Evolutie
- Gepubliceerd in Psychologie
- Reageer als eerste!
evolutionaire achtergrond van gedrag (evolutiebiologie)
evolutionaire achtergrond van gedrag (evolutiebiologie)
Griesinger (1817-1868) wetenschappelijke kennis te gebrekkig om alle gedragingen te reduceren tot hersenprocessen. (ook bijdrage psychologie en antropologie voor verklaring (abnormaal) gedrag). Vanuit reductionistische benadering abnormaal gedrag verklaren in biologische termen zoals abnormaal functionerende hersengebieden of bepaalde stoffen in het brein.
Succes biologisch onderzoek, dementia paralytica, aanvankelijk bizar gedrag en wanen. Later cognitieve disfuncties, waaronder geheugenverlies (dementia) en vervolgens neurologische uitvalsverschijnselen zoals verlammingen (paralytica)
Systematische benadering, ideaaltypische voor onderzoek naar biologische oorzaken psychische stoornissen: Vaststellen syndroom; opsporen biologische oorzaak syndroom; behandeling gericht op biologische oorzaak.
Tegenwoordig ligt in het onderzoek naar psychopathologie de nadruk meer op het samenspel van biologische en psychologische factoren.
heeft bruikbare bevindingen opgeleverd, die voortdurend leiden tot aanpassingen theorieën en hypothesen. Toch nog geen geïntegreerde theorieën opgeleverd (overkoepelende theorie: genetische factoren, neurotransmitters en hersengebieden). Wel gezorgd voor interesse in interactie biologische kwetsbaarheidfactoren en omgevingsvariabelen.
Nederlandse psycholoog Buikhuisen verrichtte onderzoek naar de rol van neurobiologische factoren in gedrag delinquenten:
(1) Verwijt delinquent gedrag te reduceren (reductionisme)tot medisch/biologisch probleem en daarmee voorbijgaan aan rol psychologische en maatschappelijke factoren bij tot stand komen van gedrag.
Wat dit verwijt betreft:
(2) Verwijt, biologisch onderzoek naar abnormaal gedrag leidt tot gevaarlijke be- handelswijzen (psychochirurgie) zijn inderdaad voorbeelden (frontale lobotomie)
Wat dit verwijt betreft:
Aan de geschiedenis kan men dus geen principiële argumenten tegen biologische benadering van abnormaal gedrag ontlenen.
stempel psychiatrisch patiënt is selffulfilling prophecy, betrokkene wordt door maatschappij als zodanig behandeld en komt meer in rol van psychiatrisch patiënt en gaat zich in overeenstemming met etiket gedragen. (oorzakelijke rol in ontwikkleing stoornis)
Stigmatisering ook als iemand met label psychisch ziek geen afwijkend gedrag vertoont. Volgens recentere theorieën beïnvloeden etiketten het verloop en de prognose van psychische stoornissen. Risico op stigmatisering blijkt per stoornis te verschillen. De ervaren stigmatisering verschilt per individu en varieert gedurende het beloop van de stoornis (niet altijd bewust dat je een psychische stoornis hebt of vanwege aandoening onvermogen tot waarnemen van subtiele stigmatiserende reacties)
Wat brengt stigmatiserende reacties teweeg:
(1) Direct waarneembare symptomen van psychopathologie (psychiatrische symptomen, sociale vaardigheidstekorten en fysieke verschijning)
(2) Diagnose van een psychische stoornis
3 aspecten van stigma:
Publiek stigma leidt gelukkig niet altijd tot zelfstigma:
3 strategieën ter bestrijding van publieke stigmatisering (psychische stoornis):
Contact met psychiatrische patiënt in combinatie met voorlichting is de meest effectieve strategie. Blijft echter moeilijk publieke stigma's te veranderen daarom richten op interventies die zelfstigma verminderen (beter wapenen tegen stigmatiserende ervaringen): (1) verschaffen informatie over aandoening en verloop (2) veranderen defensieve copingstrategieën die isolement vergroten (3) verbeteren sociale vaardigheden (4) versterken gevoel eigen waarde (5) activiteiten stimuleren die re-integratie bevorderen
Klinische psychologie, scientist-practitioner-model: kennis vergaard in relatie met klinische praktijk. Samenwerking wetenschappelijk onderzoeker en hulpverlener/therapeut resulteert in:
tweede aandoening of de stille ziekte omdat behalve de symptomen van de aandoening ook de reacties van anderen op de stoornis nadelig zijn voor het welbevinden en het functioneren.(ook van invloed op familie en vrienden psychiatrische patiënt)
(bij problemen waarbij individu zelf nog verantwoordelijk kan
worden gehouden, geen organische oorzaak maar verkeerd gelopen leerprocessen, geen stoornissen maar vaardigheidstekorten)
3 hoofdredenen prefereren boven medische model:
(bij stoornissen met aantoonbare organische oorsprong (somatische),
deze zijn vaak niet duidelijk aantoonbaar ook is er eerder sprake van afwijkingen van
psychosociale of ethische normen dan van medische afwijkingen, bovendien kan het
onbedoeld tot stigmatisering leiden)
Oorzaken psychische stoornissen in onderliggende mechanismen:
bij stoornissen die normaal verdeeld zijn en waarbij de eigenschap gepaard gaat met individueel lijden, bezwaarlijk is dat de grens tussen normaal en abnormaal arbitrair is en het model niet specificeert hoe ongewoon het gedrag moet zijn. Daarnaast kunnen extreme scores ten onrechte als pathologisch worden aangeduid)
model om cultureel gerelateerde factoren die van belang kunnen zijn systematisch inventariseren. Ter verbetering validiteit transculturele diagnostiek.
Fout-positieve diagnostiek vormt niet de enige verklaring voor gevonden hogere prevalentie van psychosen bij bepaalde groepen allochtonen ook discriminatie en de langdurige en stressvolle ervaring een buitenstaander te zijn bevorderen de ontwikkeling van psychotische symptomen.
niet westerse samenlevingen en etnische minderheidsgroepen in westerse landen.
hulpverlener interpreteert symptomen van psychopathologie als niet pathologische cultuurgebonden reactie
gedragingen en belevingen van cliënt ten onrechte opgevat als symptoom van psychopathologie
groep samenhangende symptomen.
houdt zich bezig met gedrag dat afwijkt van bepaalde norm (in negatieve zin) met name die lastig zijn voor de persoon zelf of zijn omgeving.
Afwijkingen kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van menselijk functioneren:
(1) Aspecten individuele persoon: gedrag, gedachten, belevingen (gevoelens)
(2) Relaties met andere mensen (sociale relaties): vaak weer repercussies voor gedrag,
gedachten en belevingen (gevoelens) individu
Abnormale gedragingen, gedachten en gevoelens kunnen alleen worden verklaard tegen de achtergrond van normale processen. Kennis van basisdisciplines noodzakelijk: Normale psychologische functies (waarnemen, denken, geheugen), normale ontwikkeling, sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie. Onderscheid normaal-abnormaal vaak onduidelijk (wanneer pathologisch en wanneer variatie op normaal gedrag?)
Verschil psychiater en klinisch psycholoog zit vooral in de opleiding:
(1) Psychiater: (meer verstand van biologische aspecten mentale stoornissen)
(2) Klinisch psycholoog: (empirisch onderzoek methodologisch beter onderlegd)
In oordeel over abnormaal zijn van gedrag laat men zich leiden door aspecten als persoonlijk lijden van betrokkene en de mate waarin gedrag het functioneren van de persoon en zijn omgeving belemmert. Deze aspecten zijn (Geen van de aspecten is voldoende of noodzakelijke voorwaarde om van abnormaal gedrag of psychopathologie te kunnen spreken):
(1) Persoonlijk lijden
(2) (Dis)functionaliteit, mate waarin gedrag dagelijkse functioneren en welbevinden van individu en anderen verstoort.
(3) Irrationeel en onbegrijpelijk
(4) Onvoorspelbaarheid en controleverlies (verlies aan zelfbeheersing, ontremd handelingen
danig in strijd met gangbare gedrag, of toeschouwer kent de oorzaak van het waargenomen gedrag niet en kan het op dat moment ook niet achterhalen)
(5) Opvallend en onconventioneel, eigen gedrag als maatstaf nemen. Alleen bij sociaal
onwenselijk gedrag is men geneigd het gedrag pathologisch te vinden.
(6) Ongemakkelijk gevoel bij andere teweegbrengt (observer discomfort), door overschrijden van ongeschreven regels, impliciete sociale verwachtingen (gepast gedrag). Impliciete regels (restregels) wordt men zich vaak pas bewust als iemand ze overschrijdt
(7) Overtreden van morele normen, moreel oordeel vellen over gedrag op basis van opvattingen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen. Daarnaast vergelijken met opvattingen hoe men idealiter in een moderne samenleving functioneert.