Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

Formele wetten-decreten-ordonanties

Deze 3 staan allemaal op een gelijk niveau omdat ze allemaal eigenlijk hetzelfde betkenen maar betrekking hebben tot verschillende partijen. Er zijn echter wel verschillende soorten wetten waaronder de belangrijkste:

  • wetten in formele en materiële zin
  • bijzondere meerheidswetten
  • interpretatieve wetten: geen echte wet, maar een uitleg hoe dat een wet moet worden toegepast
  • programmawet: uitvoerende macht geeft regering bevoegdheid om bepaalde zaken te regelen

Het verschil tussen wet, decreet en ordonnantie is concreet:

wet: aangenomen door federaal parlement en bekrachtigd door de Koning

decreet: aangenomen door Vlaams Parlement/Parlement vh. Waals Gewest/Parlement vd. Franse Gemeenschap/ Parlement vd. Duitstalige gemeenschap en steeds bekrachtigd door hun regering

ordonnantie: aangenomen door het Parlement vh. Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Als een wet, decreet of ordonnantie moet worden getoetst wordt dit gedaan door het Grondwettelijk Hof (vroeger het Arbitrage Hof genaamd) en nooit door een rechtbank. Het Grondwettelijk Hof heeft echter geen volle bevoegdheid omdat ze wetten alleen aan bepaalde grondwetten kan toetsen en aan titel II in de grondwet

**examen: wat als een grondwet in tegenstrijd is met een internationaal verdrag? Aangezien de Grondwet ndergeschikt is aan een internationaal verdrag, zal de grondwet moeten worden gewijzigd.

Hoe komt een wet tot stand? Er zal steeds een verschil zijn tussen een wetsontwerp (ingediend door de regering met verplicht advies van de Raad van State) en een wetsvoorstel (ingediend door het parlement met optioneel advies van de Raad van State)

Een wet komt tot stand in 5 stappen, hieronder geïllustreerd. Allereerst moet er een wetgevend initiatief zijn, gevolgd door de parlementaire commissie, gevolgd door een plenaire vergadering, gevolgd door bekrachtinging en afkonding en als laatste publicite in het Belgisch Staatsblad.

  • besluitswetten: komen alleen tot stand tijdens de oorlog (en hebben nu dus geen toepassing meer)
  • programmawet: meestal een wet over de begroting
  • mozaïek wet: wordt in een programmawet opgenomen terwijl dit eigenlijk niet kan

Hierna volgen de administratieve besluiten, de uitvoerings maatregelen

  • genummerd KB (koninklijk besluit): als de koning als wetgever moet optreden om snel een wet te kunnen doorvoeren (bijvoorbeeld in tijden van crisis). Op zo’n moment geeft de regering de koning uitzonderlijke volmacht. Een genummerd KB staat op gelijke hoogte met een wet, ordonnantie en decreet. Het probleem met een KB is dat het het parlement niet paseert, en de regering op deze manier er gebruik van probeert te maken.
  • KB: staat niet op hetzelfde niveau als een genummerd KB
  • Regeringsbesluiten: betreffen gemeenschaps- of gewestelijke aangelegenheden, worden niet door de Koning ondertekend en hebben dezelfde kracht als een KB
  • ministeriële besluiten: dit is een uitvoeringsbesluit genomen door een minister, maar de rechtbank mag deze als niet toepasselijk verklaren indien het in strijd is met de GW
  • rondzendbrieven: willen een correcte en uniforme toepassing van de wet waarborgen

soft law: richtlijnen, afspraken, leidraden

Lees meer...

Hiërarchie van de materiële wetten

a. Internationaal en supranationaal recht

Zoals al eerder gezien hebben internationaal en supranationaal recht een verschillende definitie:

internationaal: de grondwet laat toe dat er verdragen gesloten worden

supranationaal: de grondwet laat toe dat bepaalde bevoegdheden worden overgedragen aan supranationale instellingen

verdrag: een internationaal geschreven overeenkomst dat wordt gesloten tussen staten en wordt beheerst door het volkenrecht

Om te zien in welke maten een verdrag invloed heeft moeten we kijken naar 1. het land dat gebonden is en 2. of het verdrag rechtstreekse invloed heeft of niet

1. een land kan kiezen tussen 2 systemen waarbij verdragen toepasbaar worden:

  • dualisme: een verdrag wordt pas een wet als er een wet van wordt gemaakt. Dit noemen we de transformatieleer. Een omgezet verdrag krijgt voorrang op vroeger wetten, maar niet op latere wetten

Dat een omgezet verdrag voorrang heeft op vroegere wetten maar niet op latere kunnnen we uitleggen aan de hand van een voorbeeld:

stel op 8okt vindt de transformatie plaats en op 9okt maakt de wetgever een nieuwe wet omtrent hetzelfde onderwerp. De wet van 9okt zal vanaf nu gelding hebben => de macht ligt volledig in de handen van de wetgever

  • monisme: het recht vormt een eenheid. Als er een verdrag wordt goedgekeurd, is het automatisch een wet, maar hier moet wel een verschil worden gemaakt tussen verdragsbepalingen met of zonder directe werking
    • met directe werking: heeft invloed op
      • verdragsbepalingen die enkel rechten/plichten bevatten voor de verdragsluitende Staten => rechtsonderhorigen kunnen zich niet op het beginsel beroepen en de Staten verbinden zich ertoe om de bepalingen in te voeren in het nationale recht
      • verdragsbepalingen die rechten/plichten meebrengen voor rechtsonderhorigen => deze kunnen door rechtsonderhorigen worden ingeroepen voor nationale rechtbanken indien ze niet worden uitgevoerd
      • een verdrag moet steeds geïncorporrerd zijn in het nationale recht indien de bepaling volgende duidelijk is
      • de vraag naar het praktisch karakter van de directe werking kan worden getest:
        • objectief criterium: de bepaling moet op zichzelf toepasbaar zijn, juridisch duidelijk, precies, volledig en onvoorwaardelijk = self- sufficient (bv: man is gelijk aan vrouw)
        • subjectief criterium: dit is wat de verdragspartijen ermee bedoelen (hierbij is indirecte werking mogelijk, maar directe werking mag niet uitdrukkelijk uitgesloten zijn)

Wanneer we het over Europees recht hebben is deze altijd onmiddellijk toepasselijk. Toch spreken we niet van Europese wetten (zie de schrik van EU om federale overheid te vormen) maar verordeningen en richtlijnen:

  • verordening: steeds onmiddellijk toepasbaar. Je kan als deze niet wordt nageleefd steeds opkomen in horizontale en verticale zin. Een verordening leidt steeds tot een gelijk resultaat in alle lidstaten
  • richtlijnen: deze moeten nog wel degelijk omgezet worden, maar binnen het termijn dat eraan is opgelegd (dit duidt dus niet op dualisme!!). Wanneer de overheid niet optijd de richtlijn ozet kan de burger hierop beroep doen. De richtlijn kan dus maanden bestaan, maar pas als hij is omgezet (of niet omgezet) kan hij o=erop beroepen. Richtlijnen hebben geen horizontale werking. Richtlijnen kunnen tot een verschillend resultaat leiden

We bespreken binnen de internationale en supranationale normen ook nog de fundamentele rechten en vrijheden:

  • fundamentele rechten: deze zijn eigen aan de mens en zijn universeel. Ze zijn er om te waarborgen dat personen op een vrije en menswaardige wijze kunnen functioneren.
    • 1e generatie: houden eerder negatieve verplichtingen in van de overheid (waarbij de overheid wordt verboden om in te mengen) : recht om te stemmen, -> van de verlichtingsfilosofen
    • 2e generatie: positieve verplichtingen van de overheid (waarbij de overheid voor ons zorgt): mens moet een menswaardig bestaan hebben, recht op arbeid -> van het marxisme
    • 3e generatie: recht op eigenland, recht op exploiteren -> van het kolonialisme
  • De fundamentele rechten en vrijheden door de EU opgelegd zijn vastgelegd in het Verdrag van Lissabon en de VN en Raad van Europa hebben ook ieder bepaalde verdragen en verklaringen opgesteld om deze funamentele rechten te vrijwaarden
  • onder vrijheden verstaan we meer de vrijheid van de fysieke persoon, vrijheid van de geest, … en bij de rechten kijken we voornamelijk naar de burgerlijke, politieke en socio-economische rechten

b. De Grondwet

= de basis van alles in materiële zin

In formele zin is het een boek dat niet zomaar wijzigbaar is maar waarvoor een specifieke wijzigingsprocedure is opgelegd:

c. Bijzondere meerderheidswetten en bijzondere decreten en ordonnanties

Bijzondere meerderheidswettenzijn zo belangrijk dat wanneer deze worden besproken iedereen van elke taalgroep aanwezig moet zijn en 2/3 van het geheel van de stemmen vormt pas een ja-stem (in tegenstelling tot de normale 50%+1)

d. Samenwerkingsakkoorden

Dit zijn samenwerkingsvormen tussen gemeenschappen, gewesten en de federale overheid die worden vastgelegd door de uitvoerende macht, meestal met vereiste goedkeuring van de wetgevende macht.

Na (a), (b), (c) en (d) komen pas de gewone wetten.

Lees meer...

Hiërarchie van normen

welke norm heeft voorrang?

  • een lagere norm dient een hogere norm te respecteren
  • omdat er meerdere interpretatiemogelijkheden zijn moet een lagere norm geïnterpreteerd worden naar een hogere norm
  • in beginsel mag een rechter maar een lagere norm toepassen als hij in overeenstemming is met een hogere norm

We gaan in de hiërarchie van rechtsnormen een onderscheid maken tussen materiële wetten en formele rechtsbronnen:

  • materiële wetten: kijken naar de inhoud van een tekst die voor een algemene, abstracte, onpersoonlijke groep geldt => hij is bestemd voor iedereen. Het gaat hierbij om een algemene norm, maar hij hoeft niet door de wetgevende macht te worden uitgevaardigd

formele rechtsbronnen: kijken naar organiek criterium: welke instantie heeft die wet uitgevaardigd? Dit zal in dit geval altijd de wetgevende macht zijn

Lees meer...

De VN

Ook de VN is een internationale, intergouvernementele organisatie, aangezien er geen bevoegdheden van lidstaten moeten worden afgestaan.

  • opgericht in 1945
  • telt 193 lidstaten
  • met als secretaris-generaal Ban Ki-Moon
  • hun voornaamste doelen: vreedzaam samenleven en respect voor de mensenrechten in alle landen
  • ECOSOC, Internationaal Kinderrechtenverdrag
  • bestaat uit de Algemene Vergadering, Veiligheidsraad, Economische en Sociale Raad, Inernationaal Gerechtshof dat klachten van staat tot staat kan veroordelen (maar enkel en alleen als deze staten het gerechtshof wel erkennen)
Lees meer...

De Raad van Europa

De Raad van Europa is een internationale organisatie, die 47 lidstaten kent en waarnemers van 6 niet-Europese landen en Vaticaanstad

Hun doel: het bevorderen van de eenmaking van Europa

  • Europese conflicten vermijden en beheersen
  • zekerstellen van de democratie van de rechtstaat
  • garanderen dat mensenrechten gerespecteerd worden
  • sluiten van verdragen tussen Raad van Europa- lidstaten
  • bewustwording van Europese identiteit

In 1950 werd het Europees Hof van de Rechten van de Mens opgericht (EHRM) dat niet tot de EU behoort maar die verzekert dat het motief voor iemand tot moord te veroordelen steeds wordt gegeven

Lees meer...

Hoe zit de EU in elkaar?

  • het Europees Parlement:
    • voorzitters worden om de 5 jaar rechtstreeks verkozen
    • wetten worden goedgekeurd, samen met de Raad
    • ze hebben controle op de commissie
    • en begrotingstoezicht
  • de Raad
    • Raad van de EU= de Raad van ministers
    • ze zijn Europese wetgever, samen met het Parlement
    • hebben coördinatie van het economisch beleid van de EU
    • zorgen voor de internationale overeenkomsten
    • keuren de EU-begroting goed, samen met het Parlement
    • coördinatie van Justitie
    • butenlands- en veleigdheidsbeleid van de EU
  • de Europese Raad= de Europese Top
    • vergadering van de president of premier van elk EU-land + voorzitter Barosso
    • komen 4x per jaar samen in Brussel
    • de voorzitter van de Europese Raad (Herman van Rompuy) vertegenwoordigt de EU in de hele wereld
    • ze bepalen het algemeen beleid van de EU en hebben geen wetgevende bevoegdheid maar wel een grote invloed (wat wel langzaam aan aan het wegebben is)
  • de Commissie
    • hebben de uitvoerende macht van de EU
    • bestaat uit 28 commissarissen (1 uit ieder EU=land met specifieke portefeuilles)
    • vertegenwoordigen en behartigen de EU-belangen, zoals het initiatiefrecht voor wetsvoorstellen, beheer en verdeling van de EU-begroting, handhaving van het EU-recht
    • vertegenwoordigt de EU op internationaal niveau
  • de 3 rechtbanken
    • namelijk het Hof van Justitie, het Gerecht en het Gerecht voor ambtenarenzaken
    • bestaat uit 28 rechters
    • zorgen voor de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de verdragen
    • oefenen een groot invloed uit op het Europees recht via prejudiciële zaken
    • wordt soms de motor van de Europese integratie genoemd
Lees meer...

Internationale rechtsorde De Europese Unie

ai. Ontstaan

- De EU is ontstaan na WOII om de wereld te beschermen van nog een oorlog, en om de invloed van de Sovjet-Unie tegen te houden. Voor de EU kwamen er heel wat andere internationale organisaties:

  • ð de EGKS (’50): Europese Gemeenschap van Kolen en Staal
  • ð de EEG(’57): Europese Economische Gemeenschap: om vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal te vrijwaarden
  • ð EURATOM (’57)

De landen van deze organisaties kwamen ook in de Europese Unie + een heel aantal andere lidstaten. Er zijn nog lidstaten die in de wachtrij staan (Ijsland, Turkije, Servië en Montenegro) + 3 potentiële kandidaatlidstaten. Ook hebben we 4 landen met een bijzonder statuur, namelijk Noorwegen, Lichtenstein, Ijsland en Zwitserland, die vrij verkeer toe laten. Ze behoren verder niet tot de EU-gemeenschap

  • de EU heeft bepaalde bevoegdheden, maar heel belangrijk is dat de EU een supranationale organisatie is, een geen internationale:
    • supranationaal: lidstaten dragen een deel van hun soevereniteit af aan de EU. De EU heeft een soort grondwet, namelijk het verdrag van de EU, maar het volk noemt het niet zo aangezien dit erg gevoelig ligt.
    • internationaal: geldt alleen tussen verdragsstaten en verdragen moeten hierbij steeds omgezet worden.
    • doordat er geen EU parlement of regering is maar slechts toegewezen bevoegdheden (zoals douane recht, vrij verkeer, de euro,..) is er een grens gelegd aan de EU om te voorkomen dat ze te veel macht zou verkrijgen
  • subsidiariteitsbeginsel: de EU mag enkel optreden in een domein die niet op een lager niveau uitgevoerd kan worden
  • proportionaliteitsbeginsel: de middelen staan in verhouding tot het doel

Lees meer...

Het Belgisch federalisme bevoegdheden gemeenschappen

  • cultuur
  • onderwijs
  • persoonsgebonden aangelegenheden
  • taalgebruik in bestuurszaken/onderwijs/sociale betrekkingen à 2 conflicten:

◦ bv. multinational uit VS in Antwerpen: als een Vlaming een ontslagbrief stuurt in het Engels zal hij niet geldig zijn, omdat het voor de rechtbank een Nederlandstalige brief moet zijn

◦ bv. sociale zekerheid: in Vlaanderen wordt het geregeld door de gemeenschap, maar in Wallonië wouden ze het nationaal houden, maar toen heeft het GW hof besloten om het gemeenschappelijk te maken omdat het een persoonsgebonden aangelegenheid is => een Nederlander die in Terneuzen woont en in Gent werk heeft recht op sociale zorgverzekering maar een Belg die in Gent woont en in Namen werkt heeft geen zorgverzerkering

gewesten

Vlaams parlement:

  • 118 rechtstreeks verkozen Vlaamse
  • 6 Brusselse (stemmen niet mee voor decreten voor gewestelijke aangelegenheden)
  • maandaat voor 5 jaar

Vlinderakkoord:

  • splitsing BHV
  • hervorming financieringswet: overheid geeft dotaties aan gemeenschappen en gewesten maar hier willen ze vanaf om een autonome financiering in te kunnen stellen (met weinig nationale inmenging). Deze wet ligt heel gevoelig, omdat Vlaanderen rijker is dan Wallonië, waardoor er gevaar bestaat voor een enorme immigratie naar Vlaanderen
  • aantal federale bevoegdheden zijn overgeheveld aan de gemeenschappen en gewesten

f. Provinciaal niveau

10 provincies:

  • provinciale bevoegdheden: medebewindstaken, taken van provinciaal belang
  • provinciale organen: provincieraad, bestendige deputatie, provinciegouverneur
  • voor problemen met bouvergunningen kan men naar de provincie gaan die er staat in aanvuling van het gewest

g. Gemeentelijk niveau

  • voor de openbare orde
  • worden gecontroleerd, en staan dus onder bestuurlijk toezicht

** examen: kan een wet een decreet wijzigen? nee dit kan nooit, omdat de federale overheid andere bevoegdheden heeft dan de gewesten en gemeenschappen, dus als er een wet en decreet over eenzelfde onderwerp zou komen, zou 1 van de twee partijen in overtreding zijn. Een wet kan een decreet wel wijzigen in het geval dat een bevoegdheid wordt overgeheveld **

** examen: waarom stemt het Vlaams parlement niet mee voor decreten over gewestelijke aangelegenheden?: het gaat hier eigenlijk om de 6 Brusselse voorzitters in het Vlaamse parlement, die niet over grondgebonden aangelegenheden mee kunnen stemmen aangezien deze in Brussel door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden geregeld. **

Lees meer...

waarom gewesten én gemeenschappen?

omdat er een Belgisch compromis gesloten moest worden. Simpelweg, er kunnen Franstaligen in Vlaanderen wonen, en als er alleen gewesten zouden zijn, zouden zij conform moeten leven aan de Nederlandstaligen in Vlaanderen, dus heeft België de oplossing gevonden in gewesten en gemeenschappen. Dit zorgt soms voor ingewikkelde situaties in tweetalige gebieden, zoals bv een nederlandstalige familie in Brussel:

scheiden: federale staat

school: Vlaams

bouwen: Bxl Hoofdstedelijk

en bv zaken in kwestie OCMW Brussel:

de gemeenschap bepaalt de commissie en dus is het een gemeenschappelijke bevoegdheid

bevoegdheidsverdeling

  • deelstaten krijgen toegewezen bevoegdheden
  • federale overheid krijgt niet-toegewezen bevoegdheden
  • exclusieve bevoegdheid: geen andere instantie heeft inspraak op deze bevoegdheid, er bestaan geen twijfels over
  • concurrerende bevoegdheden: bevoegdheden die aan meerdere overheden toekomen, maar dit geldt niet in BE
  • parallele bevoegdheden: meer dan 1 overheid is bevoegd voor eenzelfde aangelegenheid, maar deze kunnen naast elkaar bestaan zonder in conflict te raken (≠concurrerende bevoegdheden)

Lees meer...

het Belgische federalisme

de nationale staatsmacht staat een deel van haar soevereiniteit af aan hogere niveaus, zoals de EU, maar ook aan de gemeenschappen en gewesten. Zij hebben autonomie om wetskrachtige normen uit te vaardigen, en er bestaat geen hiërarchie tussen de door deelstaten en federale overheid uitgevaardigde wetten

Bevoegdheidsverdeling

  • horizontale bevoegdheidsverdeling
  • een bevoegdheid behoort toe aan

◦ het federale niveau, dwz. voor heel België à munt en financiën, justitie en politie, defensie, vreemdelingenzaken, veiligheidsbeleid, buitenlandsbeleid

◦ het regionale niveau, dwz:

▪ gemeenschap (Vlaamstalig, Franstalig, Duitstalig) à persoonsgebonden aangelegenheden

▪ gewest (Vlaams, Brussels, Waals) à grondgebonden aangelegenheden

▪ regionale bevoegdheid in territoriale omschrijving

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen