Menu

Ivan Petrovich Pavlov (1849-1936) (p 443)

Pavlov wilde aanvankelijk priester worden maar ronde de opleiding niet af ging natuurkunde studeren in St. Petersburg. Van grote invloed was Darwin en Sechenov’s Reflexes of the Brain. Volgens Sechenov (die erachter kwam dat het brein via zenuwbanen andere onderdelen aanstuurt) kan de menselijke geest begrepen worden als de reflexen van het brein onderzocht zijn. Pavlov nam deze stelling over.

Pavlov studeerde af met zijn onderzoek naar de hartzenuwen waarin hij aantoonde dat niet alleen de snelheid maar ook de hoeveelheid werden geregeld door dezelfde zenuw. Na 3 jaar in Duitsland had hij 4 zware jaren in Rusland te verduren. Dit eindigde met zijn aanstelling op de militaire academie in St. Petersberg.

Hij zocht naar ingangen van fysiologische systemen (hart, darmen, cortical). Om te voorkomen dat zijn honden doodgingen werden zij zeer goed behandeld: niet één geval van infectie kwam bij Pavlov voor in een tijd zonder antibiotica. Zo zorgde hij er voor dat een miniatuur maag werd geplaatst aan de buitenkant van de hond. Hij zag dat ondanks dat er geen voedsel in het verteringsysteem terechtkwam er wel maagsappen werden aangemaakt. Een bewijs van een hogere functie in het brein, Pavlov noemde dit ‘psychical reflex’.

Hij zag ook dat zijn honden al vloeistoffen gingen aanmaken voordat ze aten, zelfs als ze de voeder konden horen was dit al voldoende. Dit effect noemde Pavlov ‘psychical stimuli’. Pavlov gebruikte verschillende conditioned stimuli (CS): metronomen, piepers, warmte instrumenten. De reactie noemde hij de conditioned reflex (CR). Ook kwamen ze erachter dat een metronoom op 90 slagen per minuut ook een CR geeft bij 80 of 100 per minuut. De ‘generalization gradient’. Als de CS te vaak zonder voedsel wordt gepresenteerd dan verminderd de CR, iets wat zij ‘extinction’ noemden. Ook als bijv de metronoom met 100 b.p.m (CS+) met voedsel gegeven werd en 60 b.p.m. (CS-) niet bleek dat de honden bij CS- geen sappen aanmakten en bij CS+ wel. Ook konden de honden onderscheid maken tussen een versnellende en langzamer wordende metronoom.

Toen onderscheid werd gemaakt tussen een ellips en een cirkel waarbij de ellips steeds ronder werd vertoonde de hond opeens neurotisch gedrag. Toen zijn honden bijna verdronken door een overstroming werden zij ook neurotisch bang voor water. Pavlov raakte hierdoor erg geïnteresseerd in neuroses en psychoses.

Pavlov onderscheidde 4 soorten honden: 1) optimisch (sterk, levendig, actief), 2) Melancholisch (langzaam en depressief), 3) Prikkelbaar (onstabiel en onstuiming), 4) Onaandoenlijk (inert en langzaam). Pavlov zag het belang in van jeugdige ervaringen.

Pavlov had niets met de bolsjewieken maar zij wel in hem, hij leverde het bewijs dat de mens geconditioneerd kan worden. Waarschijnlijk steunde hij later de bolsjewieken door hun angsten voor Duitsland.

Pavlov deed nog veel meer onderzoek met andere dieren maar dit is over het algemeen minder bekend. Zo ook met apen en Köhlers insight learning. Pavlov had echter meer op met Thorndike’s trial-and-error.

Pavlov was een strenge, punctuele man. “Happiness is nothing, the dogs mean all” zou hij gezegd hebben. Vaak beledigde hij mensen maar Pavlov zij dat zijn gedrag gelijkstond aan de geur van de honden in het lab; het hoort erbij en moet genegeerd worden.

Lees meer...

Recent Developments in Intelligence Testing (p 439)

Earl Hunt ontwikkelde een cognitive-correlates approach waarbij testscores afhangen van cognitieve taken (bijv. geheugen scannen en het matchen van letters). Zijn aanpak wordt ook wel de cognitive-components approach genoemd.

Thurnstone gaat ervan uit dat intelligentie van meerdere factoren afhangt (kennis acquisitie en prestatie factoren). Een oligarchisch model aldus Spearman, die intelligentie unitary noemt. Zo zijn er nog meer dingen maar boven alles: intelligentietesten waren controversieel, zijn controversieel en zullen dat nog lange tijd blijven.

Lees meer...

Robert Mearns Yerkes (1876-1956) (p 424)

Robert Yerkes was een pioneer in de comparatieve psychologie. Hij deed diverse onderzoeken met apen wat leidde tot zijn werk The Great Apes in 1929.

Yerkes, Hall, Thorndike, Watson en Cattel met nog 4 anderen onderzochten pyschologische toepassingen in het leger tijdens de 1ste WW. Ze moesten testen maken die: 1) als groep afgenomen konden worden, 2) boerenverstand als meeteenheid, 3) moet voor alle lagen (eenvoudig tot zeer moeilijk), 4) moet in een uur te maken zijn en objectief te bescoren.

Er kwamen 2 testen, de Alpha voor literaire personen en de Beta voor analfabeten en buitenlanders. Toen het testen stopte in 1919 waren zo’n 1.723.000 mensen getest. Hierop volgende meer massatesten, zo waren er 7 miljoen kinderen getest gedurende de dertiger jaren met de National Intelligence Test for Children. De daadwerkelijke effecten van de testen was klein, slechts 0.005% van de soldaten werden mentaal niet capabel geacht om in het leger te werken, en vaak werden deze aanbevelingen genegeerd. De link tussen lage testscore en lage soldaatwaarde stond voor het leger niet vast. Wel waren de militaire testen een doorbraak van de psychologie in de praktijk.

In het rapport over deze testen bleek dat de gemiddelde mentale leeftijd van alle soldaten op 13 jaar lag, hiervoor werd aangenomen dat het gemiddelde 16 was. 13 was de leeftijd die als zwakzinnig wordt uitgelegd. Dit feitje kwam al snel in het nieuws en veroorzaakte veel oproer.

Goddard geloofde niet in gelijkheid en miljoenen dollars zouden verspild worden aan scholing. Deze conclusie was opvallend omdat de test score en aantal jaren aan opleiding met .81 correleerden. Door velen werden zijn bevindingen verwelkomd.

Charles Brigham onderzocht de gegevens uit de legertesten en vond dat mentale leeftijden uit centraal Europese en mediterrane landen lager lag dan die uit noord Europese landen. Aanbevolen werd iedereen te weren behalve immigranten uit noord europa. Deze racistische stellingen hadden gewicht omdat de mensen die dit riepen gerespecteerde wetenschappers waren.

Het grootste tegengeluid kwam van de journalist Walter Lippmann. Hij zei dat de omgeving belangrijk was voor de mate van educatie en dus intelligentie. Verder viel hij het leeftijds model aan. Terman viel Lippmann stevig aan, hij zette Lippmann weg als een ongeïnformeerd persoon.

Lees meer...

Lewis M. Terman (1877-1956) (p 418)

Lewis Terman kon makkelijk meekomen op school en werd op een gegeven moment onder de aandacht van Hall gebracht die hem naar Clark University bracht. Toen Terman mentale testen wilde gebruiken in zijn thesis wilde Hall hem niet meer begeleiden. Na het behalen van zijn diploma kwam hij in Stanford terecht.

Op Stanford onderzocht hij de sterke en zwakke punten van de Binet-Simon test en publiceerde een revisie in zijn The Measurement of Intelligence. Deze test werd snel overgenomen door psychologen. Hij 1) standaardiseerde op basis van 10.000 individuën, 2) gebruikte IQ i.p.v. leeftijden, 3) verlegde de leeftijd van de test naar 5-16 jarigen en 4) gaf duidelijke instructies bij het afnemen van de test. Hij bleef echter niet tevreden over zijn revisie en bleef onderzoeken naar de validiteit van test items. In 1937 maakte hij een 2de revisie.

Hij begon een onderzoek naar hoogbegaafde kinderen. Dit onderzoek loopt nog altijd. Het doel was te onderzoeken wat voor mensen hoogbegaafde kinderen worden. 661 kinderen waren uitgekozen met een gemiddeld iq van 151. Informatie over achtergrond, persoonlijkheid, karakter, interesses verzamelde Terman. Ook bleek hun lichaamsbouw groter te zijn dan andere kinderen. In de vervolgstudies bleven de personen hoog presteren (beste 1%). Opvallend was dat 42% van de vrouwen op 40-50 jarige leeftijd fulltime posities hadden, in die tijd opmerkelijk. Toen ze in de 70tiger jaren waren bleken velen nog goed mentaal mee te kunnen.

Kritieken waren 1) steekproef was niet representatief (achtergrond), 2) ze voelden zich speciaal, werden beïnvloed doordat ze proefpersoon waren, 3) Terman was veel betrokken in hun leven, 4) vergelijkingen met controle groep zijn summier, 5) ook de prestaties van de betrokkenen worden in twijfel getrokken.

Lees meer...

Henry H. Goddard (1866-1957) (p 404)

Goddard en Lewis M. Terman waren degenen die intelligentietesten naar Amerika brachten. Goddard vertaalde de Binet-Simon test en teste deze onder 2000 leerlingen van New Yersey scholen, de test kwam in het algemeen overeen met de resultaten van de leerlingen.

Goddard onderzocht de diagnose van zwakzinnigen en wilde zwakzinnigen uit de psychiatrie naar het psychologisch domein halen.

Gregor Mendel was een monnik die hoogst geïnteresseerd was in planten en dieren. Hij kruiste honingbijen in de hoop een aardige productieve bij te krijgen, helaas kreeg hij het tegenovergestelde. Hierna onderzocht hij erwtplanten, in totaal onderzocht hij 10.000 planten en 300.000 erwten. Zijn kruisingen deed hij bijvoorbeeld met planthoogte: hij scheidde de kleine van de grote. Dit leverde hem inderdaad grote planten op. In de 2de generatie bestuifde hij de normale planten met die van zijn kruising. Er bleek een redelijk omvangrijke minderheid aan kleine planten tussen te zitten. Hieruit concludeerde hij dat planthoogte uit 2 onderdelen bestaat, één van beide planten (nu genen). Een kwart behoorde tot deze kleine groep.

Voor Goddard was deze bevinding toepasselijk op veel meer factoren, waaronder intelligentie. Hij vond een familie die hij de Kallikaks noemde. Deze bestond uit een ‘goede’ en ‘slechte’ kant. Van de slechte kant waren van de 7 personen 5 zwakzinnig. In latere generaties waren deze verschillen nog aanzienlijker. Zwakzinnigheid was erfelijk volgens Goddard.

Zijn studie kende veel kritiek: 1) duurde slechts twee jaar wat erg kort is voor zo’n omvangrijk onderzoek, 2) assistenten hadden geen idee van erfelijkheid, 3) weinig objectieve testen, 4) zwakzinnigheid en criminaliteit werden gelijkgesteld, 5) zwakzinnigheid komt voort uit 1 afwijkende geen is niet plausibel, 6) omgevingsfactoren werden genegeerd. Zelfs de fotos van de goede en slechte kanten van de familie zouden bewerkt zijn om de conclusies te ondersteunen.

Het sterelisatieplan om zwakzinnigen, epileptische mensen, criminelen en gestoorden werd gesteund door o.a. Yerkes, Thorndike, Terman, Alexander Graham en Walter B. Cannon. Dit leidde tot vele sterilisaties tot aan 1960.

Rond 1910 kwamen veel immigranten naar Amerika (meer dan een miljoen per jaar). Deze immigranten kwamen vaak uit vreemde gebieden en kregen te maken met discrimatie. Op Ellis Island werd 2% teruggestuurd op basis van hartproblemen, zwangerschap, achterlijkheid en gestoordheid. Vooral deze laatste twee vroegen om een diagnostische aanpak. Goddard werd gevraagd om langs te komen en hij pikte enkele goedgekeurde immigranten uit, teste hen en bleek deze zwakzinnig te bevinden. Goddard negeerde het commentaar van de vertaler dat ze de vragen niet kónden beantwoorden. Goddard werd hierna gevraagd meer controles te verrichten en Goddard beweerde 90% van de zwakzinnigen op basis van uiterlijk er uit te kunnen pikken. Ongeveer 80% van de immigranten die de Binet-Goddard test deden bleken deze niet te halen.

In zijn latere onderzoek onderzocht hij hoogbegaafde kinderen. Het Cleveland programma haalde hoogebegaafde kinderen naar één school en gaf hen hier veel vrijheid en deden vele uitgebreide artistieke producties en bezochten musea en industriële complexen. In een naonderzoek bleek deze groep hoog gestudeerd te zijn en weinig problemen met werkeloosheid te hebben (ten tijde van de crisis).

Lees meer...

Alfred Binet (1857-1911) (p 396)

Binet ontwikkelde de eerste psychologische schalen om intelligentie te meten. Binet onderwees zichzelf omdat hij een introverte persoonlijkheid had. Het nadeel aan gebrek aan universitair onderwijs is dat hij geen contact had met anderen en een gebrek aan kritisch denken. Later betaalde hij hier de prijs voor.

Binet ontmoette Charcot die hypnoses uitvoerde. De circulaire redeneringen van Charcot accepteerde Binet onvoorwaardelijk. Binet en Féré gaven hypnose demonstraties. Ze beschreven wat ze noemden transfer: het optillen van een arm kan worden verplaatst van de ene kant van het lichaam naar de andere kant door het gebruik van een magneet. Met één proefpersoon konden ze dit goed demonstreren: Wit. Hypnose gebruikten ze ook om angsten te verwijderen.

Ambrose-Auguste Liébault onderzocht hun claims en zag dat proefpersonen volledig op de hoogte waren van wat er moest gaan gebeuren en ze werden veelal op dezelfde proefpersoon (Wit) uitgevoerd. Toen Liébault zelf Binet’s en Féré’s claims in Nancy onderzocht maar zonder voorkennis en met verschillende personen kreeg hij dit niet voor elkaar. Uiteindelijk moesten Binet en Fréré hun standpunt wijzigen toen de effecten die ze aan de magneet toeschreven konden worden gereproduceerd door alleen suggestie en geen magneet. Binet ging door een diep dal maar wist zich hier uit omhoog te klimmen.

Binet onderzocht de ontwikkeling van zijn kinderen en het viel hem op hoe verschillende ze waren: de een was koel, gecontroleerd en de ander was impulsief en vrolijk. Jean Piaget ging later met dergelijke experimenten door.

Binet ging naar de Physiological Psychology bij Sorbonne waar hij productieve jaren had.

Toen Frankrijk universeel onderwijs ging geven aan alle 6-14 jarigen kwam het probleem hoe deze te selecteren voor vervolgonderwijs? Als lid van de Société Libre pour l’Étude Psychologique de l’Enfant deed hij onderzoek met Théodore Simon naar intelligentie. Hij gebruikte 7 categorieën aan testen: 1) associatie testen, 2) zin afmaak testen, 3) themas van een specifiek onderwerp (?), 4) plaatjes beschrijven en geheugentesten, 5) object tekenen en beschrijven, 6) cijfer herhaling en andere geheugen en concentratie testen, 7) morele testen. Hun eerste testreeks bestond uit 30 testen en voerden ze uit bij een groot aantal kinderen met als doen mentaal zwakken te vinden. In 1908 brachten ze een revisie uit, 14 originele testen bleven bewaard, 7 wijzigden ze en 33 nieuwe testen kwamen erbij. Uit deze testen haalden ze een leeftijdsniveau, Binet en Simon noemden het mental level (niet mental age). Stern bracht uiteindelijk de IQ als meetniveau; iets waar Binet en Simon principiële tegenstanders van waren. De Binet-Simon testen waren een succes en massatesten waren aan de orde van de dag. Intelligentietesten worden beschouwd als één van de grootste psychologische bijdragen aan de wetenschap.

Lees meer...

Pierre Broca’s Craniometry (p 393)

Broca onderzocht 292 hersenen van mannen en 140 hersenen van vrouwen. Omdat hij zag dat het gewicht van de hersenen van mannen hoger was dan die van vrouwen concludeerde hij dat mannen slimmer waren. In zijn onderzoek naar de prehistorische mens bleken deze verschillen minder groot en Broca concludeerde dat het verschil in intellect dus groter is geworden.

Dat mannen intelligenter waren dan vrouwen was een veel aangehangen gedachte in die tijd. Broca’s bevindingen bevestigden deze stelling en dit werd regelmatig aangedragen om vrouwen kiesrecht tegen te houden en educatie aan vrouwen te minimaliseren.

Fouten die Broca maakte was dat de leeftijden verschilden, oudere mensen hebben grotere hersenen en de gemiddelde leeftijd van de vrouwen van Broca lag lager dan die van mannen. Ook was Broca’s analyse van de prehistorische mens maar op slechts 7 mannelijke en 6 vrouwelijke schedels gebaseerd: een kleine steekproef voor zulke verregaande conclusies.

Lees meer...

Conclusion (p 391)

De functionalistische school bestaat niet meer maar het uitgangspunt is terug te vinden bij de meeste moderne psychologen. Zo zijn de meeste psychologen geïnteresseerd in de omgeving en hoe hier op wordt gereageerd/aangepast. De functionele school werd vervangen door de meer aggressieve en radicale beweging Behaviourisme van J.B. Watson.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen