een wapenuitrusting en krijgsbuit ontvangen.
inkomsten uit bepaalde domeinen via provisies à leveren paus veel inkomsten op.
(letterlijk “mangeld”) Heeft betrekking op de geldelijke compensatie die de pleger van doodslag met zijn verwanten moest betalen aan de verwanten van het slachtoffer. Bij de vaststelling van de hoogte van het wergeld was de vrije man steevast de maat.
(843) Bij de dood van Karel Martel wordt zijn rijk in drie verdeeld onder zijn zonen. Karel De Kale krijgt West-Frankische rijk, Lodewijk de Duitser het Oost-Frankrische rijk en Lotharius het middenrijk + keizerskroon.
(842) Na het overlijden van Lodewijk de Vrome liet Lotharius het hele imperium eden van trouw zweren aan zijn vazallen. Dit lokte echter heftige weerstand uit bij zijn broers. In een bloedige strijd overwonnen ze de keizer en in 1842 zwoeren ze ten overstaan van hun beider wederzijdse bijstand en beloofden ze elkaar niet afzonderlijk te onderhandelen met Lotharius. Deze eden zijn beroemd omdat beide koningen de volkstaal gebruikten om zich begrijpelijk te maken voor de volgelingen van de ander. (Lodewijk in Romaanse taalvorm, Karel in Duitse) Vervolgens verklaarden beide groepen hun koning niet te zullen volgen indien die een ongerechtvaardigde oorlog tegen zijn broer zou ondernemen.
Kerk vormt soort tussenspeler en er wordt uitgedeeld aan getrouwen- introductie vazaliteit.
lied dat als basis vertrekt van de slag bij Roncevaux waar het leger in een nederlaag loopt.
geslacht waartoe o.a. Clovis behoorde. Wist het Frankische koningschap vanaf het einde van de 5e eeuw te monopoliseren, maar beschouwde het tegelijkertijd als patrimoniaal bezit waarop alle mannelijke erfgenamen in principe aanspraak konden maken. Gedurende de hele 6e eeuw waren er 2,3 of 4 Merovingische Frankrijken.