Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

HANDELSSTROMEN EN NETWERKEN 1500-1800

 brede waaier aan handelsactiviteiten

  • stedelijke behoeften: boeren uit het omringende platteland
  • grotere centra kregen hun goederen via tussenpersonen
  • stad diende als markt voor goederen die de plattelandsbevolking nodig had
  • marskramers

 grootste gedeelte handelsvolume bestond uit verkeer van basisgoederen zoals graan, hout en baksteen

  • hoge transportkosten zorgden voor grote prijsverschillen tussen lokale producten en geïmporteerde
  • meer intensieve internationale handelscontacten
  • men probeerde zoveel mogelijk zware en volumineuze goederen via zee of waterwegen te vervoeren

 interregionale handel bleef niet beperkt tot luxegoederen:

  • vanaf 15e E importeerden de Nederlanden rogge vanuit de Baltische streken
  • 17e E: graan werd belangrijkste handelsgoed voor Holland
  • in de loop van de Vroegmoderne Tijd sloten Engeland, Frankrijk, Spanje en Italië zich aan bij dit netwerk van de graanmarkt
  • verder ook: ossenhandel, lakens, …
  • Italië exporteerde op grote schaal nijverheidsgoederen naar alle delen van Europa
  • Wijn en zout werden vanuit Frankrijk, Rijnland en MZgebied geëxporteerd
  • Metalen werden dichtbij hun ontginningsgebied bewerkt maar er ontwikkelde zich ook een langeafstandshandel omwille van de grote vraag
    • Duitse handelshuizen Fugger en Welser hebben hun kapitaal aan de koper- en zilverbewerking te danken
    • Vanaf de 17e werd Zweden de hoofdproducent van koper en ijzer, in de 18e E werd dat Engeland

 internationale handel:

  • Venetië en Genua hadden handelscontacten met het Ottomaanse rijk en voorzagen Europa van Aziatische producten als specerijen, zijde en andere luxeproducten
  • Portugese ontdekking vd zeeroute naar de Indische Oceaan verbrak dat monopolie, en later voegden ook de Nederlanden en Engeland zich bij dit circuit
  • Ontdekking vd Nieuwe Wereld
    • 16e E: zilver
    • 17e E: suiker, katoen, tabak
    • havensteden langs Atlantische kust begonnen ook belangrijke rol te spelen

 Europees handelsnetwerk functioneerde als basis van de ontwikkeling vd kapitalistische wereldeconomie

  • beschreven door Braudel: Civilisation matérielle, économie et capitaliste
  • inspireerde Wallerstein: a Modern World: wederzijdse afhankelijkheid kern-periferie in de wereldeconomie
  • één commercieel en financieel centrum in een wereldeconomie:

 16e E: Antwerpen

  • stapel- en distributiecentrum van Engels laken, Centraal-Europese metalen en Portugese specerijen
  • later ook Italiaanse zijde, Spaanse wol en wijn
  • ook belangrijk centrum van nijverheidsgoederen zoals textiel en luxegoederen zoals tapijten en juwelen
  • 1531: oprichting beurs
  • Opstand tegen Spanje was het einde voor de Antwerpse hegemonie (1568)

 17e E: Amsterdam

  • was al in de 16e E de belangrijkste havenstad van Holland
  • veel handelaars vluchtten eind 16e E naar Amsterdam met hun kapitaal, technologische kennis en handelscontacten
  • bloeiperiode tijdens de bloeiperiode vd Republiek
  • 1609: wisselbank – 1613: beurs
  • zetel van zowel de VOIC als de WIC

 18e E: Londen

  • mercantilistische handelspolitiek van Engeland
  • unieke positie als enige Engelse grootstad
  • > 500 000 inwoners

Mercantilisme

 internationale handel is de belangrijkste bron van inkomen, daarom moeten er hoge invoerrechten gehoffen worden op afgewerkte buitenlandse producten en subsidies aan binnenlandse producten van overheidswege

 nationale rijkdom wordt gemeten via een positieve handelsbalans

 bloeitijd; 17E E

  • Engeland 1651: Act of Navigation
  • Frankrijk: colbertisme
  • Pruisen; kameralisme, naar adviseurs vh Kammercollegium
Lees meer...

in loop van 17e E: fundamentele veranderingen

  • mercantilistische politiek vd centrale overheden
    • opleggen van hoge invoerrechten & andere protectionistische maatregelen
    • oprichten van staatsbedrijven
    • steunen van rpivé-ondernemingen met renteloze leningen en subsidies
  • verschil: in Noordwest-Europa vooral gericht op industrie, in Centraal-Europa op de landbouw en in Engeland op de handel
  • nieuwe nijverheden werden ontwikkeld en gestimuleerd om afhankelijkheid van import te minimaliseren

 tabaks, suiker en katoennijverheden

 Gent: katoenindustrie groeide dankzij fusijnweverijen en katoendrukkerijen

 Derby: zijdemolen van 5 verdiepingen

 protectionistische maatregelen verzwakten echter de concurrentiegeest en belemmerden economische vooruitgang in vele staten

 Vlaamse tapijtindustrie werd zwaar getroffen door de portectionisctische maatregelen van andere landen

Lees meer...

Ambachten in 16de eeuw

 ambacht = geprivilegieerde organisatie van stedelijke handwerklieden of handelaars die zich toeleggen op het produceren en verhandelen van een bepaald type ve product of actief waren in een bepaalde sector

 bezaten lokale privileges:

  • Leden vh ambacht hadden monopolie op productie en verkoop van een bepaald product tot vb een mijl rond de stad (Gent)
  • Onderhoud van ouderen, werklozen en werkonbekwame leden
  • Forum voor culturele activiteiten
  • Vaak politieke macht en hoog sociaal aanzien
  • Weerden concurrentie binnen en buiten de stadsmuren, echter niet zo streng als vaak wordt gedacht

 reglementeerden werk binnen het ambacht, bepaalden kwaliteitsnormen en boden bescherming tegen concurrentie

 grondstoffen en werktuigen vaak aangekocht via Kaufsysteem (kooplui konden het proces dus heel gemakkelijk controleren)

 meerderheid van de vroegmoderne corporaties waren ambachten

 Gent: 16e E: 58 officiële ambachtsgilden en 16 officiële beroepsgilden

 beroepsgilden: hoofdzakelijk religieuze functie + geen politieke vertegenwoordiging in de stad

 ambachten waren hiërarchisch georganiseerd

  • meester: leider vh werkatelier + eigenaar vd grondstoffen en werktuigen
  • gezellen en leerjongens (minder gunstig statuut)
  • toegang tot meesterschap gereglementeerd + meesterproef na x antaal jaar (vaak gemakkelijker voor de zoon vd meester)
  • ontaardden in loop van VMT in gesloten oligarchieën

 afgeschaft in NLen onder Frans bewind: wet Le Chapelier

  • kapitaalkrachtige ondernemers wilden grotere werkplaatsen

 bestonden wel: bvb. Atelier van Plantijn: 5000 arbeiders !

  • hinderpaal voor economische vooruitgang

nog tot in 19e E verder bestaan in Duitsland

Lees meer...

STEDELIJKE NIJVERHEID 1500 – 1800

 merendeel vd vroegmoderne nijverheid vond plaats in de steden

  • grootste tak: textielnijverheid
  • handelsarbeiders in voedingssector, bouwsector; metaal- en houtbewerking, ..
  • meeste centra hadden ambachtelijke nijverheid voor lokale markt en gestandaardiseerde fabrikaten voor export
    • textielsteden als Brugge, Gent en Leiden
    • metaalverwerkende centra als Nuremberg en Luik, Solingen en Sheffield
    • Venetië en Antwerpen: grotere handelscentra

 glasbewerking

 drukkunst

 ruimtelijke verschuivingen in industrieel landschap van VMT

  • economische macht steden werd aangetast door laatmiddeleeuwse crisis
    • enkel Nederlanden & Italië konden steden stand houden

 werden belangrijke exportcentra voor de buitenlandse afzetmarkt

  • tijdens 16eE: terug stijging productie en tewerkstelling in andere delen Europa
    • grote bevolkingsgroei
    • stijgende vraag vanuit kolonies
    • toenemende handelsactiviteiten
  • einde 16eE: opnieuw crisis
    • einde aan expansiefase
    • stijgende voedselprijzen
    • beperkingen vd agrarische productiviteit
    • achteruitgang vraag naar industriële goederen
    • 17e E: nijverheid gaat nog meer achteruit

 organisatie vd nijverheid ij Europa

  • corporatief
  • niet-corporatief
  • arbeidsstructuren in VMT gekenmerkt door grote diversiteit
  • Catharina Lis & Hugo Soly: ambachtslui en hun gezinnen kwart tot een derde vd totale bevolking

 Gent: 18e E: 50 %

  • ambachtswezen als typisch kenmerk vd stedelijke nijverheid in de
  • VMT
Lees meer...

RURALE NIJVERHEDEN 16de -18de eeuw

 nijverheid op het platteland kon zich voor 16e E niet ontwikkelen omwille van de sterke economische en politieke positie vd steden

 politiek centralisatieproces beperkte de stedelijke macht vanaf de 16e en 17e E

 platteland kreeg volop de kans om naast de landbouw ook andere economische activiteiten te ontplooien

 ondernemers hadden voordeel bij het verplaatsen vd productie naar het platteland

  • inschakeling van goedkopere arbeidskrachten
    • dalende concurrentiële prijzen
    • grotere winstmogelijkheden
  • afwezigheid van georganiseerde vormen van arbeid
    • flexibiliteit met vraag en aanbod
    • meer bewegingsruimte en mogelijkheden bij onderhandelingen
  • platteland : vooral productie van goedkopere producten waarvoor weinig technische vaardigheid vereist was
  • stad: duurdere en gecompliceerdere goederen

+ verkoop, distributie en afwerking van plattelandsgoederen

 Twee organisatievormen in rurale industrie

  • Verlag-systeem
    • putting-out systeem
    • organisatie productie gedirigeerd door stedelijke ondernemers
    • kapitaal, werktuigen en grondstoffen in ruil voor het gewenste product te produceren
    • vnl. In nabijheid van stedelijke centra : grotere controle en lagere transportkosten
  • Kaufsysteem
    • rurale huishoudens namen zelf productie in handen
    • grondstoffen werden gekocht voor eigen rekening, verwerkt en eindproduct doorverkocht
    • goedkopere grondstoffen en lokale productie: vb. Linnen

 17e en 18e E: hoogtepunt vd rurale industrieën in Europa

  • steeds meer plattelandshuishoudens legden zich toe op de productie van industriële goederen
    • Vlaanderen: aantal huishoudens met weefgetouw en spinnewiel van 40-50 % naar 70-80% eind 18e E
    • Totale productie van lijnwaad verdubbelde tusen 1610 en 1760

 Proto-industrie

  • wordt op niveau vd huishoudens gecombineerd met landbouwactiviteiten
  • voordelen voor plattelandsbevolking
    • mogelijkheid tot aanvullend inkomen in wintermaanden
    • stijgende belastingen kon men blijven betalen dankzij de extra inkomsten
    • ook vrouwen en kinderen in het arbeidsproces
    • economische activiteiten die weinig of niet afhankelijk waren van natuurlijke omstandigheden

 regio’s met slechte bodemkwaliteit of bereikbaarheid werden minder benadeeld

  • effecten vd proto-industrie
    • kortstondige stijging v welvaart
    • bedrijfsversnippering
    • stimuleren vd bevolkingsgroei
    • kinderarbeid en creatie v permanente arbeidsvraag stimuleerden de overgang naar een industriële arbeidsklasse
    • leidt niet noodzakelijk tot industrialisering !!

 bleven soms naast elkaar bestaan

 metaal- en steenkoolnijverheid

  • sterk toegenomen vraag naar metaal en goedkope brandstof
  • 16eE: belangrijke technische vernieuwingen
    • intensievere, diepere en langere mijnontginning
    • eerste industriële revolutie ?
  • hoge kapitaalintensiteit
  • productie in haden v overhedne, adel en ondernemers zoals de Fuggers
  • geografisch eerder beperkt
Lees meer...

Nijverheid 1500 -1800

 1550: agrarische sector nog de grootste bron van tewerkstelling en activiteit op het platteland

  • 90% vd huishoudens waren afhankelijk vd landbouw
  • arbeidsorganisatie verschilde van de steden:
    • huisnijverheid ipv corporaties
  • expansie vd nijverheid in Noordwest-Europa vooral dankzij
    • actieve overheidspolitiek vanaf 17e E
    • stijging vraag naar consumptiegoederen vanaf 18e E
Lees meer...

EXPLOITATIESYSTEMEN EN LANDBOUWTECHNIEKEN 1500-1700

 grote onderlinge verschillen tussen de Europese regio’s

 producenten bezaten zelf het grootste deel vh land:

  • gronden oorspronkelijk van adel, Kerk, hogere ambtenaren en stedelijke handelaars
  • gebruikers konden in ruil voor een jaarlijkse vergoeding (= cijns) vrijwel volledig onafhankelijk over de grond beschikken

 verdelen over erfgenamen, hypothekeren, verkopen, verpachten..

  • ook veel gronden in pacht uitgebaat
  • pachters zowel sociaaleconomisch als politiek belangrijke rol
    • politieke vertegenwoordigers
  • in regio’s met hoge urbanisatie waren ook stedelingen eigenaar vd gronden
  • echter: pachtprijzen stegen sneller dan de landbouwopbrengsten  veel winst ging dan ook naar de stedelingen
  • Zuidelijk Europa: mezzadria of métayage

 overeenkomst eigenaar-pachter waarbij ook een deel vd bewerkingsmiddelen ter beschikking worden gesteld in ruil voor een deel vd productie

 dit systeem remde echter de economische groei vh platteland

 meeste West-Europese landen werkten begin VMT nog met het drieslagstelsel

  • maar 2 keer geoogst op 3 jaar
  • resultaten waren beperkt en niet voldoende om de groeiende bevolking te voeden

 grote afhankelijkheid van menselijke en dierlijke energie

 laat 16e –vroeg 17e E: nieuwe landbouwtechnieken in Nederlanden en Engeland

  • navruchten zoals klaver en rapen in teeltplan

 groei mest- en zuivelproductie

  • nieuw rotatiesysteem: ook uitputtende gewassen zoals vlas voor linnen (rest in HB)
Lees meer...

STERFECIJFERS 17de, 18de eeuw

 zwakke fysieke toestand van vroegmoderne bevolking oa merkbaar aan grote aantal handicaps en kleine lichaamsgestalte

 levensverwachting bij geboorte: 25 tot 35 jaar ( 20 % zuigelingen sterft voor 1e levensjaar)

  • slechts ½ van iedere generatie bereikte volwassen leeftijd
  • besmettelijke ziekten door primitieve watervoorziening, gebrekkige afvoer fecaliën en geringe lichaamshygiëne + chronische ondervoeding en minderwaardig voedsel vb. Tyfus en dysenterie
  • grootschalige vitaminetekorten
  • groot infectiegevaar omwille van hoge bevolkingsdichtheid en gebrekkige hygiëne in steden
  • sterftecijfer verschilde van jaar tot jaar, maar was het ergst in geval van epidemieën, hongersnoden en oorlogen en zeker als deze samenvielen

 tijdens 2e helft 18E E komen sterftepieken steeds minder voor

  • schaarste en hongersnoden reeds zeldzamer vanaf 1750
  • einde vd vele moorddadige epidemieën
  • minder oorlogsgeweld
  • geleidelijke afname vd gewone sterfte
  • Thomas Mc Keown: stijging vd welvaart en dus de kwaliteit vh voedsel

 koopkracht daalde met het sterftecijfer: geen verband met voeding

  • centrale overheid ging gezondsheidsaangelegenheden regelen + werkte vanaf 19e E aan het hygiënisch bewustzijn op structurele wijze en met meer financiële middelen

Edward Jenner

 Engelse arts die aan de basis ligt van één vd belangrijkste medische vernieuwingen ooit: het principe van de vaccinaties

 koepokkenvaccin zorgde voor levenslange bescherming tegen de pokken

 het enige virus dat vandaag de dag volledig is uitgeroeid en vd aardbol is verdwenen

Lees meer...

CONSUMPTIEPATRONEN pre-industriële samenleving

 consumptiepatroon in pre-industriële samenleving gericht op verwerven van voldoende voedsel om te overleven

  • arbeidersbudget werd voor 70% gespendeerd aan voeding
  • weinig aandacht voor decoratie of individualisering in arbeidersmilieus

 trading down: overschakelen op goedkopere (doch minderwaardige) middelen vb. Van tarwebrood op roggebrood

 doorsneedieet werd bepaald door geografische, klimatologische en financiële omstandigheden + agrarische specialisatie en commerciële netwerken

 leningen en consumptiekrediet:

  • vb joden en Lombarden
  • kredietverstrekking door particulieren werd van overheidswege verhinderd om woeker (christelijke zonde) tegen te gaan
  • oprichting van pandjeshuizen
  • Bergen van Barmhartigheid van Wenceslas Cobergher, financier en hofarchitect van aartshertogen Albrecht en Isabella
  • Mogelijkheid van geld te lenen was buffer tegen armoede

 verschuiving vh consumptiepatroon vanaf midden 17E E

  • Consumptierevolutie: materiële cultuur onderging fundamentele verandering
  • Nieuwe producten en goederen in huishoudens
  • Luxegoederen:
    • koffie, thee, chocolade
    • spiegels, schilderijen, meubels
    • lichter linnen en katoen ipv wollen stoffen
  • wijzigingen deden zich eerst voor in de steden
  • inrichting van een woning volledig anders in 1800 tussen 1500
  • evolutie naar goedkopere, brozere producten van mindere kwaliteit
  • populuxe goederen vnl. In rijke bovenlaag en middengroepen
  • paradox : daling koopkracht ?
    • herschikking vd arbeid in huishoudens
    • ook vrouwen- en kinderarbeid
    • veel huishoudtaken werden uitbesteed
  • vraag naar nieuwe goederen had grote gevolgen op vlak van distributie- en verkoopspraktijken
    • aantal winkels en markten stijgt + leurhandel wint aan belang
    • eerste vormen van reclame
    • winkelen wordt een sociaal evenement
Lees meer...

PRIJZEN EN LONEN 1300 – 1900

 koopkracht gevolgd ahv prijs- en loonreeksen

 vnl. Broodgranen

  • prijzen index van Henry Phelps-Brown en Sheila Hopkins : PHB-index vanaf 13e E in Engeland

  • scherpe prijsstijgingen kenmerkend voor de 16e en 18e E

 16e E als die van de eerste grote prijsinflatie in de Europese geschiedenis

  • ongecontroleerde geldschepping
  • te sterke bevolkingsaangroei
  • aanvoer van grote voorraden edelmetaal uit kolonies (geld toen nog intrinsieke waarde)

Wet van Gresham

 verklaring voor verstoringen in geldcirculatie

 treedt op wanneer feitelijke waardeverhouding tussen 2 munten niet meer overeenkomt met de vastgelegdeprijsverhouding

bad money drives out the good :Thomas Gresham

 voor meerderheid bevolking gevolgen prijsinflatie zeer ernstig

  • groot aanbod aan werkkrachten, lage arbeidsvergoedingen
  • koopkracht daalde tot op dieptepunt
  • massaal verkopen van onroerend goed

 vb familie della Faille: kocht grond en huizen op, verworf veel prestige en uiteindelijk zelfs een adellijke titel

 loonevolutie in VMT:

  • weinig schommelingen
  • aanpassingen pas na interval van maanden of jaren: koopkracht werd dan ook vaak uitgehold bij misoogsten
  • grote looninertie op pre-industriële arbeidsmarkt
  • zelfstandigen waren afhankelijk van wat ze voor hun goederen kregen

 reële lonen vs. Nominale lonen

  • reële lonen worden omgezet in hoeveelheden broodgranen die de tijdgenoot daarmee kon kopen
  • gemiddeld dagloon was goed voor 10 l tarwe

 reconstructie van de vroegmoderne loonontwikkeling moeilijk omwille van tijdelijke en seizoensgebonden karakter van de pre-industriële arbeidsmarkt

  • sectoren als textielnijverheid betaalden soms uit in stuklonen
  • er werden bij een gunstige conjunctuur vaak bonussen uitgedeeld

 fiscale druk in de VMT

  • oorlogsverzuchtingen vd vorst dienden (cash!) te worden gefinancierd
  • heerlijke verplichtingen en kerkelijke tienden
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen