Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

HET LEREN VAN EEN STIEL De vroegmoderne tijd

 geen georganiseerde of uitgebreide beroepsopleiding in de Middeleeuwen

  • vanaf de 15e E: groeiende behoefte aan adequate beroepsvorming door de groei van de handel en nijverheid
  • ambachten werden traditioneel aangeleerd in het ambacht zelf, op basis van een leercontract (basisvaardigheden werden in de plaatselijke school aangeleerd of bij de ambachtsmeester zelf)
  • vanaf laat 15e E en in 16e en 17eE
    • wezen- en vondelingenhuizen richten eigen werkscholen op
    • jongens: bakken, brouwen, kleren of schoenen maken
    • meisjes: wassen, strijken ed
    • geen groot succes
    • kinderen werden vaker bij particulieren tegen de betaling in de leer gezet: dit leidde vanaf de VMT tot uitbuitende kinderarbeid
  • handel en administratie
    • veel mogelijkheden in de grote steden
    • vb Antwerpen: alle Europese talen, wiskunde, boekhouding en handelscorrespondentie
  • hoger beroepsonderwijs:
    • in de loop vd 17e en 18e E
    • architecten, schilders, ingenieurs, chirurgijns en landmeters
    • grand tour : buitenlandse studiereis voor jongens uit de hoogste klasse op het einde van hun opvoeding
Lees meer...

Onderwijs in de Late Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd

 Onderwijs was in de Middeleeuwen een zaak van en voor de geestelijkheid

  • kloosterscholen
  • kapittelscholen
  • enkel opleiding voor clerici
  • nauwelijks of geen onderwijs voor leken

 pas vanaf 12e E, met ontstaan vd steden en de groei van een nieuwe sociaal-economische orde:

  • oa nood aan kennis vh schrift voor handelaars
  • ontstaan v onderwijs voor niet-geestelijken

1) kleine scholen

  • instellingen voor basisonderwijs verbonden aan de parochie of op initiatief vd plaatselijke overheid  kinderen leren lezen en schrijven in volkstaal + rekenen
  • kinderen van alle leeftijden tesamen, kregen hoofdelijk les
  • school werd vaak gehouden bij de meester thuis, met nauwelijks of geen didactisch materiaal
  • een schoolmeester diende slechts datgene onder de knie te hebben wat hij zelf diende te onderwijzen

 echter wel een onberispelijke levenswandel !

2) Latijnse scholen

  • in stedelijke centra
  • vaak gegroeid uit kapittelscholen
  • lager en middelbaar onderwijs
  • eerste 3 vd 7 artes liberales: grammatica, dialectica en retorica

 zgn. Trivium: drievoudige weg voor de taal vd waarheid

  • humanisten waren zeer geïnteresseerd in het onderwijs, omwille van hun geloof in de maakbare mens
    • door het onderwijs kwam de cultuur ipv de natuur en menselijke vrijheid ipv fataliteit

 vanaf 1400: belangrijke hervormingen in het onderwijs

  • Johan Cele in de Latijnse School van Zwolle
    • scheiding van lager en middelbaar
    • opdeling Latijnse school in 8 klassen
    • hogere gespecialiseerde leraars
    • monitorensysteem waarbij oudere lln de jongere hielpen
    • geïnspireerd door de Moderne Devotie
  • 1599: ratio studiorum ingevoerd door de jezuïeten
    • uitgebreid opvoedingsplan
    • organisatie vd onderwijsinstellingen tot in de details uitgewerkt
    • nadruk op tucht, pietas en eloquentia
  • 16eE: schoolnet sterk uitgebreid
    • 2 op 3 parochies beschikken begin VMT over een kleine school
    • ongeveer elke grote of middelgrote stad had een Latijnse school
    • oprichting van armenscholen in de steden
    • zondagsscholen: arme kinderen die niet naar de dagschool gingen
    • zondags catechismusonderricht op het platteland
Lees meer...

RELIGIEUZE TOLERANTIE IN DE REPUBLIEK De vroegmoderne tijd

 meeste regio’s gold slechts één confessie als de officiële en religieuze minderheden werd er streng vervolgd – de Republiek vormde hier als enige een uitzondering op

  • officiële of publieke Kerk was de gereformeerde
  • overheid betaalde calvinistische predikanten in ruil voor preken en het voltrekken van dopen en huwelijken
  • ! enkel leden vd gereformeerde kerk konden een publieke functie opnemen !
    • slechts 20 % vd bevolking officieel lid in 1620
    • groot deel vd bevolking woonde als liefhebber de gereformeerde diensten bij (ontrekken aan de strenge calvinistische discipline)
  • 1579: Unie van Utrecht: erkenning principe van gewetensvrijheid
    • geen vrijheid van eredienst! (katholieke of lutherse diensten waren dus in theorie illegaal)
    • schuilkerken en synagogen werden toch oogluikend toegestaan
    • wereldlijke overheid stelde de concordia of sociale harmonie boven het ‘monopolie van de waarheid’

 positief voor de handel

 atheïsme of de radicale filosofie van Spinoza werden niet geduld

Lees meer...

NIEUWE LEKEN ? De vroegmoderne tijd

 Europese bevolking pas diepgaand gekerstend in de VMT dankzij de systematische aanpak vd confessionele kerken

  • catechismus: zowel bij protestanten als bij katholieken
  • censuur op teksten met afwijkende ideeën
    • Romeinse Index van Verboden Boeken 1564
  • Regelmatige visitatie van parochies of kerkgemeenschappen door dekens of andere kerkelijke ambtenaren
  • doel: gewone mensen doordringen van de juiste christelijke leer

 effect op de gewone gelovigen ?

  • veel verboden op bijgelovige praktijken en zgn ‘losbandig gedrag’ lijken maar kortstondig effect te hebben gehad
  • protestantse woordcultuur vs. Katholieke beeldcultuur
  • huishouden als belangrijkste plaats voor devotie
    • grotere leesvaardigheid dankzij catechismus
    • groter boekenbezit in protestantse gebieden
  • meer eenvoudigere organisatie van tijd en ruimte
  • soberdere en rationelere aanpak
    • promoten van devotionele lectuur en individueel gewetensonderzoek
    • stroomlijnen vd heiligenverering
    • calvinisten ontvankelijker voor nieuwe kapitalistische werkethiek (Max Weber)
    • 17e E: bollandisten onderwierpen middeleeuwse heiligenlevens aan historische kritiek (Acta Sanctorum)
  • protestanten: voldoening vd persoonlijke relatie met god en Christus
  • katholieken: aantrekkingskracht ve direct, mystiek contact met het ‘heilige’

 sacramentaliën

Lees meer...

EEN NIEUWE CLERUS: De vroegmoderne tijd

 vroege Reformatie was gevoed door het ongenoegen over de laatmiddeleeuwse clerus

  • anglicanisme: behoud vd middeleeuwse parochies en bisdommen, met de vorst aan het hoofd van de Kerk
  • lutheranisme: priesterschap van alle gelovigen maakten de clerus en kerkelijke hiërarchie overbodig
    • niet haalbaar in de praktijk
    • leiding vd kerk door het Staatshoofd: bouwt kerkelijke bureaucratie uit
  • gereformeerden: nadruk op participatie van leken (predikanten echter grote autoriteit)

  • vorming van de clerus stond voor allen centraal
    • tussen 1551 en 1650: 45 katholieke en 26 protestantse universiteiten
    • verschil katholieke – protestantse clerus

 gewijde, celibataire figuren vs een bij voorkeur gehuwde ambtenaar vd kerk

 beiden: nadruk op respectabiliteit en voorbeeldfunctie

 Gevolgen van de hervorming van de clerus

  • protestantse gebieden: inkrimping van de geestelijke stand

(verdwijnen vd kloosters)

  • katholieke gebieden: stijging van het aantal geestelijken

 hernieuwde aantrekkingskracht van religieuze orden !

  • jezuïeten vanaf 1540 met Ignatius van Loyola ‘

 soldaten van Christus

 enkel verantwoording aan paus

 missionarissen in overzeese territoria

 stedelijke colleges met humanistische georiënteerd onderwijs

 rationele benadering vh geloof en ascetische levensstijl

Lees meer...

Confessionele identiteiten

3.1 RELIGIO VINCULUM SOCIETATIS

 eerste decennia vd Reformatie: periode van grote religieuze opwinding en verwarring

  • revolutionaire ideeën van al dan niet theologisch geschoolde denkers
  • experimenteren met kerkorganisatie
  • gewone mensen op zoek naar nieuwe vormen van spiritualiteit
  • veel onduidelijkheid omtrent deze of gene leer en de inhoud ervan

 verandering vanaf 1560:

  • Concilie van Trente schiep klaarheid op de doctrine vd Rooms-katholieke kerk
  • Goed georganiseerd karakter vd calvinisten hield de Reformatie consolideren in Europa
  • 1555: Godsdienstvrede van Augsburg: compromis voor eindeloze reeks van religieuze conflicten
  • Church of England kreeg onder Elisabeth I een vaste vorm met een unieke combinatie van middeleeuwse katholieke instellingen en een calvinistische doctrine

 een religieuze confessie kenmerkt zich door

  • eigen instellingen
  • heldere doctrine
  • nadrukkelijk omschreven lidmaatschap (geloofsbelijdenis! )
    • lutheranen: Augsburgse Confessie
    • anglicanen: Book of Common Prayer & Thirty-Nine Articles
    • gereformeerden: Heidelbergse catechismus
    • katholieken: Professio fidei tridentina
  • sacramenten

 gevolgen vd confessionalisering

  • ontwikkeling van de verschillende religieuze culturen
  • weinig onderling contact tussen mensen met verschillende confessionele achtergrond (vb. Zelden interconfessionele huwelijken)
  • structurele parallellen:
    • nadruk op belang vd rechte leer
    • bekommernis om een goede opleiding vd clerus
    • ontwikkeling van gelijkaardige instrumenten voor propaganda en censuur
  • vroegmoderne confessionalisering was onlosmakelijk verbonden met het staatsvormingsproces en de modernisering
Lees meer...

HET CONCILIE VAN TRENTE: KATHOLIEKE ACTIE EN REACTIE

 1545-1563

 Roomse Kerk besefte dat de veroordeling van de protagonisten de vervolgingen van de adepten van de Reformatie niet langer volstand

 Contrareformatie of Katholieke Reformatie met het Concilie van Trente

  • Keizer Karel V wou oplossing voor versnippering vh HRR
  • Paus wilde voor een en voor altijd duidelijkheid scheppen rond de doctrine
  • Het concilie leidde tot een strijdbare opstelling tégen de prostanten ipv een verzoening
  • Duidelijk antwoord op de 2 basisprincipes vd reformatoren
    • sola criptura: Woord van God werd volgens Concilie geopenbaard op 2 wijzen:

1) heilige geschriften (Bijbel en Kerkvaders)

2) ongeschreven tradities

+ Kerk behield het exclusieve recht om de Bijbel te interpreteren

  • sola fide: toekennen vh zielenheil lag volledig bij God, maar het individu diende actief mee te werken

 innerlijke transformatie dmv de Heilige Geest

 verrichten van goede werken vergroot de beloning in het hiernamaals

  • bevestiging vd heiligenverering, de leer vd 7 sacramenten en de transsusbstiantie
  • Latijn bleef liturgische taal
  • hervorming van de bestuurlijke organisatie van de Kerk in centralistische zin
    • hiërarchisch en piramidaal georganiseerd instituut waar gezag, gehoorzaamheid en trouw centraal staan
    • pastoors: opgeleid in seminaries, dienden allerlei voorschriften te volgen en een exemplarische levenswijze te leiden
    • deken: schakel bisschop en gewone pastoor, jaarlijks bezoek van elke parochie
    • regelmatige verplichte diocesane synodes en provinciale concilies
  • verwezenlijkingen van het Concilie op lange termijn
    • duidelijkheid rond de doctrinaire punten die door de protestanten in vraag waren gesteld

 zwakke punten werden de nieuwe sterke punten van de Kerk !

  • institutioneel hervormingsprogramma bood een nieuwe, heldere kerkstructuur

 versterking van de macht van de paus en zijn administratie

Lees meer...

JOHANNES CALVIJN: HET GENEEFSE MODEL

 Johannes Calvijn ( 1509 1564), een van de meest emblematische figuren van de Reformatie naast Luther

  • bracht systematiek in reformatorisch denken door zijn heldere en pedagogische geschriften
  • werkte een nieuwe kerkorganisatie uit binnen een lokale context: het Geneefse Model (nl. in de Academie)
  • geen theologische vorming (zoals Luther en Zwingli)
    • rechtenstudie te Orléans en Bourges

 vanuit die achtergrond benaderde en verklaarde hij de Bijbel op een methodologische wijze

  • voortgezette studie te Parijs; invloed vd Reformatie
  • vluchtte voor de repressie naar Basel
  • 1536: Institutio Christianae Religionis
    • gids voor de studie vd authentieke wijze vd Bijbel
    • eerste versie 6 hoofdstukken, laatste versie in 1559: 80
    • zowel in het Latijn als het Frans ( basis voor de Hugenoten)
  • kwam in Genève terecht, werd gevraagd te helpen aan een religieus hervormingsprogramma (aanvankelijk verbannen, daarna weer teruggeroepen)
    • vanaf 1541 nam hij de Reformatie te Genève in handen, echter zonder formeel leiderschap
    • 1541: Ordonnances Ecclésiastiques:
    • kerk moest bestuurd worden door 4 collectieve lichamen

1) predikanten : verkondingen woord Gods en toedienen sacramenten ( = doop en avondmaal)

2) doctores: grondige Bijbelstudie en opleiding vd predikanten

 oprichting vd Academie in 1559 onder rectorschap van Theodore Beza : ook opleiding v religieuze vluchtelingen

3) ouderlingen: gekozen uit de stadsraad, vormden consistorie: toezicht houden op christelijke levenswandel van de stedelingen

4) diakens: armenzorg

!! Genève was GEEN theocratie !!

  • deze sterke organisatie zorgde samen met Calvijns intellectuele erfenis voor de verspreiding van het gereformeerd protestantisme (of calvinisme)
    • vb Gentse Calvinistische Republiek 1577-1584 (met theologische faculteit)
  • Calvijns Predestinatieleer
    • God = soeverein en beslist actief, los van persoonlijke verdiensten, om mensen te redden of te verdoemen
    • Dit was een mysterie: er moest niet over gespeculeerd worden
    • Christus was gestorven voor de uitverkorenen  identificatie met het uitverkoren volk van Israël
Lees meer...

Internationale conflicten in de 21ste eeuw

Het einde van de Koude Oorlog en de val van de SU veranderden de fundamenten van de internationale politiek. Amerika bleef achter als enige supermacht die de stabiliteit van de wereld kon garanderen en de westerse campagne tegen het communisme doofde uit. Toch bleef vrede uit, getuige tal van conflicten in alle werelddelen.

Rusland hield als opvolger van de SU trouwens vast aan zijn machtspositie, vooral op grond van het kernarsenaal. De Russische steun aan Servië tijdens de oorlog in ex-Joegoslavië illustreerde die ingesteldheid treffend. Het land stelde zich even assertief op tegenover de uitbreiding van de NAVO. Via een opname in de G8 en de uitbouw van structureel overleg met de NAVO probeerden andere landen om een nieuw diplomatiek evenwicht te vinden.

Dat leidde tot resultaten, vooral inzake vrijwillige nucleaire ontwapening. Toch verliep dit proces niet rechtlijnig. Er zijn nog steeds duizenden kernkoppen, en nieuwe atoommachten staan op of proberen dat tenminste. Ook de USA gaf dubbelzinnige signalen, onder meer door de ontwikkeling van een rakettenschild en de weigering om de Nuclear Test Ban Treaty te ondertekenen. Recentelijk, in 2010, ondertekenden de Amerikaanse president Obama en zijn Russische collega Medvedev echter een nieuw ontwapeningsverdrag.

De relaties met China, een andere, opkomende grootmacht, verlopen eveneens grillig. De partners proberen te balanceren tussen toenadering via handel en economische contacten enerzijds en kritiek op de mensenrechtenschendingen anderzijds. Ook het dossier Taiwan zorgt nog steeds voor spanningen.

Misschien wel het meest in het oog springende facet van de internationale geschiedenis na 1990 is de strijd tegen het terrorisme. Zeker de brutale aanslagen van 11 september 2001 luidden een nieuwe fase in in de Amerikaanse betrokkenheid in het Midden-Oosten. De acties waren het werk van Al Qaida, een extremistische islamitische groepering geleid door Osama Bin Laden. Zij streden expliciet tegen de Amerikaanse aanwezigheid in het Midden-Oosten en konden daarbij rekenen op de steun van de Afghaanse Taliban.

President George W. Bush kreeg van het Congres snel de bevoegdheid om terug te slaan tegen de aanvallers, het begin van de ‘war on terror’. In de USA liet de Patriot Act (2003) toe om terroristische bedreigingen in eigen land op te sporen met onderzoeksmethodes die diep in de privacy van de mensen binnendrongen. Er was maar een groot probleem: Al Qaida aanvallen was moeilijk omdat het een private organisatie was zonder regering of infrastructuur. Bombardementen op Afghanistan verwijderden de Taliban van de macht en dreven Al Qaida uiteen, maar Bin Laden kon ontsnappen en ook de bloedige aanslagen vielen niet stil (Madrid, 2004, Londen, 2005). Uiteindelijk konden de Amerikanen in 2011 Bin Laden uitschakelen tijdens een militaire actie in buurland Pakistan, maar ook dat lijkt de aanslagen niet te doen ophouden.

Ondertussen kwam ook Irak onder Amerikaans vuur te liggen. De USA percipieerden het land als een bedreiging voor de eigen veiligheid gezien de veronderstelde aanwezigheid van massavernietigingswapens en vonden het hun plicht om de dictatuur van Saddam Hoessein te stoppen. Hoewel wapeninspecteurs van de VN geen wapens ontdekten, bleef de Amerikaanse president met de steun van de Britse premier Blair volhouden. Uiteindelijk trokken ze zonder VN-mandaat ten aanval.

De strijd was snel gestreden, maar ging bijna naadloos over in chaos en een opstand, vooral in het Soennitisch gebied waar de machtsbasis van het vroegere Irakese regime lag. De Amerikaanse planners hadden niet voorzien dat de cruciale olie-infrastructuur van het land niet heropgebouwd raakte daardoor. Er zat niets anders op dan de strijd aan te gaan tegen de opstandelingen. In die context werden in 2005 verkiezingen georganiseerd. Door de boycot van de Soennieten kregen vooral de Koerden en de Sjiieten kansen. Pogingen om de Soennieten via politieke hervormingen en nieuwe verkiezingen aan boord te krijgen, leidden vooral tot nieuwe spanningen en geweld.

Het mag dan ook niet verbazen dat de steun voor de oorlog in het thuisland smolt als sneeuw voor de zon. Enkele schandalen, bijvoorbeeld over de behandeling van gevangenen, versnelden dat proces. Een strikte timing voor terugtrekking blijft ondertussen uit.

Als deze paragraaf al een ding duidelijk maakt, is het dit: het eind van de geschiedenis is nog niet in zicht. Nieuwe conflicten dienen zich aan. In de diepte zorgen andere processen voor evenveel uitdagingen. Vooral de enorme bevolkingsgroei zal de strijd om levensmiddelen en grondstoffen nog scherper stellen, en ook de milieu-impact van al deze mensen zorgt voor internationale spanningen, zoals de discussie over de uitstoot van CO² illustreert.

Lees meer...

Intellectuele en sociale transities in moderne culturen

De vooruitgang van wetenschap en technologie in de twintigste eeuw was immens. Er ontstonden volledig nieuwe domeinen, zoals biotechnologie en genetica. Zeker het vermelden waard is ook de ruimtevaart, die door de Koude Oorlog en de concurrentie tussen de USA en de Soviet-Unie een stevige impuls kreeg. Nu gaat de verkenning van het heelal verder, maar tonen verschillende landen zich actief (China, Europa via de ESA), soms zelfs in een samenwerking, bijvoorbeeld voor de uitbouw van het internationaal ruimtestation ISS.

Technologie en wetenschap doken op in alle aspecten van het leven. Maar er was ook ontnuchtering, bijvoorbeeld de onmacht tegenover een ziekte als aids. Even ontnuchterend waren de militaire toepassingen van de nucleaire fysica, met de ontwikkeling van de atoom- en waterstofbom tijdens en na WO II. Ondanks burgerlijke toepassingen voor de productie van energie, ontstond er een maatschappelijke reactie tegen de gevaren van deze technologie, nog verscherpt door enkele incidenten. De ramp in Tsjernobyl (1986) bracht kernenergie zwaar in diskrediet, en ook recent in Japan (Fukusjima) bleek de veiligheid van kerncentrales niet evident te zijn. Ondertussen blijven onderzoekers, bijvoorbeeld in het CERN in Zwitserland, de wereld van het atoom verder verkennen.

Dergelijke projecten vereisten steeds grotere investeringen, waardoor de rol van de overheid en de industrie voor financiering evenredig toenam. Het gevaar voor politisering van wetenschappelijk onderzoek loert sindsdien om de hoek. Critici richten bijvoorbeeld bij de ruimtevaart hun pijlen op de kosten en de risico’s. Vanuit het ecologisme doken kritische geluiden op over de duurzaamheid van wetenschap en technologie, terwijl evoluties in de geneeskunde enkele ethische dillemma’s scherper stelden.

Veel van deze spanningsvelden doken op in de cultuurproductie na WOII. Het besef dat wetenschap niet alle problemen kon oplossen, leidde tot een gevoel van relativiteit dat zijn weg vond in de existentialistische filosofie van Jean-Paul Sartre en het postmodernisme. Die laatsten legden de klemtoon op de waardegeladenheid van teksten en symbolen die ze blootlegden in het proces van deconstructie. Historici uit de Annelesschool vestigden de aandacht op een geschiedenis die voorbij de evenementen keek en aandacht had voor langetermijnprocessen en een meer sociale geschiedenis, met oog voor nieuwe onderzoekspopulaties.

Kunstenaars verwerkten dat gevoel in abstracte werken, die tegelijk de politieke chaos en de irrationaliteit van de mens illustreerden. Onder invloed van het postmodernisme hergebruikten kunstenaars het verleden, mengden ze oud en nieuw, verwierpen ze het materialisme en de commercialisering en verlieten ze traditionele structuren, bijvoorbeeld in het theater. Opvallend: het publiek leek deze avant-garde niet te verwerpen, zoals vroeger gebeurde, maar accepteerde deze experimenten.

Ondanks de opmars van wetenschap en het secularisme en de tegenstand van het communisme, kon religie in de moderne wereld standhouden. Een opvallende tendens was de groeiende spanning tussen modernisme en fundamentalisme. Het eerste kamp was in het begin van de 20ste eeuw aan een opmars bezig die drastisch gestuit werd door twee wereldoorlogen. Conservatievere bewegingen zoals het evangelisch protestantisme in de USA wonnen gretig veld.

Binnen de rooms-katholieke Kerk merken we een zelfde evolutie. Paus Johannes XXIII initieerde via het Tweede Vaticaans Concilie (vanaf 1962) ingrijpende hervormingen, onder meer in de liturgie en de positie van de paus die gerelativeerd werd. Zijn opvolger, Johannes-Paulus II, combineerde een sterk oecumenisch engagement met politieke stellingnames die de Koude Oorlog beïnvloedden, maar bleef op doctrinair vlak streng in de leer. Zijn opvolger vanaf 2005, Benedictus XVI zette deze lijn verder.

Dergelijke religieuze verstrakking zette zich ook in andere religies door. In de islamitische wereld leidde het zelfs tot militante bewegingen die een afkeer voor modern secularisme combineerden met de letterlijke lectuur van oude teksten. Hun optreden had soms grote gevolgen, zoals duidelijk bleek uit de rol van religie in de Iraanse revolutie van 1979 of de rol van de Afghaanse Taliban in de wereldpolitiek het laatste decennium. Dit is echter geen monopolie van de islam: ook het christendom, het jodendom en het hindoeïsme kennen hun extreme takken.

Van een heel andere, maar zeker ook militante orde, zijn de contestatiebewegingen van de jaren 1960. In de westerse wereld was na de naoorlogse babyboom een grote, jeugdige generatie opgegroeid in materiële welstand. Deze jongeren maten zichzelf een collectieve, kritische identiteit aan.

Die zetten ze om in een maatschappelijk engagement met een politieke dimensie, bij uitstek gesymboliseerd door enkele hevige studentenrebellieën. Het meest bekende voorbeeld vormt de Parijse opstand van mei 1968 waarbij studenten en ontevreden arbeiders het politieke systeem bijna konden omverwerpen. In de USA vermengde het ongenoegen zich met de Afro-Amerikaanse strijd om burgerrechten en verzet tegen de Vietnamoorlog. De moorden op charismatische figuren zoals Robert Kennedy (broer van J.F. Kennedy) en Martin Luther King zweepten de gemoederen nog op.

Hun inspiratie vonden ze meestal ter linkerzijde, maar gedistantieerd van klassiek links. Nadien zou deze generatie opgaan in het establishment, op enkele gewelddadige groeperingen zoals de Duitse Bader-Meinhofgroep of de Italiaanse Rode Brigades na.

Een aparte vermelding verdient het feminisme, de strijd voor vrouwenrechten. Vroegere generaties hadden al het stemrecht gerealiseerd. Vanaf de jaren ’60 bood de burgerrechtenbeweging inspiratie voor een nieuwe, militante fase met een focus op gelijke deelname aan economie en samenleving. Dit gebeurde niet toevallig op een moment dat veel vrouwen de arbeidsmarkt instroomden en de opkomst van anticonceptie en mogelijkheden tot abortus hun autonomie vergrootten.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen